Uitspraak Nº 05/800109-18. Rechtbank Gelderland, 2019-09-20

ECLIECLI:NL:RBGEL:2019:4278
Docket Number05/800109-18
Date20 Septiembre 2019
CourtRechtbank Gelderland (Neederland)

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Arnhem

Parketnummer : 05/800109-18

Datum uitspraak : 20 september 2019

Tegenspraak

vonnis van de meervoudige kamer

in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[verdachte]

geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] , wonende aan de [woonplaats] ,

thans gedetineerd in het PPC Zwolle te Zwolle,

raadsman: mr. M.W.G.J. IJsseldijk, advocaat te Arnhem.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen

van 5 april, 10 mei, 14 juni en 6 september 2019.

1 De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 22 december 2018 te Arnhem opzettelijk zijn zoon [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] ) van het leven heeft beroofd, door [slachtoffer 1] meermalen met een zwaard in zijn hart en/of in zijn hoofd en/of lichaam te steken en/of te prikken en/of te snijden;

2.

primair

hij op of omstreeks 22 december 2018 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn zoon [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] ) opzettelijk van het leven te beroven, met een zwaard stekende bewegingen in/naar de buik, althans het lichaam van [slachtoffer 2] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:

subsidiair

hij op of omstreeks 22 december 2018 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn zoon [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een zwaard stekende bewegingen in/naar de buik, althans het lichaam van [slachtoffer 2] heeft gemaakt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

meer subsidiair

hij op of omstreeks 22 december 2018 te Arnhem zijn zoon [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] ) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een zwaard stekende bewegingen in/naar de buik, althans het lichaam van [slachtoffer 2] te maken;

3.

hij op of omstreeks 22 december 2018 te Arnhem zijn zoon [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] ) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een zwaard in zijn, verdachtes, handen achter [slachtoffer 2] aan te rennen en daarbij het zwaard boven zijn hoofd vast te houden.

2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs 1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1, feit 2, primair, en feit 3. De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 3 opgemerkt dat de opzet op bedreiging volgt uit de omstandigheid dat verdachte met een zwaard achter [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) is aangerend. Verdachte had mogelijk de opzet om [slachtoffer 2] te doden, maar door zijn handelen heeft hij ook de opzet op het (daaraan voorafgaand) bedreigen van [slachtoffer 2] tentoongespreid.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Beoordeling door de rechtbank

Feit 1

Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.

Bewijsmiddelen:

  • -

    het proces-verbaal van Sporenonderzoek (Proces-verbaal CPDU, p. 174-177);

  • -

    NFI-rapport d.d. 18 februari 2019, opgesteld door dr. [naam 1] , arts en forensisch patholoog (Proces-verbaal CPDU, p. 196-215);

  • -

    schouwverslag [slachtoffer 1] d.d. 22 december 2018, p. 442-445;

  • -

    proces-verbaal Sporenonderzoek (Proces-verbaal CPDU, p. 130-131);

  • -

    proces-verbaal Waarnemer afname celmateriaal (Proces-verbaal CPDU, p. 458);

  • -

    NFI-rapport d.d. 15 maart 2019, opgesteld door dr. [naam 2] , NFI-deskundige (Proces-verbaal CPDU, p. 365 e.v.);

  • -

    proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 januari 2019 (II), p. 478, 485 en 487;

  • -

    de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 september 2019.

Feit 2, primair:

Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.

Bewijsmiddelen:

- proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] d.d. 22 december 2018, p. 115, 119-121;

- proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 januari 2019 (II), p. 478;

- proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 februari 2019 (V), p. 549;

- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 september 2019.

Feit 3:

De verdachte heeft niet duidelijk en ondubbelzinnig bekend dat hij opzet had op de hem tenlastegelegde bedreiging. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.

Verdachte is op straat achter [slachtoffer 2] aangerend met een (bebloed) zwaard boven zijn hoofd. Daaraan voorafgaand heeft verdachte in zijn woning geprobeerd [slachtoffer 2] met een zwaard te steken in zijn buik. Vervolgens heeft hij met [slachtoffer 2] geworsteld tot [slachtoffer 2] wist te ontsnappen.2 Verdachte zag [slachtoffer 2] de trap afrennen naar buiten.3 [slachtoffer 2] is buiten blijven wachten totdat hij verdachte de trap af zag rennen.4 [slachtoffer 2] is vervolgens weggerend en verdachte is achter hem aangegaan.5 Op camerabeelden is te zien dat verdachte voorover gebukt op straat loopt.6 Uit de verklaring van een getuige volgt dat verdachte tijdens het rennen wegdook achter een auto.7 Het is aannemelijk dat verdachte voorover gebukt liep en wegdook achter een auto om ervoor te zorgen dat [slachtoffer 2] niet zag dat verdachte achter hem aan kwam. [slachtoffer 2] is blijven wegrennen voor verdachte.8 Getuige [naam 3] zag [slachtoffer 2] verdwaasd achterom kijken richting de man die achter hem aan rende. Zij heeft zich over [slachtoffer 2] ontfermd en hem heeft meegenomen in haar auto naar de oma van [slachtoffer 2] . Zij vond dat hij er angstig uitzag.9

De rechtbank is van oordeel dat uit de gedragingen van verdachte en de reactie van [slachtoffer 2] naar hun uiterlijke verschijningsvorm valt af te leiden dat bij verdachte sprake is geweest van opzet om te bedreigen en dat [slachtoffer 2] ook op de hoogte was van die bedreiging. De rechtbank acht de bedreiging van dien aard en onder zodanige omstandigheden verricht dat bij [slachtoffer 2] de redelijke vrees kon zijn ontstaan dat er een misdrijf gericht tegen zijn leven kon volgen, ook omdat verdachte in de woning al had getracht om [slachtoffer 2] met het zwaard te steken. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte hem duidelijk wat aan wilde doen. Hij vertrouwde het niet en rende daarom weg.10

Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van opzet op bedreiging.

Voor het overige volstaat de rechtbank ten aanzien van het onder feit 3 bewezen verklaarde, met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte dit bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.

Bewijsmiddelen:

  • -

    proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] d.d. 22 december 2018, p. 115;

  • -

    proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 januari 2019 (II), p. 478 en 487-488;

  • -

    de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 september 2019.

3 Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1, 2, primair, en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:

1.

hij op of omstreeks 22 december 2018 te Arnhem opzettelijk zijn zoon [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] ) van het leven heeft beroofd, door [slachtoffer 1] meermalen met een zwaard in zijn hart en/of in zijn hoofd en/of lichaam te steken en/of te prikken en/of te snijden;

2.

Primair

hij op of omstreeks 22 december 2018 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn zoon [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] ) opzettelijk van het leven te beroven, met een zwaard stekende bewegingen in/naar de buik, althans het lichaam van [slachtoffer 2] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

3.

hij op of omstreeks 22 december 2018 te Arnhem zijn zoon [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] ) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een zwaard in zijn, verdachtes, handen achter [slachtoffer 2] aan te rennen en daarbij het zwaard boven zijn hoofd vast te houden.

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.

Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4 De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

Ten aanzien van feit 1:

Doodslag;

Ten aanzien van feit 2:

Poging doodslag;

Ten aanzien van feit 3:

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

5 De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6 De strafbaarheid van de verdachte

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de rapportage van de deskundigen van het Pieter Baan Centrum, verdachte...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT