Uitspraak Nº 04 5648784. Rechtbank Limburg, 2017-08-09

ECLIECLI:NL:RBLIM:2017:7743
Date09 Agosto 2017
Docket Number04 5648784
RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Roermond

Zaaknummer: 5648784 \ CV EXPL 17-509

Vonnis van de kantonrechter van 9 augustus 2017

in de zaak van:

[eiser] ,

wonend [adres eiser]

,

eisende partij,

gemachtigde mr. P. Kowalczyk,

tegen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[betonbedrijf],

kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,

gedaagde partij,

gemachtigde mr. M. Bouman.

Partijen zullen hierna [eiser] en [betonbedrijf] worden genoemd.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding, met producties

  • -

    de conclusie van antwoord, met producties

  • -

    de conclusie van repliek, met producties

  • -

    de conclusie van dupliek, met producties

  • -

    de akte uitlating producties namens [eiser]

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten
2.1.

[eiser] werkte op basis van een uitzendovereenkomst voor People Work Service en werd uitgeleend aan [betonbedrijf] .

2.2.

[betonbedrijf] is een gespecialiseerd bedrijf op het gebied van beton- en vlechtwerk voor de betonindustrie.

2.3.

In oktober 2016 is [eiser] gestart met het verrichten van werkzaamheden voor [betonbedrijf] . Deze werkzaamheden bestonden hoofdzakelijk uit het hechten van betondraden.

2.4.

[eiser] was op 14 november 2016 aan het werk bij [betonbedrijf] . Hem is toen een ongeval overkomen waarbij één of meer betonmatten op hem zijn gevallen. Als gevolg van dit ongeval heeft [eiser] letsel opgelopen.

2.5.

Op 8 december 2016 is [betonbedrijf] aansprakelijk gesteld voor het ongeval dat [eiser] op 14 november 2016 is overkomen. [betonbedrijf] heeft op die aansprakelijkheidstelling niet gereageerd.

2.6.

Van het ongeval is op 1 februari 2017 een expertiserapport opgesteld.

3 Het geschil
3.1.

[eiser] vordert – samengevat weergegeven – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad een verklaring voor recht dat [betonbedrijf] jegens [eiser] aansprakelijk is voor het door [eiser] opgelopen letsel bij [betonbedrijf] als gevolg van het ongeval dat op of omstreeks

14 november 2016 heeft plaatsgevonden, met veroordeling van [betonbedrijf] in de proceskosten.

3.2.

[betonbedrijf] voert verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4 De beoordeling
4.1.

Aan de orde is de vraag of [betonbedrijf] aansprakelijk is voor de schade die [eiser] stelt te hebben geleden en nog te lijden als gevolg van een ongeval dat hem is overkomen in de uitoefening van zijn werkzaamheden op 14 november 2016.

4.2.

Tussen partijen staat vast dat People Work Service de formele werkgever van [eiser] was ten tijde van het ongeval en [betonbedrijf] de materiële werkgever (inlener). In artikel 7:658 lid 4 BW is bepaald dat - naast de formele werkgever - ook de inlener aansprakelijk is voor de door werknemer geleden schade. Derhalve kan [betonbedrijf] in rechte worden aangesproken.

Aansprakelijkheid

4.3.

Ingevolge artikel 7:658 lid 2 BW is de werkgever jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij de werkgever aantoont dat hij de in artikel 7:658 lid 1 BW genoemde verplichtingen is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Artikel 7:658 BW beoogt niet een absolute waarborg te scheppen voor bescherming tegen gevaar, maar een werkgever dient ingevolge dit artikel wel die maatregelen te nemen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Wat van de erkgever in redelijkheid verwacht mag worden, hangt af van de omstandigheden van het geval.

4.4.

De kantonrechter stelt vast dat [betonbedrijf] bij conclusie van dupliek niet langer verweer voert tegen de stelling van [eiser] dat hij schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Niettemin concludeert [betonbedrijf] tot afwijzing van de aansprakelijkheidstelling, primair omdat zij heeft voldaan aan de op haar rustende zorgplicht en subsidiair omdat naleving van de zorgplicht de schade zoals [eiser] stelt te hebben geleden, niet zou hebben voorkomen.


Toedracht

4.5.

De kantonrechter overweegt allereerst dat tussen partijen discussie bestaat over de exacte toedracht van het ongeval. [eiser] stelt dat hij met een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT