Uitspraak Nº 05/740353-16 en 05/740085-17. Rechtbank Gelderland, 2017-03-13

ECLIECLI:NL:RBGEL:2017:1357
Docket Number05/740353-16 en 05/740085-17
Date13 Marzo 2017
CourtRechtbank Gelderland (Neederland)

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Zutphen

Parketnummer : 05/740353-16 en 05/740085-17 (gevoegd ter terechtzitting)

Datum uitspraak : 13 maart 2017

Tegenspraak

vonnis van de meervoudige kamer

in de zaak van

de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland

tegen

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] 1943 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] , [woonplaats]

thans gedetineerd te PI Achterhoek - Ooyerhoekseweg te Zutphen

raadsman: mr. M.O.G.J. Bakker, advocaat te Hoog-Keppel.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 12 december 2016 en 27 februari 2017.

1 De inhoud van de tenlastelegging

05/740353-16

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

Primair

hij op of omstreeks 18 september 2016 te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek, aan [slachtoffer 1] , opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten:
-(eerstegraads) brandwonden in/aan/op het gelaat en/of de hals en/of (beide) (onder)arm(en) en/of de pols(en) heeft toegebracht door:
een (bijtende) vloeistof (te weten: een zoutzuuroplossing) te gooien/werpen in de richting van/tegen die [slachtoffer 1] (waarbij die [slachtoffer 1] door die vloeistof werd geraakt op/in zijn gezicht en/of hals en/of onderarmen);

Subsidiair

hij op of omstreeks 18 september 2016 te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] , opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet:
-een (bijtende) vloeistof (te weten: een zoutzuuroplossing) heeft gegooid/geworpen in de richting van/tegen die [slachtoffer 1] , (waarbij die [slachtoffer 1] door die vloeistof werd geraakt op/in zijn gezicht en/of hals en/of onderarmen) terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Meer subsidiair

hij op of omstreeks 18 september 2016 te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek, met voorbedachten rade [slachtoffer 1] heeft mishandeld door:
een (bijtende) vloeistof (te weten: een zoutzuuroplossing) te gooien/werpen in de richting van/tegen die [slachtoffer 1] (waarbij die [slachtoffer 1] door die vloeistof werd geraakt op/in zijn gezicht en/of hals en/of onderarmen).

05/740085-17

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 18 september 2016 te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek, in een woning/besloten lokaal/besloten erf, gelegen aan de [adres 2] en in gebruik bij [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk is binnengedrongen.

2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs 1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 05/740353-16 primair ten laste gelegde en aan het ten laste gelegde onder 05/740085-17. Volgens de officier van justitie was het verdachte die het huis van de gebroeders [naam 1] is binnengedrongen en vervolgens zoutzuur heeft gegooid over aangever [slachtoffer 1] . De verklaring van verdachte dat hij niet de dader is, is niet te verifiëren en klopt niet. Aangever heeft aan de zoutzuuraanval brandwonden in zijn gezicht en hals en op zijn armen en polsen overgehouden. Naar normaal taalgebruik is dit zwaar lichamelijk letsel. Verdachte heeft ook opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Hij gooide immers zoutzuur op twee meter afstand richting het gezicht van aangever. Bovendien heeft verdachte gehandeld met voorbedachten rade.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde onder beide parketnummers. Hiertoe heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte heeft ontkend dat hij de dader is. Het dossier bevat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.

De herkenning door de gebroeders [naam 1] moet betwijfeld worden. Het feit dat de dader een mondkapje droeg, maakt het moeilijker om die persoon te herkennen. Het door de aangever opgegeven signalement van de dader is bovendien niet een signalement dat maar op één persoon van toepassing kan zijn. De broer van aangever heeft in eerste instantie verklaard dat hij de dader enkel op de rug zou hebben gezien en dat hij verdachte eigenlijk niet kent. Hierop is de broer teruggekomen in zijn verhoor bij de rechter-commissaris. Volgens de verdediging moet uit worden gegaan van hetgeen de broer in zijn eerste verklaring heeft gezegd.

Daarnaast is het onmogelijk dat verdachte de dader was, gelet op diens fysieke beperkingen en het feit dat het hek om het huis van aangever gesloten was. Verdachte was immers niet in staat over het hek heen te klimmen. De verklaringen van verdachte lijken wellicht tegenstrijdig, maar deze moeten beoordeeld worden in het licht van het Pro Justitia rapport waarin is vermeld dat verdachte meerdere beroertes heeft gehad en trekken vertoont van dementie.

Voorts heeft de verdediging vrijspraak bepleit, omdat de zoutzuuraanval geen gerichte actie is geweest van de dader. Aangever heeft namelijk verklaard dat hij de colafles met het zoutzuur uit de handen van de dader heeft geslagen.

Ten slotte heeft de verdediging aangevoerd dat bij aangever geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel, waardoor (poging) zware mishandeling niet bewezen verklaard kan worden.

Beoordeling door de rechtbank

05/740353-16

Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat op 18 september 2016 plotseling een persoon in zijn woning aan de [adres 2] in Terborg, gemeente Oude IJsselstreek, en die van zijn broer, stond. Deze persoon gooide vanuit een flesje vloeistof in de richting van aangever, die vervolgens de vloeistof in zijn gezicht, op zijn hals en op beide onderarmen kreeg. Op de plekken waar de vloeistof hem geraakt heeft, had hij ontzettend veel pijn; het voelde alsof zijn gezicht in brand stond.2 De broer van aangever was op het moment van het incident in een andere kamer in de woning en hoorde aangever schreeuwen: ‘wat moet jij dan hier [verdachte] ’.3 Degene die de vloeistof gooide droeg op dat moment een wit mondkapje en plastic handschoenen.4

Aangever heeft verklaard dat degene die de vloeistof gooide, verdachte was. Hij kende verdachte, onder meer omdat deze bij een eerdere gelegenheid bij hem thuis was geweest en koffie heeft gedronken.5

Op de dag van het incident heeft de politie witte mondkapjes aangetroffen in de woonkamer van verdachte. Daarnaast heeft de politie een trechter zien liggen op het aanrecht in de woning van verdachte.6 Die trechter bleek resten zoutzuur te bevatten.7Het NFI vemeldt op het voorblad van zijn rapport het politie registratienr. PL0600-20164662393-6 met aanvraagdatum 23 sept. Dat is het registratienr van het onderhavige dossier. Volgnummer -6 betreft de aanvraag extern onderzoek in deze zaak dd. 23 sept, opgenomen op pg 36 van het dossier. Daarmee staat vast dat de door het NFI onderzochte trechter de trechter betreft die verbalisanten in de woning van verdachte in beslag hebben genomen.

Getuige [getuige] heeft verklaard dat verdachte bij hem zoutzuur heeft gekocht op 14 september 2016 met een percentage werkzame stof van 30%.8 Na het incident werd een colafles aangetroffen in de woning van de gebroeders [naam 1] , die zoutzuur bleek te bevatten met een werkzame stof van 30%.9 De rechtbank is op basis van de genoemde bewijsmiddelen van oordeel dat alle aanwijzingen in het dossier wijzen in de richting van verdachte als dader.

Verdachte stelt dat hij niet degene kan zijn geweest die met zoutzuur heeft gegooid, alleen al omdat hij in verband met zijn lichamelijke gesteldheid niet in staat zou zijn om over het hek rond het terrein van aangever te klimmen.

De rechtbank is hierdoor echter niet overtuigd. Nog daargelaten dat verdachte niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn gezondheidstoestand dit niet zou toelaten, kan verdachte ook op een andere wijze het terrein van aangever zijn opgekomen. Immers, aangever heeft verklaard dat hij 10 à 15 minuten voordat verdachte zijn huis binnenkwam nog het hek heeft geopend toen hij terug kwam van een wandeling met zijn hond en dat het enige tijd duurt vooraleer het hek, dat elektronisch wordt bediend, weer sluit.10 Het is zeer wel mogelijk dat verdachte in die tijd naar binnen is geglipt.

Daarnaast heeft verdachte gesteld dat een hem verder onbekende man uit het door hem geëxploiteerde café op enig moment (wanneer is niet duidelijk) een colafles zou hebben gestolen; als er op de fles die in de woning van de gebroeders [naam 1] is gevonden, vingerafdrukken van verdachte zouden zijn gevonden, zou dat de verklaring daarvoor zijn.

Op de bewuste colafles zijn evenwel geen vingerafdrukken gevonden. Deze stelling is naar het oordeel van de rechtbank wel erg uit de lucht gegrepen, wordt niet verduidelijkt en geconcretiseerd en kan op geen enkele wijze afbreuk doen aan de belastende bewijsmiddelen zoals hiervoor aangehaald.

Verdachte...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT