Uitspraak Nº 03/702593-12. Rechtbank Limburg, 2019-01-29

ECLIECLI:NL:RBLIM:2019:852
Docket Number03/702593-12
Date29 Enero 2019
RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht

Strafrecht

Parketnummer: 03/702593-12

Tegenspraak

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 januari 2019

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboortegegevens verdachte] ,

wonende te [adresgegevens verdachte] .

De verdachte wordt bijgestaan door mr. F.A.G.M. Landerloo, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 12, 14, 19, 20, 27 en 29 november 2018. Op 15 januari 2019 is het onderzoek ter terechtzitting formeel gesloten. De verdachte en haar raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2 De tenlastelegging

De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:

feit 1: al dan niet samen met anderen valse postzegels heeft gebruikt, te koop aangeboden, afgeleverd of in voorraad gehad;

feit 2: al dan niet samen met anderen een groot aantal natuurlijke of rechtspersonen heeft opgelicht door hun valse postzegels te verkopen;

feit 3: al dan niet samen met anderen een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van 1,8 miljoen euro en

feit 4: deel heeft genomen aan een criminele organisatie die onder meer tot oogmerk had het namaken of vervalsen van postzegels.

3 De voorvragen

De raadsvrouw heeft de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie bepleit, vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft dit verweer ter terechtzitting al verworpen, nu wel sprake is van een overschrijding, maar deze niet leidt tot niet-ontvankelijkheid. De rechtbank zal hier in dit vonnis daarom niet verder op in gaan.

Er zijn ook geen andere omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen. Bij het onderzoek ter terechtzitting is verder gebleken dat de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is en er geen gronden voor schorsing van de vervolging zijn.

4 De beoordeling van het bewijs
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat verdachtes rol niet beperkt is gebleven tot het alleen administratief ondersteunen van de medeverdachte [medeverdachte 1] in zijn bedrijf. Zij heeft wetenschap gehad van het feit dat via [naam website] vervalste postzegels werden verkocht en ze heeft daaraan meegewerkt. Zij wist dat de zegels via een alternatieve route binnenkwamen en dat door [naam bv 2] voor meer dan vier ton gefactureerd werd aan [naam website] voor geleverde zegels, terwijl die leveringen niet daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Zij ondertekende e-mailberichten, nam [medeverdachte 1] waar als hij er niet was, was bij zakelijke besprekingen aanwezig, nam beslissingen over advertentieruimte en was contactpersoon voor de klanten en affiliates.

Gelet hierop en gelet op de aangiftes van PostNL en de aangiftes van de personen zoals genoemd in de tenlastelegging acht de officier van justitie de feiten 1 en 2 grotendeels bewezen.

Voor wat betreft feit 2 kan er wat de officier van justitie betreft geen bewezenverklaring volgen voor de in de tenlastelegging genoemde aangevers [benadeelde 29] , [benadeelde 32] , [benadeelde 33] , [benadeelde 9] , [benadeelde 35] en [benadeelde 37] , nu bij deze personen geen door [naam website] geleverde zegels meer zijn aangetroffen.

Nu een en ander in georganiseerd verband plaatsvond en de verdachte een duidelijke rol hierin vervulde, vindt de officier van justitie feit 4 eveneens bewezen.

De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 3 vrijspraak gevorderd, nu er geen bewijs is voor betrokkenheid van de verdachte bij dit feit.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat bij de verdachte de wetenschap ten aanzien van de valsheid van de postzegels heeft ontbroken. De deskundigen hebben aangegeven dat de aangetroffen en door [naam website] geleverde zegels vals zijn. De deskundigen concluderen echter ook dat de valse zegels nauwelijks van echte zegels te onderscheiden zijn. De verdachte is geen expert in het herkennen van valse zegels. De verdachte was en kon daarom niet op de hoogte zijn van de valsheid van de zegels. Daarmee kan niet worden bewezen dat de verdachte het opzet heeft gehad op het verkopen van valse zegels, nu dit opzet ook niet uit andere feiten of omstandigheden kan worden afgeleid.

Dit betekent dat de verdachte van de feiten 1en 2 dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 2 stelt de verdediging zich bovendien op het standpunt dat, met het enkel verkopen van valse zegels, nog niet automatisch sprake is van oplichting.

De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 3 primair eveneens vrijspraak bepleit nu het opzet ontbreekt, omdat de verdachte geen wetenschap had van strafbare feiten en voorts dat geen sprake was van het verbergen of verhullen. Mocht de rechtbank toch komen tot een bewezenverklaring voor het witwassen dan heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het bestanddeel ‘gewoonte’.

Ook voor de subsidiaire variant van feit 3, het schuldwitwassen ziet de verdediging geen bewijs omdat de verdachte, anders dan door de officier van justitie is gesteld, niet op de hoogte was van de financiën van [naam bv 1] /...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT