Uitspraak Nº 03/721713-17 (+TUL 10/650175-15), 03/661063-18 (ttz gev). Rechtbank Limburg, 2019-12-30

ECLIECLI:NL:RBLIM:2019:11664
Date30 Diciembre 2019
Docket Number03/721713-17 (+TUL 10/650175-15), 03/661063-18 (ttz gev)
RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond

Strafrecht

Parketnummers: 03/721713-17 (+ TUL 10/650175-15), 03/661063-18 (ttz gev)

Tegenspraak

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 december 2019

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,

gedetineerd in PI Rijnmond, De Schie te Rotterdam.

De verdachte wordt bijgestaan door R.F. Nelisse, advocaat kantoorhoudende te Schiedam.

1 Onderzoek van de zaak

De zaken zijn inhoudelijk behandeld op de zittingen van 11 december 2019 en 16 december 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officieren van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

De zaken zijn gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de strafzaak van medeverdachte [medeverdachte] (hierna te noemen: [medeverdachte] ) met het parketnummer 03/721714-17.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:

03/721713-17

feit 1: (primair) samen met [medeverdachte] slachtoffer [slachtoffer] heeft vermoord / (subsidiair) zich samen met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan de doodslag op [slachtoffer] ;

feit 2: [persoon 1 Blerickse groep] heeft bedreigd;

feit 3: een vuurwapen van categorie II/III voorhanden heeft gehad;

03/661063-18

feit 1: door tussenkomst van [persoon 1 Randstadgroep] getuige “ [bijnaam A] ” heeft beïnvloed;

feit 2: schriftelijk getuige en tevens medeverdachte [medeverdachte] heeft beïnvloed.

3 De voorvragen
3.1

Het standpunt van de verdediging

In de optiek van de verdediging heeft het Openbaar Ministerie een zo ernstige inbreuk gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde, dat daardoor doelbewust en met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Hierbij is onder andere de rechter misleid, waardoor het wettelijk systeem in de kern in geraakt.

De verdediging heeft op 23 april 2018 een faxbericht gestuurd aan de rechtbank, met daarin de mededeling dat zij de geluidsopname van het getuigenverhoor van [persoon 1 Blerickse groep] van

1 november 2017 en de geluidsopname van het getuigenverhoor van [getuige 1] heeft beluisterd en dat opvalt dat de verbalisant niet alles wat van belang was in het proces-verbaal heeft opgenomen en zelfs dingen verkeerd heeft gerelateerd. Zulke fouten kunnen in de optiek van de verdediging tot geen andere conclusie leiden dan dat die moedwillig en met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte zijn gemaakt.

Op de zitting van 26 april 2018 reageerde de officier van justitie passief toen de verdediging dit punt aansneed, terwijl zij actie had moeten ondernemen om met eigen oren vast te stellen wat er waar of niet waar was van de beweringen van de verdediging. Ook sindsdien heeft de officier van justitie niets ondernomen om de discrepanties weg te nemen. Ter terechtzitting van 17 juni 2019 en zelfs in haar requisitoir op 11 december 2019 komt terug dat getuige [getuige 1] zou hebben verklaard dat verdachte op de Diependijkstraat een wapen in zijn hand had en dat hij toen ‘opgefokt’ was, terwijl dit niet zo is verklaard. De officier van justitie laat daarmee niet enkel de kennelijke onwaarheid in stand, maar zij verspreidt deze onwaarheid ook nog eens en gebruikt haar als belastend gegeven tegen verdachte.

De rechtbank heeft, ondanks dat de zaak na eerdere zittingen inhoudelijk geheel opnieuw is behandeld, ter terechtzitting van 11 december 2019 geweigerd deze opnamen af te spelen. De rechtbank heeft zelfs belet dat de verdediging de opnamen zou afspelen in het kader van het pleidooi. De verdediging acht het van belang de rechtbank te overtuigen van de verkeerde inzichten die er op dit gebied bestaan. De verdediging wilde in de gelegenheid worden gesteld aan te tonen dat de verklaringen van [persoon 1 Blerickse groep] buiten beschouwing dienen te worden gelaten wegens verregaande onbetrouwbaarheid. Deze gelegenheid is de verdediging echter niet geboden.

Het voorgaande levert strijd op met het beginsel van adversial trial, equality of arms en het onmiddellijkheidsbeginsel. Verdachte heeft nadeel ondervonden van de werkwijze van de magistratuur, nu zijn voorlopige hechtenis met name op de verklaringen van [persoon 1 Blerickse groep] is gebaseerd. De gebreken zijn onherstelbaar in deze procedure, en het kan niet de bedoeling van de wetgever zijn geweest dat dit gebrek in appel wordt hersteld.

De verdediging vordert dan ook dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard.

3.2

Het standpunt van de officieren van justitie

De officier van justitie merkt op dat een geconstateerd vormverzuim onherstelbaar moet zijn,

willen er consequenties aan worden verbonden. Zou al sprake zijn van een vormverzuim, dan

is het in dit geval in elk geval niet onherstelbaar. Alle geluidsopnames zijn twee maal aan de

verdediging verstrekt en maken daarmee onderdeel uit van het procesdossier. Daarmee is

het voor de rechtbank mogelijk de geluidsopnames te vergelijken met hetgeen in de

uitgeschreven processen-verbaal van de desbetreffende verhoren is opgenomen, zodat de

inhoud van deze processen-verbaal controleerbaar zijn alvorens hier door de rechtbank

conclusies aan worden verbonden. Reeds daarmee is er geen sprake van een (onherstelbaar)

vormverzuim. Van niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie kan daarom in het

geheel geen sprake zijn.

3.3

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft, zoals ook ter terechtzitting aangegeven, de geluidsopnames waar de verdediging aan refereert beluisterd. De verklaringen van de getuigen zoals deze zijn opgenomen in de verhoorkamer, komen feitelijk vrijwel overeen met de weergave van deze verklaringen in de desbetreffende processen-verbaal. Hoewel de verhoren niet letterlijk zijn overgenomen in de processen-verbaal, betekent dit niet dat sprake is van een grove veronachtzaming van de belangen van verdachte. Het proces-verbaal betreft immers een zakelijke weergave van wat gezegd zou zijn, geen verbatim weergave. Enig verschil is daarbij niet ongewoon. De rechtbank stelt vast dat de verhoorders juist goed hebben doorgevraagd daar waar de verklaring van [persoon 1 Blerickse groep] onduidelijkheid schiep. Dat de woorden die [persoon 1 Blerickse groep] heeft gebruikt niet woordelijk of exact gelijk in het proces-verbaal terecht zijn gekomen, doet daar niet aan af. Dientengevolge heeft het ook niet op de weg van het Openbaar Ministerie gelegen om actie te ondernemen. De opnames maken immers, evenals de processen-verbaal, onderdeel uit van het procesdossier. Voorts beschikt de rechtbank over de opgave van de raadsman van de punten waarop zijns inziens van belangrijke discrepantie sprake is. De rechtbank kan hier bij de beraadslaging zo nodig acht op slaan. De verdediging is dus niet in haar belangen geschaad. De rechtbank zal derhalve bij de bewijsmiddelen en de weging daarvan, indien van toepassing en waar nodig, aandacht schenken aan de feitelijke verklaringen zoals deze door [persoon 1 Blerickse groep] en [getuige 1] zijn afgelegd en de opmerkingen van de verdediging daarbij. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook geen sprake van enige schending van de goede procesorde die noopt tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie.

4 De beoordeling van het bewijs
4.1

Het standpunt van de officieren van justitie

03/721713-18, feit 1

Vast staat dat [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) van korte afstand met een vuurwapen is beschoten en ten gevolge hiervan is komen te overlijden. Hoewel door getuigen niet eenduidig is verklaard, is het meest aannemelijke scenario dat alleen [medeverdachte] heeft geschoten. De meeste directe getuigen verklaren hierover immers het meest gedetailleerd, consequent en daarmee betrouwbaar. Hierbij wordt veel waarde gehecht aan de onafhankelijke getuigen [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] . Zowel [medeverdachte] als getuige [getuige 2] positioneren [medeverdachte] links ten opzichte van [slachtoffer] op het moment van schieten en dat past bij de bevindingen van de forensische opsporing. Aan de hand van het letsel, de aangetroffen hulzen en het feit dat verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte] na de vlucht in Eindhoven tegen hem heeft gezegd dat hij, [medeverdachte] , [slachtoffer] in zijn borst schoot (en niets zei over een schot op een been), staat vast dat [medeverdachte] vier keer, op korte afstand, op vitale delen zoals de romp en het hoofd van [slachtoffer] heeft geschoten en hem ook heeft geraakt, waardoor (zuiver) opzet op de dood van [slachtoffer] wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte kan als informele leider van een “randstadgroep” worden bestempeld. [medeverdachte] lijkt een ondergeschikte rol ten opzichte van verdachte aan te nemen. Verdachte is degene die het plan had opgevat om een wapen aan te schaffen, omdat zijn eigen mensen steeds werden besprongen door de Blerickse groep. Daarnaast is van belang dat er tussen het begin van het conflict op 1 november 2017 op de Sloterbeekstraat en de uiteindelijke fatale schoten op de Nieuwborgstraat nog geen drie kwartier zat, waarvan er bijna een kwartier is besteed aan de controle van de auto, bestuurd door verdachte, door de politie.

Incident 1: Sloterbeekstraat

Verdachte gooit water uit een flesje over of in de richting van [persoon 2 Blerickse groep] (hierna: [persoon 2 Blerickse groep] ). [persoon 1 Randstadgroep] (hierna: [persoon 1 Randstadgroep] ) en [persoon 2 Randstadgroep] zijn hierbij aanwezig. Als verdachte terug in de auto stapt, ziet [medeverdachte] dat verdachte kwaad is en hoort hij verdachte zeggen: “ik ga die pistool halen. Het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT