Uitspraak Nº 03/866225-14. Rechtbank Limburg, 2017-07-07

ECLIECLI:NL:RBLIM:2017:6756
Date07 Julio 2017
Docket Number03/866225-14
RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht

Strafrecht

Parketnummer: 03/866225-14

Tegenspraak

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 juli 2017

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

[geboortegegevens] ,

[adresgegevens] .

De verdachte wordt bijgestaan door mr. B.H.M. Nijsten, advocaat, kantoorhoudende te Cadier en Keer.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 29 november 2016, 1 december 2016,

9 december 2016, 19 mei 2017, 24 mei 2017 en 29 mei 2017. Op 28 juni 2017 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. De verdachte is op deze zittingen verschenen, met uitzondering van die op 29 november 2016. Op 29 november 2016 is zijn gemachtigde raadsman verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte medepleger is geweest van dan wel medeplichtig is geweest aan internationale drugshandel door de verdovende middelen in banden te verstoppen en hierop een velg te monteren, als ware het de reserveband behorende bij de auto van de drugskoper. Op die manier konden de verdovende middelen ongezien de grens over gesmokkeld worden naar België en/of Frankrijk. Gelet op deze rol wordt de verdachte ook het deelnemen aan twee criminele organisaties verweten, te weten de groepen Seville 1 en Seville 2. Beide groepen maakten zich schuldig aan de uitvoer, de handel en het voorhanden hebben van harddrugs, softdrugs en versnijdingsmiddelen. Als deelnemer aan die criminele organisaties dan wel medepleger was de verdachte hier ook mede schuldig aan. Daarnaast zou de verdachte zich mede schuldig hebben gemaakt aan voorbereidingshandelingen in het kader van de internationale drugshandel, door geprepareerde telefoons en telefoonkaarten en diverse versnijdingsmiddelen in zijn bezit te hebben.

3 De beoordeling van het bewijs
3.1

Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging

De officier van justitie en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de aan hem tenlastegelegde feiten, omdat het bewijs ontbreekt dat de verdachte de verdovende middelen in de banden stopte. Ook kan niet bewezen worden dat de verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de door hem te leveren banden en velgen gebruikt zouden worden voor de handel in en de uitvoer van verdovende middelen.

3.2

Het oordeel van de rechtbank 1

1 Inleiding
1.1.

Leeswijzer

Onderdeel 3.2 van het vonnis bestaat, met het oog op de leesbaarheid, uit meerdere hoofdstukken. De rechtbank zal beginnen met in hoofdstuk 2 uit te leggen hoe zij bepaalde bewijsmiddelen waardeert. Vervolgens zal zij achtereenvolgens de werkwijze van de groep Seville 1 en de werkwijze van de groep Seville 2 bespreken. Per groep houdt dit in dat de rechtbank een hoofdstuk aan de algemene bevindingen wijdt, in een volgend hoofdstuk de drugsdeals omschrijft en daarna per groep een tussenconclusie over de werkwijze trekt. In het afsluitende hoofdstuk zal de rol van verdachte beoordeeld worden en vervolgens zal de rechtbank daaraan de conclusie verbinden of deze rol een strafrechtelijk verwijt met zich mee brengt en zo ja, welk.

Het oordeel van rechtbank zal dus bestaan uit de volgende onderdelen:

  1. inleiding;

  2. algemene bewijsoverwegingen;

  3. Seville 1: algemene bevindingen;

  4. Seville 1: drugsdeals;

  5. Seville 1: tussenconclusie;

  6. Seville 2: algemene bevindingen;

  7. Seville 2: drugsdeals;

  8. Seville 2: tussenconclusie;

  9. bespreking van de feitelijke rol van de verdachte en de strafrechtelijke kwalificatie van die rol.

1.1.

Inleidende opmerkingen

Vanaf 24 mei 2012 werd er door de Service Régionale de Police Judiciaire de Nancy, oftewel de regionale recherchedienst van Nancy (Frankrijk), een onderzoek ingesteld naar een handel in verdovende middelen. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat personen uit het noorden en oosten van Frankrijk verdovende middelen bestelden via de Nederlandse telefoonnummers: [gouden lijn Seville 1] en + [gouden lijn Seville 2] . De bestelde verdovende middelen werden vervolgens in de grensstreek van Nederland en België afgehaald.

Op 26 februari 2013 werd door het Limburgse arrondissementsparket een onderzoek ingesteld naar deze handel en de organisatie die zich ermee bezighield. Dit onderzoek kreeg de naam Seville.

Gedurende het onderzoek bleek dat achter elk van voornoemde telefoonnummers een afzonderlijke organisatie schuilging, hetgeen reden was om op 25 juni 2013 het onderzoek te splitsen in een onderzoek naar de handel via en de organisatie achter nummer

[gouden lijn Seville 1] (Seville 1) en een onderzoek naar de handel via en de organisatie achter nummer + [gouden lijn Seville 2] (Seville 2).

Volgens het Openbaar Ministerie zijn betrokken bij de groep Seville 1: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 17] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 9] , [verdachte] , [medeverdachte 11] , [medeverdachte 12] en een of meer andere personen.

Volgens het Openbaar Ministerie zijn betrokken bij de groep Seville 2: [medeverdachte 20] , [medeverdachte 19] , [medeverdachte 18] , [medeverdachte 21] , Baddredine [medeverdachte 22] en [verdachte] en een of meer andere personen.

2 Algemene bewijsoverwegingen

De rechtbank zal in haar bewijsoverweging gebruik maken van de door verbalisanten vastgestelde stemherkenning. Ook zal zij de verklaringen van getuigen bezigen voor het bewijs. De rechtbank overweegt over het aanwenden van deze bewijsmiddelen als volgt.

2.1.

Stemherkenning/stemidentificatie

De betrokkenheid van verdachte en een aantal van zijn medeverdachten bij de tenlastegelegde feiten is door de politie mede afgeleid uit getapte of opgenomen telefoongesprekken, waarin verbalisanten de stemmen van deze verdachte(n) (menen te) herkennen.

Over deze werkwijze merkt de rechtbank allereerst op dat noch uit de wet noch uit de jurisprudentie valt af te leiden dat (resultaten van) dergelijke stemherkenningen in algemene zin niet voor het bewijs zouden mogen worden gebruikt. Voor een categorische uitsluiting van stemherkenningen van het bewijs ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding.

Bij de waardering van de bewijskracht van deze stemherkenningen is behoedzaamheid echter wel op zijn plaats. Daar is in jurisprudentie en wetenschappelijke literatuur al vaker terecht op gewezen. Om die reden houdt de rechtbank bij de beoordeling van de bewijswaarde van de resultaten van dergelijke stemherkenningen rekening met de volgende omstandigheden (ECLI:NL:RBAMS:2008:BG7853):

  • -

    Wordt de stemherkenning ondersteund door andere feiten en omstandigheden of bewijsmiddelen?

  • -

    Heeft de stemherkenning op ambtseed/ambtsbelofte plaatsgevonden?

  • -

    Betwist de verdachte de stemherkenning en zo ja, op welke wijze?

  • -

    Is sprake van stemherkenning door een verbalisant die de persoon die hij meent te herkennen ook daadwerkelijk kent?

  • -

    De mate van zekerheid van de stemherkenning;

  • -

    Is er sprake van een stemherkenning door een verbalisant die vanuit zijn opsporingsfunctie de gesprekken uitluistert?

  • -

    Alertheid vanwege het doel van stemherkenning;

  • -

    De hoeveelheid uitgeluisterde gesprekken.

De rechtbank overweegt dat zij, rekening houdend met deze aandachtspunten, geen aanleiding heeft te twijfelen aan de juistheid van de stemherkenningen in dit dossier. De rechtbank neemt dus de door de politie als deelnemers aan de tapgesprekken genoemde personen over als deelnemers aan die gesprekken.

2.2.

Getuigenverklaringen

In deze zaak heeft de verdediging verzocht om het horen van getuigen (bij de rechter-commissaris). De verdediging is echter niet in de gelegenheid geweest alle door de rechtbank toegewezen getuigen te (doen) bevragen bij de rechter-commissaris. Een deel van de getuigen kon namelijk niet worden getraceerd, of is, hoewel behoorlijk opgeroepen, meermalen niet verschenen, zodat de rechtbank uiteindelijk ter zitting heeft moeten concluderen dat het onaannemelijk is dat zij binnen een aanvaardbare termijn ter zitting gehoord zouden kunnen worden.

De verdediging is niet in een eerder stadium in de gelegenheid geweest deze getuigen te (doen) ondervragen en ter terechtzitting heeft de verdediging geen afstand gedaan van het horen van de getuigen.

De rechtbank is van oordeel dat, in het licht van de jurisprudentie van het EHRM en de Hoge Raad, het gebruik voor het bewijs van een ambtsedig proces-verbaal van de politie voor zover inhoudende een door enig persoon in het opsporingsonderzoek afgelegde, de verdachte belastende verklaring, niet zonder meer ongeoorloofd is in het licht van het EVRM en, in het bijzonder, niet onverenigbaar is met artikel 6, eerste lid en derde lid, aanhef en onder d, van het EVRM. Van die ongeoorloofdheid is in elk geval geen sprake wanneer de verdachte weliswaar niet in enig stadium van het geding de gelegenheid heeft gehad om een dergelijke verklaring op haar betrouwbaarheid te toetsen en aan te vechten door de persoon die de verklaring heeft afgelegd als getuige te (doen) ondervragen, maar die verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen, in die zin dat de betrokkenheid van de verdachte bij het hem tenlastegelegde feit wordt bevestigd door ander bewijsmateriaal. Dit steunbewijs zal dan betrekking moeten hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die de verdachte betwist. De rechtbank verwijst in dit verband naar onder meer de uitspraak van het EHRM van 10 juli 2012 (Vidgen tegen Nederland, ECLI:NL:XX:2012:BX3071) en de uitspraak van de Hoge Raad van 22 april 2014...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT