Uitspraak Nº 05/720008-16. Rechtbank Gelderland, 2019-09-30

ECLIECLI:NL:RBGEL:2019:4378
Docket Number05/720008-16
Date30 Septiembre 2019
CourtRechtbank Gelderland (Neederland)

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Arnhem

Parketnummer : 05/720008-16

Datum uitspraak : 30 september 2019

Tegenspraak

vonnis van de meervoudige kamer

in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[verdachte]

geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] ,

wonende te [adres 1]

raadsman: mr. K. Karakaya, advocaat te Apeldoorn.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van

25 april 2016, 11 juni 2016, 3 oktober 2016, 19 juni 2017, 28 augustus 2017, 12 maart 2018, 5 november 2018, 9 september 2019, 10 september 2019 en 16 september 2019.

1 De inhoud van de tenlastelegging

De inhoud van de tenlastelegging is te vinden in de bijlage bij dit vonnis en omvat – kort weergegeven en na een toegewezen vordering wijziging van de tenlastelegging – de navolgende verdenkingen:

feit 1: mensenhandel, in verschillende vormen, met betrekking tot [slachtoffer] , tijdens haar

minderjarigheid;

feit 2: mensenhandel, in verschillende vormen, met betrekking tot [slachtoffer] , tijdens haar

meerderjarigheid;

feit 3: bedreiging van [slachtoffer] ;

feit 4: mishandeling van [slachtoffer] ;

feit 5: voorhanden hebben van een vuurwapen en een stroomstootwapen;

feit 6: een gewoonte maken van witwassen.

2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs 1

Ten aanzien van feit 1

De feiten

Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.

Aangeefster [slachtoffer] (roepnaam [slachtoffer] ), geboren op [geboortedatum 2] , heeft een relatie gehad met verdachte. Gedurende (een deel van) die relatie heeft zij als prostituee gewerkt.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel jegens een minderjarige, door middel van werven, vervoeren/overbrengen en huisvesten van aangeefster [slachtoffer] . De officier van justitie acht ook bewijsbaar dat verdachte voordeel daarvan heeft getrokken.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat er geen bewijs is dat aangeefster zich daadwerkelijk heeft geprostitueerd voor haar 18e en dat er geen sprake is geweest van een uitbuitingssituatie. Verder stelt de verdediging dat, indien aangeefster wel als prostituee heeft gewerkt, verdachte niets heeft gedaan dat aangeefster ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen voor prostitutie en geen voordeel heeft getrokken uit aangeefsters werkzaamheden in de prostitutie.

Beoordeling door de rechtbank

Betrouwbaarheid aangeefster

De rechtbank heeft geconstateerd dat aangeefster over verschillende zaken bij de politie wisselende verklaringen heeft afgelegd, een punt waar de verdediging ook op heeft gewezen. Met die verklaringen dient naar het oordeel van de rechtbank dan ook behoedzaam om te worden gegaan. De rechtbank zal daarom slechts daar waar aangeefster’s verklaringen bevestigd worden door (enig) ander bewijsmiddel deze verklaringen gebruiken voor het bewijs.

Prostitutie tijdens minderjarigheid

De rechtbank stelt voorop dat voor strafbaarheid op grond van artikel 273f, lid 1, sub 2 Wetboek van Strafrecht geen sprake hoeft te zijn van één van de in artikel 273f, lid 1, sub 1, van het Wetboek van Strafrecht vermelde dwangmiddelen nu de tenlastelegging betrekking heeft op een minderjarig slachtoffer. Dwang is geen onderdeel van de delictsomschrijving. De strekking van artikel 273f, lid 1, sub 2, 5 en 8 van het Wetboek van Strafrecht ziet op de bescherming van kinderen, waarbij de minderjarigheid een geobjectiveerd bestanddeel vormt, zoals ook volgt uit de parlementaire geschiedenis (Kamerstukken II 1996/97, 25 437, nr. 3, p. 9). Dat betekent dat aan de wil van de minderjarige en de al dan niet bestaande instemming met het werk in de prostitutie geen betekenis toekomt.

De rechtbank zal vervolgens ingaan op de vraag of aangeefster als prostituee heeft gewerkt voordat zij meerderjarig was.

De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend op grond van het navolgende.

Aangeefster heeft verklaard dat zij als prostituee werkte onder de werknamen [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] . Voor twee van de genoemde namen, te weten [naam 1] en [naam 5] , zijn seksadvertenties gemaakt toen zij nog minderjarig was.3 Klanten konden haar vóór haar achttiende verjaardag onder die namen vinden via advertenties op de website sexjobs.nl.4

De advertenties zijn geanalyseerd door de politie. De bevindingen van die analyse zijn dat tien seksadvertenties van aangeefster onder de naam [naam 1] zijn gemaakt in de periode tussen 20 december 2014 en [datum] 2015 (de dag dat aangeefster meerderjarig werd).5 Hetzelfde geldt voor drie seksadvertenties van aangeefster onder de naam [naam 5] .6

Dat aangeefster al voor haar 18e in de prostitutie werkte, wordt bevestigd door haar vriendin [getuige 1] , die heeft verklaard dat ze in de week vóór aangeefsters achttiende verjaardag - de rechtbank concludeert derhalve : eind januari 2015, begin februari 2015 - zag dat aangeefster bij een McDonalds in Apeldoorn uit een zwarte Renault Megane stapte en in een andere auto stapte. De Renault Megane bleef op de parkeerplaats wachten. Na 15 à 20 minuten kwam de auto terug en stapte aangeefster uit de auto en weer in de Renault Megane. Toen [getuige 1] aangeefster later om opheldering vroeg, vertelde aangeefster aan [getuige 1] dat het waar was wat [getuige 1] steeds had gedacht, namelijk dat aangeefster iets met een loverboy te maken had, dat ze seks met mannen moest hebben en dat ze nog geld van verdachte kreeg waarvoor ze op haar rug had gelegen.7 Aangeefster heeft verklaard dat [getuige 1] gelijk door had gehad wat er met haar aan de hand was, waaruit de rechtbank begrijpt dat aangeefster doelde op haar prostitutiewerkzaamheden.8

Tot slot heeft getuige [getuige 2] , wiens woning aangeefster enige tijd huurde, verklaard dat aangeefster hem heeft verteld dat ze 17 jaar was toen ze de prostitutie inging.9

Uit het vorenstaande trekt de rechtbank de conclusie dat aangeefster, ten minste vanaf 20 december 2014, als minderjarige in de prostitutie heeft gewerkt.

Rol verdachte en oogmerk van uitbuiting

Verdachte heeft verklaard dat hij in 2014 en 2015 een zwarte Renault Megane had en dat hij aangeefster wel eens naar afspraken met prostitutieklanten reed.10 Hij ontkent echter dat aangeefster toen nog minderjarig was. Echter, uit eerdergenoemde verklaring van getuige [getuige 1] volgt dat aangeefster ook vóór haar achttiende verjaardag al naar prostitutieafspraken bij de McDonalds in Apeldoorn werd gebracht in een zwarte Renault Megane. De rechtbank vindt hierin bevestiging voor de verklaring van aangeefster dat zij door verdachte met zijn zwarte Renault naar afspraken met klanten werd gebracht, onder meer bij de McDonalds in Apeldoorn.11 Derhalve heeft de rechtbank de overtuiging dat aangeefster ook tijdens haar minderjarigheid, in de periode tussen 20 december 2014 en [datum] 2015, door verdachte werd vervoerd, waaronder begrepen ‘overbrengen’, ten behoeve van prostitutiewerkzaamheden.

Voorts heeft de rechtbank de overtuiging dat verdachte ook op andere wijze aangeefster heeft gestimuleerd al tijdens haar minderjarigheid in de prostitutie te werken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.

Zoals eerder opgemerkt, werkte aangeefster tijdens haar minderjarigheid onder de namen [naam 1] en [naam 5] . De seksadvertenties van aangeefster onder die namen zijn door de politie geanalyseerd, waaruit het navolgende beeld is ontstaan. Die seksadvertenties werden per computer aangemaakt en gewijzigd, en per telefoon ‘omhoog gebeld’. Bij omhoog bellen wordt een telefoonnummer van een website exploitant gebeld tegen een vast beltarief, waarna een advertentie hoger op de website komt te staan en dus door meer personen wordt gezien. Van de in totaal 80 handelingen ten aanzien van de seksadvertenties op de naam [naam 1] zijn er 51 verricht via het IP-adres van de [adres 1] , zijnde het adres van verdachte.12 Van de in totaal 23 handelingen ten aanzien van de advertenties op naam van [naam 5] zijn er 17 verricht via datzelfde IP-adres.13

Daarnaast is in de periode vóór [datum] 2015 zeven keer een advertentie van [naam 1] en drie keer een advertentie van [naam 5] omhoog gebeld met het telefoonnummer [telefoonnummer] .14 Dat telefoonnummer was in gebruik bij verdachte.15

Verdachte heeft hierover gesteld dat al deze handelingen niet door hem, maar door aangeefster zijn verricht terwijl zij in zijn woning verbleef. Echter, verdachte heeft deze stelling niet nader onderbouwd. En gelet op de hoge frequentie waarmee via dit IP-adres aan de seksadvertenties is gewerkt en waarmee door middel van de telefoon van verdachte deze omhoog zijn gebeld, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat dit buiten medeweten van verdachte gebeurde. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verdachte een actieve rol heeft gehad bij het aanmaken en omhoog bellen van de advertenties van aangeefster, ook gedurende haar minderjarigheid.

De rechtbank heeft hierdoor ook de overtuiging dat verdachte in de periode van 20 december 2014 tot [datum] 2015 actief betrokken was bij de prostitutiewerkzaamheden van de toen nog minderjarige aangeefster.

Verdachte moet hier ook kosten voor hebben gemaakt en in dat licht bezien acht de rechtbank ongeloofwaardig dat verdachte daarbij niet de bedoeling heeft gehad mee te delen in de opbrengsten van aangeefster.

De rechtbank heeft dan ook de overtuiging dat verdachte - ten minste - een oogmerk van uitbuiting van aangeefster heeft gehad, terwijl zij minderjarig was, door haar te stimuleren prostitutiewerkzaamheden te verrichten en haar te vervoeren naar klanten (feit 1...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT