Uitspraak Nº 05/246461-17. Rechtbank Gelderland, 2019-01-25
ECLI | ECLI:NL:RBGEL:2019:305 |
Docket Number | 05/246461-17 |
Date | 25 Enero 2019 |
Court | Rechtbank Gelderland (Neederland) |
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/246461-17
Datum uitspraak : 25 januari 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] , wonende te [adres] ,
raadsman: mr. S. Arts, advocaat te Breda.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 januari 2019.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 8 september 2017 te Duiven als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Van der Goesstraat, gaande in de richting van de kruising van de Van der Goesstraat en de Van Eyckstraat zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij, verdachte bekend was met die verkeerssituatie en/of
terwijl het uitzicht over en op die kruising niet werd beperkt en/of
terwijl hij, verdachte rijdende over de Van der Goesstraat in de gelegenheid was of is geweest, om het verkeer over de Van Eyckstraat te zien naderen en/of
niet of in onvoldoende mate heeft gekeken en/of is blijven kijken en/of zich niet of in onvoldoende mate heeft vergewist of over die Van Eyckstraat of over die kruising verkeer naderde en/of
die kruising is op- en overgereden en/of in strijd met het gestelde in artikel 15 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, op die kruising geen voorrang heeft verleend aan een over die Van Eyckstraat rijdende, gelet op verdachtes rijrichting, van rechts komende en/of toen dicht genaderd zijnde bestuurster van een fiets en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die voor hem, verdachte van rechts komende, toen dicht genaderd zijnde fiets en/of de bestuurster van die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurster van die fiets ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [naam 1] ) zwaar lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte geen voorrang heeft verleend;
Subsidiair
hij op of omstreeks 8 september 2017 te Duiven als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende over de weg, de Van der Goesstraat, gaande in de richting van de kruising van de Van der Goesstraat en de Van Eyckstraat,
die kruising is op- en overgereden en/of in strijd met het gestelde in artikel 15 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, op die kruising geen voorrang heeft verleend aan een over die Van Eyckstraat rijdende, gelet op verdachtes rijrichting, van rechts komende en/of toen dicht genaderd zijnde bestuurster van een fiets en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die voor hem, verdachte van rechts komende, toen dicht genaderd zijnde fiets en/of de bestuurster van die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurster van die fiets ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 8 september 2017 reed verdachte, als bestuurder van zijn personenauto, in Duiven over de Van der Goesstraat in de richting van de kruising van de Van der Goesstraat en de Van Eyckstraat. Verdachte woonde destijds aan de Van der Goesstraat en reed vaker over voormelde kruising. Verdachte heeft op het moment dat hij voormelde kruising opreed geen voorrang verleend aan de voor hem van rechts komende fietsster [naam 1] die op de Van Eyckstraat reed.2 Daardoor is hij met haar in aanrijding gekomen, waarbij [naam 1] is gevallen. Na deze aanrijding is bij [naam 1] een driedubbele beenbreuk geconstateerd waaraan zij geopereerd is. Door dit letsel kon zij vanaf 1 oktober 2017 tot net voor de kerstdagen niet gaan werken.3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde. De officier van justitie is daarbij van mening dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden. De officier van justitie stelt verder dat niet kan worden bewezen dat het zicht van verdachte helemaal niet werd belemmerd, nu sprake was van bosjes aan de rechterkant aan het einde van de Van der Goesstraat die het zicht van verdachte wellicht enigszins hebben belemmerd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. Daartoe is aangevoerd dat slechts sprake is van één verkeersfout en één moment van onoplettendheid. Er is wel sprake van zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging ontslag van alle rechtsvervolging bepleit, nu verdachte geen enkel verwijt kan worden gemaakt.
Beoordeling door de rechtbank
Schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (WVW)
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW komt het volgens vaste jurisprudentie...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT