Uitspraak Nº 03/704601-19. Rechtbank Limburg, 2020-07-30

ECLIECLI:NL:RBLIM:2020:5621
Docket Number03/704601-19
Date30 Julio 2020
RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht

Strafrecht

Parketnummer: 03/704601-19

Tegenspraak

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 juli 2020

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te Brunssum op [geboortedatum] ,

thans gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum van de P.I. Vught.

De verdachte wordt bijgestaan door mr. S. Weening en mr. J. de Bruin, advocaten, kantoorhoudende te Maastricht.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 22 juni, 23 juni, 30 juni en 1 juli 2020. De verdachte en zijn raadslieden zijn op die dagen verschenen. De officieren van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt en de verdachte heeft als laatste het woord mogen voeren.

Op 23 juni 2020 hebben de nabestaanden van de drie slachtoffers gebruik gemaakt van hun spreekrecht en hebben zij de door hen ingediende vorderingen als benadeelde partijen toegelicht. Zij zijn daarin bijgestaan door hun raadslieden, mr. S.M. Diekstra en

mr. P.G.J.M. Boonen, advocaten, kantoorhoudende te Leiden respectievelijk te Sittard.

Verder zijn op 22 juni en 23 juni 2020 de deskundigen van het Pieter Baan Centrum gehoord, te weten [psychiater] en [psycholoog] .

Ten slotte is op 30 juli 2020 het onderzoek ter terechtzitting formeel gesloten en aansluitend is door de rechtbank vonnis gewezen.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte al dan niet met voorbedachte raad:

Feit 1: op 4 mei 2019 [slachtoffer 1] door middel van messteken heeft gedood;

Feit 2: op 7 mei 2019 [slachtoffer 2] door middel van messteken heeft gedood;

Feit 3: op 7 mei 2019 [slachtoffer 3] door middel van messteken heeft gedood.

3 De beoordeling van het bewijs
3.1

Het standpunt van de officieren van justitie

De officieren van justitie hebben betoogd dat ten aanzien van alle drie de slachtoffers moord bewezen kan worden verklaard. De bewezenverklaring baseren zij op de uitkomsten van het forensisch onderzoek en op de bekennende verklaring van de verdachte. Uit die verklaring volgt dat de verdachte zijn slachtoffers opzettelijk heeft gedood. In de verklaring van de verdachte vinden zij ook voldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat de verdachte zijn voornemen om de slachtoffers te doden van te voren had uitgedacht en dus steeds met voorbedachte raad heeft gehandeld. Onder verwijzing naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad hebben zij betoogd dat verdachtes psychische toestand noch in de weg staat aan het aannemen van het opzet achter zijn handelen noch aan het aannemen van de voorbedachte raad bij zijn handelen.

3.2

Het standpunt van de verdediging

De raadslieden hebben vooropgesteld dat de verdachte heeft bekend drie personen te hebben gedood. Dat wordt ook bevestigd door andere bewijsmiddelen. Hoewel de verdachte heeft verklaard dat dit met een vooropgezet plan is gebeurd, stellen de raadslieden zich, anders dan de officieren van justitie, op het standpunt dat verdachtes psychische toestand maakt dat niet kan worden bewezen dat hij met voorbedachte raad heeft gehandeld. De Hoge Raad stelt bij handelen met voorbedachte raad namelijk als eis dat er daadwerkelijk rationeel, kalm en weloverwogen is nagedacht over (de gevolgen van) de handelingen. Dat is binnen de door de deskundigen vastgestelde psychose, die bovendien gepaard ging met hevige emoties – in het bijzonder een heel hoog niveau van angst – niet het geval geweest. Ter onderbouwing van dit standpunt hebben de raadslieden voorbeelden uit de jurisprudentie aangedragen en verwezen naar een wetenschappelijk artikel waarin oordelen van rechtbanken en gerechtshoven in den lande worden geanalyseerd en waarin het verband tussen voorbedachte raad en psychische stoornis centraal staat. De verdediging is dan ook van mening dat vrijspraak moet volgen voor de ten laste gelegde moorden. De impliciet ten laste gelegde doodslagen kunnen wel bewezen worden verklaard.

3.3

Het oordeel van de rechtbank

Inleiding

De verdachte wordt verweten dat hij op 4 en op 7 mei 2019 drie mensen van het leven heeft beroofd. In dit vonnis zal de rechtbank zich over die verwijten moeten buigen.

Een strafvonnis beantwoordt in hoofdlijnen de volgende, in de wet vastgelegde, vragen:

  1. Heeft de verdachte de ten laste gelegde feiten gepleegd?

  2. Zijn die feiten strafbaar?

  3. Is de verdachte strafbaar?

  4. Welke straf of maatregel is passend en geboden?

Die vragen sluiten op elkaar aan en hun wettelijke volgorde bepaalt daarmee ook de opzet van het vonnis.

In deze zaak heeft de verdachte de ten laste gelegde feiten bekend. Het is dan eigenlijk niet nodig om het bewijs uitgebreid te bespreken. Dat de verdachte de dader is, staat immers niet ter discussie.

Toch zal de rechtbank dat, het bespreken van het bewijs, hier wel doen. Zo wordt namelijk duidelijk wat de slachtoffers is overkomen op die twee bewuste dagen in mei 2019. Niet alleen vindt de rechtbank dat dat niet onderbelicht mag blijven, maar de rechtbank vindt een bespreking van hetgeen gebeurd is ook van belang voor het verdere begrip van haar vonnis.

De rechtbank zal dus eerst in dit hoofdstuk de feiten uiteenzetten. Ook zal de rechtbank in dit hoofdstuk een oordeel geven over de vraag of er sprake is van voorbedachte raad en dus of er sprake was van moord of doodslag. In hoofdstuk 4 komt dan de vraag aan de orde of de feiten strafbaar zijn. Hoofdstuk 5 behandelt de vraag waar deze strafzaak voornamelijk om draait: kunnen de feiten aan de verdachte worden toegerekend? Kan hij verantwoordelijk worden gehouden voor zijn daden of kon hij er, simpel gezegd, niets aan doen? Aansluitend buigt de rechtbank zich in hoofdstuk 6 over de vraag naar een passende afdoening. Ten slotte is in hoofdstuk 7 het oordeel over de vorderingen van de benadeelde partijen opgenomen. Ieder hoofdstuk wordt afgesloten met een samenvattende conclusie.

De feiten

Den Haag, Scheveningse bosjes, 4 mei 2019

Op 4 mei 2019 wordt omstreeks 15.39 uur een vrouw, naar later blijkt [slachtoffer 1]1, aangetroffen door wandelaars in het natuurgebied de Scheveningse Bosjes te Den Haag. Ze ligt naast haar bakfiets en heeft meerdere bloedvlekken op haar kleding en een snee in haar gezicht. In haar buurt loopt haar hond Lucy. Haar deels verlamde hond Max bevindt zich nog in de bakfiets. De politiemensen die als eerste ter plaatse komen, constateren geen hartslag meer bij [slachtoffer 1] en stellen vast dat haar lichaam al is afgekoeld.2

Uit het forensisch onderzoek3 dat aan haar lichaam is uitgevoerd, blijkt dat zij drie snijletsels en dertig steekletsels heeft. Er is onder andere tot in het borstbeen, in de linkerlong, in het hart en in de schedel gestoken. Ook is haar linker pink afgesneden. Het intreden van de dood kan verklaard worden door algehele weefselschade ten gevolge van bij leven doorgemaakt zuurstoftekort, substantieel bloedverlies, ademhalings- en orgaanfunctiestoornissen en inademing van bloed, veroorzaakt door tien steekletsels aan het hoofd, de romp en de linker bovenarm. Die steekletsels gingen gepaard met meervoudige perforaties van belangrijke structuren zoals de hersenen, de longen en het hart.

Heerlen, Brunssumerheide, 7 mei 2019

Een paar dagen later worden op de Brunssummerheide in Heerlen4 na elkaar twee dode mensen aangetroffen door voorbijgangers.

Als eerste wordt om 11.53 uur het levenloze lichaam van, naar later blijkt, [slachtoffer 2]5 door wandelaars gevonden.6 Haar hond Teun ligt op dat moment naast zijn overleden bazin.

Bij forensisch onderzoek is vastgesteld dat aan het hoofd en aan de romp van [slachtoffer 2] vier steekletsels zijn toegebracht. Onder andere beide borstholten, de wortel van de rechterlong, de overgang van de bovenste holle ader naar de rechterboezem van het hart, de longslagader en de lever zijn geperforeerd. Aan haar hoofd worden ook zes snijletsels geconstateerd. Perforatie van borstholten en de long gaat doorgaans gepaard met long- en ademhalingsfunctiestoornissen en perforatie van grote bloedvaten en het hart leidt tot ernstig bloedverlies. Hierdoor ontstaat algehele weefselschade en wordt het intreden van de dood verklaard. De patholoog concludeert dat zij is overleden aan twee aan haar romp toegebrachte steekletsels. De overige steek- en snijletsels hebben geen substantiële rol gespeeld bij het intreden van de dood.7

Nadat de gealarmeerde politie ter plaatse is gekomen, wordt door een wandelaar omstreeks 12.16 uur nog een lichaam gevonden op 200 tot 300 meter afstand van de plek waar [slachtoffer 2] ligt.8 Dit blijkt het lichaam van [slachtoffer 3]9 te zijn. Hond Kyra, die een steekwond in haar keel heeft, waakt over haar overleden baas.

Uit het forensisch onderzoek door de patholoog blijkt dat [slachtoffer 3] tien steekletsels heeft, waarvan acht insteken en één doorsteek. Ook worden vier snijletsels geconstateerd. Voorts blijkt hij afweerletsels te hebben. Zijn overlijden wordt verklaard door drie steekletsels aan zijn romp. Bij die letsels was er namelijk sprake van perforatie van een tussenribslagader en in het longweefsel gelegen vaatstructuren, hetgeen leidt tot bloedverlies. Verder waren ook beide borstholten, beide longen en het middenrif rechts geperforeerd, hetgeen leidt tot ademhalings- en longfunctiestoornissen. Het bloedverlies en de ademhalings- en longfunctiestoornissen hebben geleid tot algehele weefselschade, waardoor het overlijden wordt verklaard.10 Vanwege de eveneens geconstateerde afweerletsels lijkt [slachtoffer 3] zich dus, anders dan de vrouwelijke slachtoffers, te hebben verweerd.

De verdachte in beeld

Op 8 mei 2019 wordt door Mondriaan GGZ de geheimhoudingsplicht doorbroken door bij de officier van justitie melding te doen van de ontsnapping van een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT