Uitspraak Nº 03/995126-14. Rechtbank Limburg, 2017-07-21

ECLIECLI:NL:RBLIM:2017:7106
Date21 Julio 2017
Docket Number03/995126-14
RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond

Strafrecht

Parketnummer: 03/995126-14

Tegenspraak (gemachtigde raadsman)

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 juli 2017

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboortegegevens] ,

wonende te [adres verdachte] .

De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.W. Heemskerk, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 juli 2017. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2 De tenlastelegging

De ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

Feit 1: handelend onder de naam (eenmanszaak) [naam bedrijf 1] belastingfraude heeft gepleegd (aangiften omzetbelasting);

Feit 2: handelend onder de naam (eenmanszaak) [naam bedrijf 1] van [adres 2] belastingfraude heeft gepleegd (aangiften omzetbelasting);

Feit 3: opdracht heeft gegeven tot, dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan het plegen van belastingfraude (aangiften omzetbelasting) door de [naam bedrijf 2] ;

Feit 4: opdracht heeft gegeven tot, dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan het plegen van belastingfraude (aangiften omzetbelasting) door [naam bedrijf 3] .

3 De beoordeling van het bewijs
3.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht alle tenlastegelegde feiten bewezen. Hiertoe heeft ze onder meer het volgende naar voren gebracht.

Ten aanzien van feit 1

Over de jaren 2007 tot en met 2010 heeft de verdachte ten aanzien van de eenmanszaak ‘ [naam bedrijf 1] ’ 16 aangiften omzetbelasting ingediend. Via deze aangiften heeft hij telkens ten onrechte voorbelasting teruggevraagd. Het is onbekend waar deze bedragen vandaan komen en waarop zij zien. Er is immers geen administratie aangetroffen. Bovendien was er geen activiteit meer in deze eenmanszaak. De verdachte heeft geen aannemelijke verklaring kunnen geven voor de door hem opgegeven voorbelasting.

Ten aanzien van feit 2

Tussen 2010 en 2013 heeft de verdachte ten aanzien van de eenmanszaak ‘ [naam bedrijf 1] van [adres 2] ’ 36 aangiften omzetbelasting ingediend. De boekhouding komt, voor wat betreft de opgegeven omzet/voorbelasting, niet overeen met de ingediende belastingformulieren. Aan de Belastingdienst is meer voorbelasting opgegeven dan volgt uit de boekhouding. Daarnaast zijn er valse en onzakelijke facturen verwerkt in diverse aangifteformulieren, te weten een valse factuur van [naam bedrijf 4] , een valse factuur met betrekking tot de overname van de voorraad van [naam bedrijf 3] , twee facturen voor aanleg en ouderhoud van de privétuin van verdachte en elf facturen van [naam bedrijf 5] .

Ten aanzien van feit 3

In de periode van 2007 tot en met 2011 heeft de verdachte ten aanzien van de maatschap ‘ [naam bedrijf 2] ’ 49 aangiften omzetbelasting ingediend. Via deze aangiften heeft hij telkens ten onrechte voorbelasting teruggevraagd. Deze aangiften worden niet onderbouwd met administratie. Er zijn slechts enkele facturen van [naam bedrijf 6] en [naam bedrijf 7] ontvangen, terwijl deze facturen vals zijn.

Nu de aangiften door de verdachte zijn opgemaakt, dan wel nu hij hiertoe opdracht heeft gegeven, kan hij worden aangemerkt als feitelijke leidinggever.

Ten aanzien van feit 4

In de periode van januari 2007 tot en met september 2010 zijn door de besloten vennootschap ‘ [naam bedrijf 3] ’ 15 aangiften omzetbelasting ingediend. Via deze aangiften is ten onrechte voorbelasting teruggevraagd. Door de verdachte zijn slechts valse facturen van [naam bedrijf 6] overgelegd, welke facturen zijn verwerkt in de kwartaalaangiften van 2010. Van enige handel na 2005/2006 is geen onderbouwing.

Nu de aangiften door de verdachte zijn opgemaakt, dan wel nu hij hiertoe opdracht heeft gegeven, kan hij worden aangemerkt als feitelijke leidinggever.

Algemeen

Het verweer van de verdediging, inhoudende dat de ontbrekende administratie door de heer [getuige 1] van de Belastingdienst is meegenomen, houdt geen stand, gelet op de verklaring van deze [getuige 1] , alsmede op de wisselende verklaringen van verdachte op dit punt.

3.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft verzocht verdachte vrij te spreken van alle tenlastegelegde feiten.

Ten aanzien van de feiten 1, 3 en 4 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij de aangifteformulieren naar waarheid heeft ingevuld en de administratie heeft afgegeven aan de heer [getuige 1] van de Belastingdienst. Dat het afgeven van de administratie niet ongeloofwaardig is, blijkt uit de verklaring van de heer [getuige 2] van de Belastingdienst. Uit die verklaring blijkt immers dat het niet ongebruikelijk is dat door medewerkers van de Belastingdienst originele administratie wordt meegenomen.

De raadsman heeft voorts verzocht de verdachte vrij te spreken van feit 2, nu het verschil tussen de boekhouding en de aangifteformulieren verklaard kan worden door de administratie waarover verdachte niet meer beschikt.

Ten slotte heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat het mogelijk is dat in de administratie en de belastingformulieren privéuitgaven zijn verwerkt. Met betrekking tot de kosten voor de tuin heeft de verdediging zich dan ook gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De facturen van [naam bedrijf 5] zijn wel zakelijk, nu de verdachte wel eens zakenrelaties meenam.

3.3

Het oordeel van de rechtbank 1

3.3.1

Feit 1 – belastingfraude eenmanszaak [naam bedrijf 1]

3.3.1.1 De bewijsmiddelen

In verband met de belaste verhuur van de recreatiewoning [naam bedrijf 1] , gelegen in het ‘ [adres 3] ’ te Wemeldinge (Zeeland), is met ingang van 2 oktober 1996 door de Belastingdienst het omzetbelastingnummer [nummer 1] afgegeven. Deze eenmanszaak staat op naam van [verdachte] . Op 12 juli 1996 is de woning door [verdachte] gekocht. Per 4 april 2005 is de woning verkocht.2

Ten aanzien van omzetbelastingnummer [nummer 1] zijn aangiften omzetbelasting ingediend met - voor zover relevant - de volgende inhoud:

Omzetbelastingnummer

Tijdvak

Datum

bericht

Voorbelasting in €

Totaal

Omzetbelasting in €

[nummer 1]

1e kwartaal 2007

31-03-07

2.318

-2.3183

[nummer 1]

2e kwartaal 2007

29-06-07

2.297

-2.2974

[nummer 1]

3e kwartaal 2007

18-10-07

1.469

-1.4695

[nummer 1]

4e kwartaal 2007

28-12-07

1.591

-1.5916

[nummer 1]

1e kwartaal 2008

30-03-08

2.312

-2.3127

[nummer 1]

2e kwartaal 2008

30-06-08

1.487

-1.4878

[nummer 1]

3e kwartaal 2008

02-10-08

2.319

-2.3199

[nummer 1]

4e kwartaal 2008

31-12-08

2.471

-2.47110

[nummer 1]

1e kwartaal 2009

06-04-09

2.471

-2.47111

[nummer 1]

2e kwartaal 2009

01-07-09

2.473

-2.47312

[nummer 1]

3e kwartaal 2009

01-10-09

2.391

-2.39113

[nummer 1]

4e kwartaal 2009

04-01-10

2.471

-2.47114

[nummer 1]

1e kwartaal 2010

11-04-10

2.612

-2.29415

[nummer 1]

2e kwartaal 2010

18-07-10

1.901

-1.74516

[nummer 1]

3e kwartaal 2010

06-10-10

1.318

-1.31817

[nummer 1]

4e kwartaal 2010

05-01-11

1.611

-1.31318

Deze aangiften omzetbelasting, betreffende de belastingplichtige [verdachte] , sofinummer [nummer 5] , zijn elektronisch binnengekomen op de computersystemen van de Belastingdienst te Apeldoorn.19

Verdachte heeft onder meer het volgende verklaard.

De eenmanszaak [verdachte] is de [naam bedrijf 1] . Verdachte meent deze vakantiewoning in 1996 te hebben gekocht en in 2005 of 2006 te hebben verkocht. Er is daarna geen omzet meer geweest. Verdachte heeft de aangiften omzetbelasting van deze onderneming ingediend.20

Getuige [getuige 1] , ambtenaar bij de Belastingdienst, heeft onder meer het volgende verklaard.

[verdachte] kwam opnieuw bij getuige [getuige 1] in beeld toen hij begon met de [naam bedrijf 1] winkel in Venlo (de rechtbank begrijpt: de eenmanszaak [naam bedrijf 1] van [adres 2] ). [getuige 1] startte toen een deelonderzoek op omzetbelasting. Omstreeks 2012 of 2013 nam zijn collega [getuige 2] de controle over.

Getuige [getuige 1] heeft nooit administratie van een van de ondernemingen van [verdachte] meegenomen. Hij heeft alleen afschriften van bepaalde grootboekrekeningen en facturen gemaakt. Van andere ondernemingen van [verdachte] dan [naam bedrijf 1] heeft [getuige 1] nooit administratie gezien.21

Getuige [getuige 2] , eveneens ambtenaar bij de Belastingdienst, heeft onder meer het volgende verklaard.

[getuige 2] nam het boekenonderzoek met betrekking tot [verdachte] over van zijn collega [getuige 1] . Op enig moment verzocht [getuige 2] [verdachte] om de administratie van onder meer [naam bedrijf 1] . Volgens [verdachte] zou de administratie van deze onderneming bij [getuige 2] collega [getuige 1] aanwezig zijn. [getuige 1] had echter alleen kopiefacturen van [naam bedrijf 6] in zijn bezit en gaf te kennen dat hij verder geen administratieve bescheiden in zijn bezit had. Vervolgens stelde [getuige 2] aan [verdachte] voor om namen te noemen van de grootste leveranciers zodat hij door middel van onderzoek bij derden toch aan de benodigde informatie zou komen. Hieraan wilde of kon [verdachte] niet voldoen.22

Op 30 januari 2014 heeft de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT