Uitspraak Nº 03/864012-13. Rechtbank Limburg, 2018-03-29

ECLIECLI:NL:RBLIM:2018:3022
Docket Number03/864012-13
Date29 Marzo 2018
RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond

Strafrecht

Parketnummer: 03/864012-13

Tegenspraak

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 maart 2018

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboortegegevens verdachte] ,

wonende te [adresgegevens verdachte] .

[verdachte] wordt bijgestaan door mr. L.P.H. Hameleers, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 november 2017, 21 november 2017, 24 november 2017, 4 december 2017 en 15 maart 2018. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gesloten op 15 maart 2018. [verdachte] en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2 De tenlastelegging

De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat [verdachte] :

Feit 1: samen met anderen heeft geprobeerd om 550 kilogram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland te brengen en te vervoeren dan wel samen met anderen het verhandelen en/of het binnen het grondgebied van Nederland brengen van 550 kilogram cocaïne heeft voorbereid.

(zaaksdossier 2)

Feit 2: samen met anderen heeft geprobeerd om 1.059 kilogram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland te brengen dan wel samen met anderen het verhandelen en/of het binnen het grondgebied van Nederland brengen van 1.059 kilogram cocaïne heeft voorbereid. (zaaksdossier 5)

Feit 3: samen met anderen 1.500 gram hasjiesj aanwezig heeft gehad. (zaaksdossier 29)

Feit 4: vuurwapens van categorie III en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad. (zaaksdossier 10)

Feit 5: als marktdeelnemer, zonder vergunning, opzettelijk 428 milliliter BMK en 150 milliliter PMK in zijn bezit heeft gehad en/of in de handel heeft gebracht. (zaaksdossier 1)

Feit 6: samen met anderen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt. (zaaksdossier 17)

Feit 7: in Nederland en België heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, met het oogmerk het meermalen plegen van overtredingen van de Opiumwet en het voorbereiden daarvan. (zaaksdossier 7)

3 De beoordeling van het bewijs
3.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is van mening dat de feiten 1 primair, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezen zijn.

Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie betoogd dat de hasj zich binnen de machtssfeer van [verdachte] bevond en hij daarvan wetenschap had.

Ten aanzien van feit 4 heeft de officier van justitie betoogd dat [verdachte] ter zitting heeft erkend dat de Zastava van hem is. Volgens de officier van justitie heeft hij de overige wapens eveneens voorhanden gehad.

Ten aanzien van feit 5 is de officier van justitie van mening dat tevens relevant is dat in de woning van [verdachte] een sealmachine en documenten zijn aangetroffen met betrekking tot de productie van synthetische drugs, alsook dat de Audi en Mercedes - die [verdachte] vaak gebruikte - positief zijn bemonsterd op BMK.

Ten aanzien van feit 6 is de officier van justitie van mening dat [verdachte] partieel moet worden vrijgesproken van het (gewoonte)witwassen van de woning te Leende en de Audi A6, nu er sprake is van een legale herkomst. De verklaring van [verdachte] over de herkomst van de overige goederen acht de officier van justitie echter onaannemelijk.

Ten aanzien van feit 7 stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat uit contacten met [medeverdachte 1] blijkt dat [verdachte] ook betrokken is bij de productie van synthetische drugs. Bij hem thuis zijn tijdens een doorzoeking monsters PMK en BMK (de precursoren voor respectievelijk MDMA en amfetamine) aangetroffen en uitgebreide documentatie over de productie van synthetische drugs.

Ter zake van feit 2 heeft de officier van justitie de vrijspraak van [verdachte] gevorderd.

3.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft de vrijspraak van [verdachte] van de feiten 1 primair en subsidiair, 2, 3, 5, 6 en 7 bepleit.

Ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat [verdachte] iets te maken heeft met het beoogde transport van 550 kilogram cocaïne. Het enkele feit dat er contacten met [verdachte] zijn geweest is daartoe onvoldoende. Bovendien is er geen sprake van gedragingen die kunnen worden gekwalificeerd als ‘medeplegen’.

Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat op geen enkele wijze betrokkenheid van [verdachte] blijkt bij dit cocaïnetransport, ook niet in het kader van voorbereidingshandelingen voor dit transport.

Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman betoogd dat de hasjiesj zich niet binnen de machtssfeer van [verdachte] bevond en dat hij daarvan evenmin wetenschap had.

[verdachte] heeft erkend dat hij een wapen (Zastava) en munitie voorhanden had in zijn woning. [verdachte] had evenwel geen wetenschap over de wapens en munitie, die buiten begraven waren, waardoor deze zich niet in zijn machtssfeer bevonden. Van feit 4 dient [verdachte] dus partieel te worden vrijgesproken.

Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is dat [verdachte] deze hoeveelheden BMK en PMK opzettelijk aanwezig heeft gehad.

Ten aanzien van feit 6 heeft de raadsman bepleit dat [verdachte] een plausibele en geloofwaardige verklaring heeft afgelegd over de legale herkomst van zijn geld, terwijl het opsporingsonderzoek naar de herkomst van het geld ontoereikend is geweest. De in de tenlastegelegde genoemde goederen zijn niet uit enig misdrijf afkomstig.

Ten aanzien van feit 7 heeft de raadsman aangevoerd dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie. Als de rechtbank al tot een bewezenverklaring zou komen van afzonderlijke strafbare feiten, dan staat onvoldoende vast dat deze zodanig met elkaar verband houden dat er sprake is van een aantoonbaar gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband tussen de verschillende verdachten en al evenmin dat [verdachte] daarin een aandeel heeft gehad.

3.3

Het oordeel van de rechtbank

Inleiding

Het onderzoek Wolf Beretta is een zeer omvangrijk onderzoek waarbij een aantal verdachten over langere tijd door de politie in de gaten is gehouden. Dit in de gaten houden bestond onder andere uit het tappen van vele telefoonlijnen, het plaatsen van OVC-apparatuur (Opname Vertrouwelijke Communicatie) in de diverse auto’s in gebruik bij verdachten en in de woning van [medeverdachte 2] , het observeren van verdachten, en het opnemen van vertrouwelijke communicatie tussen verdachten tijdens besprekingen in horecagelegenheden. In het proces-verbaal is door middel van pv’s stemherkenning1 en pv’s bevindingen met betrekking tot de bijnamen van verdachten aangegeven op basis van welke feiten en omstandigheden de politie de conclusie trekt dat een bepaald telefoonnummer door een bepaalde verdachte wordt gebruikt, wie er spreekt en wie met een bepaalde bijnaam bedoeld wordt. Na de inbeslagname van een aantal BlackBerry telefoons onder verdachten is ook herleid kunnen worden welke verdachte gebruik maakte van welk BlackBerry e-mailadres.2

Daar waar een en ander door de verdediging niet betwist wordt, neemt de rechtbank de conclusie van de politie, dat een bepaalde verdachte de gebruiker is van een bepaald telefoonnummer of dat een bepaalde verdachte met een bepaalde bijnaam wordt aangeduid of dat een bepaalde verdachte de gebruiker is van een onder hem inbeslaggenomen BlackBerry, over en maakt deze tot de hare.

Daar waar de verdediging in dit kader iets betwist heeft, gaat de rechtbank hierop nader in in haar bewijsoverwegingen.

[medeverdachte 3] 3 BlackBerry4 [aliasnaam 1] en [aliasnaam 1] (= [aliasnaam 1] in het Spaans)5

[medeverdachte 4] 6

[medeverdachte 5] 7 BlackBerry8 [aliasnaam 2]9, [aliasnaam 2]10, [aliasnaam 2]11, [aliasnaam 2]12,

[aliasnaam 2] 13

[medeverdachte 2] 14 [aliasnaam 3]15, [aliasnaam 3] , [aliasnaam 3]16

[medeverdachte 6] 17 BlackBerry18 [aliasnaam 4]19, [aliasnaam 4]20

[medeverdachte 7] 21

[medeverdachte 8] 22

[medeverdachte 9] 23 BlackBerry24 [aliasnaam 5]25, [aliasnaam 5]26

[medeverdachte 1] 27 [aliasnaam 6]28

[medeverdachte 10] 29 BlackBerry30 [aliasnaam 7]31 of [aliasnaam 7]32

[verdachte] 33 [aliasnaam 8]34, [aliasnaam 8]35

De rechtbank merkt op dat de kopjes tussen de bewijsmiddelen enkel zijn bedoeld om de leesbaarheid te bevorderen en geen duidelijke scheiding vormen tussen de bewijsmiddelen voor verschillende feiten, te meer daar alles in onderling verband en samenhang bezien een rol speelt in het bijzonder, maar niet alleen, voor de criminele organisatie.

Feit 2 (zaaksdossier 5 - 1.059 kg cocaïne)

De Belgische Federale Politie te Antwerpen heeft op 29 april 2013 inlichtingen ontvangen van de autoriteiten in Ecuador. Uit deze inlichtingen volgt dat er op 25 april 2013 te Guayaquil in Ecuador 1.059,486 kilogram cocaïne is inbeslaggenomen. De cocaïne was verborgen in 149 dozen met keramische tegels en werd in een haven aangetroffen in een container met nummer CAIU2658991. De keramische tegels waren afkomstig van het bedrijf [bedrijf 1] uit Guayaquil te Ecuador. Op de vrachtbrief, behorende bij deze container, staat de firma [bedrijf 2] te Antwerpen als contactpersoon vermeld.

De naam, het adres en de postcode van [bedrijf 2] komt volgens de politie overeen met het bedrijf dat door de ‘Wolf/Beretta’-groepering is gebruikt voor de import van containers uit Peru. De rechtbank constateert evenwel, met de officier van justitie en de verdediging, dat er tijdens het Nederlandse politieonderzoek niet of nauwelijks aanknopingspunten zijn gebleken tussen de aangetroffen cocaïne en voornoemde groepering of deze specifieke verdachte. Hieraan draagt bij dat er vanuit Ecuador...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT