Uitspraak Nº 03/720266-17. Rechtbank Limburg, 2018-05-15

ECLIECLI:NL:RBLIM:2018:4486
Date15 Mayo 2018
Docket Number03/720266-17
RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond

Strafrecht

Parketnummer: 03/720266-17

Tegenspraak

Tussenvonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 mei 2018

in de strafzaak tegen

[naam verdachte] ,

geboren te [geboortegegevens verdachte] ,

wonende te [adresgegevens verdachte] ,

gedetineerd in P.I. Zuid Oost, HvB Roermond te Roermond.

De verdachte wordt bijgestaan door mr. D.M. Penn, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 mei 2018. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:

Feit 1: een gewoonte heeft gemaakt van het vervaardigen en bewaren van kinderporno;

Feit 2: een meisje jonger dan 12 jaar oud, heeft verkracht, dan wel met opzet dit meisje heeft aangezet tot het plegen van ontuchtige handelingen bij haarzelf;

Feit 3: een meisje jonger dan 12 jaar oud, heeft verkracht, dan wel met opzet dit meisje heeft aangezet tot het plegen van ontuchtige handelingen bij haarzelf;

Feit 4: een meisje tussen de 12 en de 16 jaar oud, heeft verkracht, dan wel met opzet dit meisje heeft aangezet tot het plegen van ontuchtige handelingen bij haarzelf;

Feit 5: bij twee meisjes jonger dan 16 jaar oud ontuchtige handelingen heeft gepleegd, dan wel deze twee meisjes heeft aangezet tot het plegen van ontuchtige handelingen bij henzelf;

Feit 6: bij een meisje jonger dan 16 jaar oud ontuchtige handelingen heeft gepleegd, dan wel dit meisje met opzet heeft aangezet tot het plegen van ontuchtige handelingen bij haarzelf;

Feit 7: bij een meisje jonger dan 16 jaar oud ontuchtige handelingen heeft gepleegd, dan wel dit meisje met opzet heeft aangezet tot het plegen van ontuchtige handelingen bij haarzelf;

Feit 8: bij een meisje jonger dan 16 jaar oud ontuchtige handelingen heeft gepleegd, dan wel dit meisje met opzet heeft aangezet tot het plegen van ontuchtige handelingen bij haarzelf;

Feit 9: bij een meisje tussen de 12 en de 16 jaar oud ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, dan wel dit meisje met opzet heeft aangezet tot het plegen van ontuchtige handelingen bij haarzelf;

Feit 10: bij een meisje jonger dan 16 jaar oud ontuchtige handelingen heeft gepleegd, dan wel dit meisje met opzet heeft aangezet tot het plegen van ontuchtige handelingen bij haarzelf;

Feit 11: meermalen zich online heeft voorgedaan als zijn zoon, door diens identiteit/persoonsgegevens te gebruiken;

Feit 12: meermalen (af)beeld(ing)en waarvan de inhoud schadelijk is te achten voor kinderen, heeft getoond aan meisjes jonger dan 16 jaar oud.

3 De heropening van het onderzoek

Tijdens de beraadslaging is de rechtbank gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest. Hiertoe overweegt zij het volgende.

Ter terechtzitting zijn de (feitelijke) handelingen waarvan verdachte wordt verdacht uitvoerig besproken. Verdachte heeft hieromtrent een bekennende verklaring afgelegd. Voor wat betreft zijn beweegredenen volhardt hij in zijn standpunt zoals hij dit reeds gedurende het vooronderzoek heeft ingenomen dat hij heeft gehandeld vanuit een zekere ‘fascinatie’, hetgeen hij ter terechtzitting heeft genuanceerd in een zekere ‘nieuwsgierigheid’ en ‘de spanning van het opzoeken van het verbodene’. Verdachte heeft hierbij meerdere malen aangegeven dat deze nieuwsgierigheid nu vervuld is, dat hij spijt heeft van zijn handelen en dat hij voornemens is niet opnieuw de fout in te gaan.

Met inachtneming van bovenstaande beziet de rechtbank de bevindingen van gezondheidszorgpsycholoog [naam gezondheidspsycholoog] , zoals neergelegd in de rapportage Pro Justitia van 6 februari 2018. De volgende constateringen en conclusies van [naam gezondheidspsycholoog] springen hierbij in het oog:

“Een pedoseksuele stoornis kon weliswaar niet worden hard gemaakt, maar het valt zeker niet uit te sluiten dat (pedoseksuele) lustgevoelens van invloed zijn geweest”.

“Andere relevante factoren zijn de egocentrische instelling van betrokkene en zijn beperkingen qua empathie en inlevingsvermogen in de slachtoffers en het onvoldoende verantwoordelijkheid nemen voor zijn gedrag”.

“Gepoogd is een risicotaxatie uit te voeren. Op meerdere factoren in deze lijsten is onvoldoende zicht verkregen”.

“Het geheel van beschermende en risicofactoren overziend, zou men strikt genomen concluderen dat het meevalt met het recidivegevaar, maar ondergetekende meent dat, alleen al gezien het feit dat betrokkene met zo’n 190 meisjes contact heeft gezocht, het evident is dat er een grote kans is op herhaling van soortgelijk gedrag”.

“Het is uiteraard ongunstig dat betrokkene, hoewel hij de schijn in sterke mate tegen heeft, ontkent dat lustgevoelens t.a.v. de betreffende meisjes bij het begaan van de feiten een rol hebben gespeeld, en dat er wat dat betreft geen probleembesef (en behandelmotivatie) is.

Daarnaast neemt de rechtbank in overweging dat de tenlastegelegde feiten een periode van ruim 5 jaar beslaan en dat ter terechtzitting door verdachte niet is ontkend dat deze verdenking qua periode onjuist zou zijn. Ook het enorme aantal contacten die verdachte zou hebben gehad met minderjarige meisjes, naar schatting 190, hetgeen verdachte ter terechtzitting eveneens niet heeft ontkend, speelt voor de rechtbank een belangrijke rol. Mochten de verdenkingen tot een veroordeling leiden, dan is het volgens de rechtbank vanuit maatschappelijk oogpunt van [naam slachtoffer 7] belang dat verdachte na het uitzitten van een eventuele (gevangenis)straf kan resocialiseren in de maatschappij zonder dat sprake is van een verhoogd risico om opnieuw in de fout te gaan. Hoewel verdachte er zelf van overtuigd is dat hij de knop zelf kan omzetten en hij nu niet meer nieuwsgierig is naar hetgeen hem ruim vijf jaar lang heeft gefascineerd, deelt de rechtbank deze overtuiging allesbehalve. Indien verdachte kampt met een stoornis, en die kans is – hoewel niet formeel vastgesteld – reëel aanwezig te achten gelet op de bevindingen van de GZ-psycholoog en – zonder op de stoel van een gedragskundige te gaan zitten – gelet op hetgeen ter terechtzitting en gedurende het vooronderzoek naar voren is gekomen, dan zal een ‘kale’ straf dit risico niet verminderen. De rechtbank acht derhalve van [naam slachtoffer 7] belang dat vastgesteld wordt of verdachte kampt met een (dergelijke) stoornis en, mocht dit het geval zijn, of en in welke vorm dan behandeling gewenst of geïndiceerd is.

Al het bovenstaande overwegend, meent de rechtbank dat geen andere beslissing dan het heropenen van het onderzoek en het verwijzen van de zaak naar de rechter-commissaris teneinde verdachte te horen omtrent klinische observatie door het Pieter Baan Centrum teneinde dit traject op te kunnen starten, recht doet aan de problematiek waar verdachte mee kampt, de slachtoffers in deze zaak en recht doet aan een in goede justitie te nemen beslissing.

Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank het onderzoek ter terechtzitting heropenen en bevelen dat het onderzoek zal worden hervat.

4 De beslissing

De rechtbank:

- heropent het onderzoek ter terechtzitting;

  • -

    schorst het onderzoek ter terechtzitting en stelt de termijn van de schorsing op een termijn langer dan één maand, doch uiterlijk drie maanden, na heden in verband met de volgende klemmende redenen: het drukke zittingsrooster van de rechtbank, de tijd die naar verwachting nodig zal zijn om aan voornoemde opdracht te voldoen en de tijd die naar verwachting nodig zal zijn voordat de gevraagde rapportage beschikbaar is;

  • -

    stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, nu het volgende onderzoek door de rechter‑commissaris noodzakelijk blijkt:

  • -

    het horen van de verdachte omtrent een klinische observatie door het Pieter Baan Centrum;
    het doen opstarten van dit traject bij het Pieter Baan Centrum, tenzij het verhoor van de verdachte alsnog aanleiding geeft van het opstarten van dit traject af te zien;

  • -

    verzoekt de rechter-commissaris voorts al datgene te doen wat hem of haar in het belang van het onderzoek geraden voorkomt;

  • -

    beveelt de oproeping van de verdachte tegen de dag en het tijdstip waarop het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat en verstaat dat de raadsman afschrift van deze oproeping zal ontvangen;

  • -

    beveelt dat de benadeelde partijen en de slachtoffers in kennis worden gesteld van de dag en het tijdstip waarop het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat.

Dit tussenvonnis is gewezen door mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester en mr. G.L.A.M. van Doveren, rechters, in tegenwoordigheid van

mr. Y.L.J. Damoiseaux, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 15 mei 2018.

Buiten staat

mr. G.L.A.M. van Doveren en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

BIJLAGE I: De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat

1.

hij

op één of meer tijdstip(pen)

in of omstreeks de periode van 29 mei 2011 tot en met 15 november 2016 in de

gemeente Kerkrade en/of te [plaats] , in de gemeente [gemeente] ,

althans in Nederland,

meermalen, althans eenmaal, (telkens)

afbeeldingen, te weten foto's en/of video's en/of films - en/of

gegevensdragers, bevattende afbeeldingen, te weten een computer en/of een of

meer harddisk(s) en/of USBstick(s) en/of een smartphone en/of een tablet en/of

een fotocamera -

van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien

jaar nog niet...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT