Uitspraak Nº 03/864013-13. Rechtbank Limburg, 2018-03-29

ECLIECLI:NL:RBLIM:2018:2977
Docket Number03/864013-13
Date29 Marzo 2018
RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond

Strafrecht

Parketnummer: 03/864013-13

Tegenspraak

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 maart 2018

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboortedatum 1] ,

wonende te [adres verdachte] .

[verdachte] wordt bijgestaan door mr. B.G.J. de Rooij, advocaat kantoorhoudende te Eindhoven.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 november 2017, 15 november 2017, 21 november 2017, 24 november 2017 en 4 december 2017. [verdachte] en de verdediging zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gesloten op 15 maart 2018.

2 De tenlastelegging

De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat [verdachte] :

Feit 1: samen met anderen heeft geprobeerd om 550 kilogram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland te brengen dan wel samen met anderen het verhandelen en/of het binnen het grondgebied van Nederland brengen van 550 kilogram cocaïne heeft voorbereid.

(zaaksdossier 2)

Feit 2: samen met anderen heeft geprobeerd om 1.059 kilogram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland te brengen dan wel samen met anderen het verhandelen en/of het binnen het grondgebied van Nederland brengen van 1.059 kilogram cocaïne heeft voorbereid. (zaaksdossier 5)

Feit 3: samen met anderen, als marktdeelnemer, zonder vergunning, opzettelijk 1.800 liter cq. 2.160 kilogram PMK heeft ingevoerd. (zaaksdossier 6)

Feit 4: samen met anderen het vervaardigen, het verhandelen en/of het binnen het grondgebied van Nederland brengen van MDMA en/of MDEA en/of MDA heeft voorbereid. (zaakdossier 6)

Feit 5: samen met anderen 28 kilogram amfetamine, 33 kilogram MDA en/of MDMA en/of MDEA en 270 gram cocaïne heeft verhandeld dan wel opzettelijk aanwezig gehad op het adres [adres 33] en/of [adres 1] te Eindhoven. (zaaksdossier 1)

Feit 6: samen met anderen, als marktdeelnemer, zonder vergunning, 7,6 kilogram pseudo-efedrine heeft ingevoerd. (zaaksdossier 22)

Feit 7: samen met anderen meermalen het vervaardigen, het verhandelen en/of het binnen het grondgebied van Nederland brengen van amfetamine heeft voorbereid. (zaakdossier 22)

Feit 8: samen met anderen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt. (zaaksdossier 18)

Feit 9: in Nederland en België heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, met het oogmerk het meermalen plegen van overtredingen van de Opiumwet en het voorbereiden daarvan. (zaaksdossier 7)

3 De beoordeling van het bewijs
3.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht de feiten 1 primair, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van feit 2 vordert de officier van justitie de integrale vrijspraak.

Ten aanzien van feit 8 acht de officier van justitie bewezen dat sprake is van een onverklaarbaar vermogen ad € 285.625,- dat [verdachte] voorhanden heeft gehad, wat niet legaal verkregen kan zijn en dus uit misdrijf afkomstig is. Dit geldt ook voor de Mini Cooper. De redenering dat sprake is van een eigen misdrijf als bron, en derhalve van een kwalificatie uitsluitingsgrond, is volgens de officier van justitie onjuist omdat een eigen misdrijf als bron pas aannemelijk is indien dit naar tijd en plaats bepaalbaar en kwalificeerbaar is. Dat is in dit geval niet aan de orde.

De officier van justitie acht tot slot bewezen dat [verdachte] in de tenlastegelegde periode heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. Uit zaaksdossier 1E blijkt dat [verdachte] met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] was betrokken bij de handel in verdovende middelen. Uit de BlackBerry van [medeverdachte 1] blijkt dat [medeverdachte 2] en [verdachte] allerlei klussen voor [medeverdachte 1] deden. Zij produceerden en verkochten verdovende middelen, verrichtten betalingen voor transacties, fungeerden als chauffeur en zo voort. Ook uit OVC-gesprekken in de BMW van [medeverdachte 1] volgt dat [verdachte] met [medeverdachte 1] verdovende middelen verkocht.

3.2

Het standpunt van de verdediging

Ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat nergens uit blijkt dat [verdachte] een zodanige rol in de voorgenomen invoer heeft gespeeld, dat hij moet worden aangemerkt als medepleger dan wel medeplichtige. Bovendien is [verdachte] buiten de planvorming gebleven.

Ten aanzien van feit 2 (zaaksdossier 5) verzoekt de verdediging, net als het Openbaar Ministerie, om [verdachte] vrij te spreken nu van enige feitelijkheid lastens [verdachte] geen sprake is.

Met betrekking tot het tenlastegelegde medeplegen van het invoeren van 1.800 liter PMK (feiten 3 en 4) merkt de verdediging op dat [verdachte] er pas na voltooiing van het feit bij werd geroepen. Van betrokkenheid van [verdachte] voorafgaand aan het uitladen van de container met 1.800 liter PMK is niet gebleken. Uit niets blijkt dat [verdachte] meer of anders heeft gedaan dan behulpzaam te zijn bij het uitladen van een reeds ingevoerde hoeveelheid PMK. [verdachte] dient hiervan te worden vrijgesproken.

Ook ten aanzien van feit 5 (zaaksdossiers 1A en 1B) dient [verdachte] te worden vrijgesproken, nu uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat [verdachte] de beschikking had over de schuur/berging bij het pand aan de [adres 1] dan wel geweten heeft van de contrabande in die schuur. Dat geldt ook voor de aangetroffen drugs in het pand [adres 2] . Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat [verdachte] weet moet hebben gehad van de drugs in de berging. Bovendien is hij niet de enige verdachte, die in relatie kan worden gebracht met dat adres.

Ten aanzien van feit 6 merkt de verdediging op dat niet kan worden bewezen dat [verdachte] opzet had op het invoeren van de stof pseudo-efedrine, zodat ook op dit punt vrijspraak dient te volgen.

Met betrekking tot feit 7 (apaan) stelt de verdediging dat niet kan worden bewezen dat [verdachte] opzet heeft gehad op het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen.

Ten aanzien van het witwasfeit stelt de verdediging zich op het standpunt dat de Mini Cooper contant door [verdachte] is betaald, ten behoeve van een vriend van hem, en dat de afkorting ‘ap’ die in september 2010 bij een girale betaling als omschrijving is opgenomen doelt op ‘Audemars Piquet’, ter zake van de verkoop-in-consignatie van een drietal horloges van dat merk. [verdachte] handelde in dergelijke horloges en heeft een aantal originele documenten van de sieraden ter staving van deze stelling overgelegd.

Tot slot stelt de verdediging zich, ten aanzien van feit 9 (zaaksdossier 7) op het standpunt dat [verdachte] hiervan dient te worden vrijgesproken: nergens kan uit worden afgeleid dat [verdachte] deel heeft uitgemaakt van een duurzaam structureel samenwerkingsverband gericht op de invoer/handel van partijen cocaïne, dan wel dat hij betrokken is geweest bij de tenlastegelegde synthetische drugsfeiten. Tot slot blijkt ook geenszins de betrokkenheid van [verdachte] bij softdrugsfeiten, waarbij kennelijk wordt gedoeld op de partij Pakistaanse hasj.

3.3

Het oordeel van de rechtbank

Inleiding

Het onderzoek Wolf Beretta is een zeer omvangrijk onderzoek waarbij een aantal verdachten over langere tijd door de politie in de gaten is gehouden. Dit in de gaten houden bestond onder andere uit het tappen van vele telefoonlijnen, het plaatsen van OVC-apparatuur (Opname Vertrouwelijke Communicatie) in de diverse auto’s in gebruik bij verdachten en in de woning van [medeverdachte 3] , het observeren van verdachten, en het opnemen van vertrouwelijke communicatie tussen verdachten tijdens besprekingen in horecagelegenheden. In het proces-verbaal is door middel van pv’s stemherkenning1 en pv’s bevindingen met betrekking tot de bijnamen van verdachten aangegeven op basis van welke feiten en omstandigheden de politie de conclusie trekt dat een bepaald telefoonnummer door een bepaalde verdachte wordt gebruikt, wie er spreekt en wie met een bepaalde bijnaam bedoeld wordt. Na de inbeslagname van een aantal BlackBerry telefoons onder verdachten is ook herleid kunnen worden welke verdachte gebruik maakte van welk BlackBerry e-mailadres.2

Daar waar een en ander door de verdediging niet betwist wordt, neemt de rechtbank de conclusie van de politie, dat een bepaalde verdachte de gebruiker is van een bepaald telefoonnummer of dat een bepaalde verdachte met een bepaalde bijnaam wordt aangeduid of dat een bepaalde verdachte de gebruiker is van een onder hem inbeslaggenomen BlackBerry, over en maakt deze tot de hare.

Daar waar de verdediging in dit kader iets betwist heeft, gaat de rechtbank hierop nader in in haar bewijsoverwegingen.

[medeverdachte 1] 3 BlackBerry4 [alias 1] en [alias 1] (= [alias 1] in het Spaans)5

[medeverdachte 13] 6

[medeverdachte 4] 7 BlackBerry8 [alias 3]9, [alias 3]10, [alias 3]11, [alias 3]12,

[alias 3] 13

[medeverdachte 3] 14 [alias 4]15, [alias 4] , [alias 4]16

[medeverdachte 5] 17 BlackBerry18 [alias 5]19, [alias 5]20

[medeverdachte 6] 21

[medeverdachte 7] 22

[verdachte] 23 BlackBerry24 [alias 6]25, [alias 7]26

[medeverdachte 8] 27 [alias 9]28

[medeverdachte 9] 29 BlackBerry30 [alias 8]31 of [alias 8]32

[medeverdachte 10] 33 [alias 10]34, [alias 10]35

Feit 1 (550 kilogram cocaïne – zaaksdossier 2)

De rechtbank stelt vast dat [verdachte] slechts marginaal voorkomt in zaaksdossier 2. Hij is voornamelijk als toehoorder aanwezig geweest tijdens een bespreking op 29 januari 2013 bij ’ [adres 3] in Valkenswaard en op 4 maart bij [hotel] te Valkenswaard. Daarnaast heeft hij op 1 april 2013 een factuur en een paklijst op naam van een nieuw bedrijf van [medeverdachte 9] in ontvangst...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT