Uitspraak Nº 05/841000-15. Rechtbank Gelderland, 2016-08-22

ECLIECLI:NL:RBGEL:2016:4634
Date22 Agosto 2016
Docket Number05/841000-15
CourtRechtbank Gelderland (Neederland)

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Zutphen

Parketnummer : 05/841000-15

Datum uitspraak : 22 augustus 2016

Tegenspraak

vonnis van de meervoudige kamer

in de zaak van

de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland

tegen

[verdachte 1]

geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] wonende te [adres]

raadsman: mr. M.P.T. Peters, advocaat te Zutphen.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 08 augustus 2016.

1 De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 april 2015 tot en met 29 mei 2015 te Eerbeek, gemeente Brummen, [slachtoffer 1] (telefonisch) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend voornoemde [slachtoffer 2] (rechtstreeks en/of via/tegenover [slachtoffer 3]

en/of een of meer anderen) de woorden toegevoegd: "Ik ga zoutzuur in je gezicht gooien" en/of "Als je thuiskomt, ga ik je vermoorden" en/of "Ik ga dit potje met zoutzuur over je moeder gooien" en/of "Ik ga jullie moeder vermoorden" en/of "Ik ga haar niet vermoorden, maar ga haar iets aan doen zodat ze gehandicapt wordt. Ik ga haar verminken, zodat andere mannen niet

meer naar haar kijken", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

2.

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2008 te Nijmegen,althans in Nederland, (telkens) zijn echtgenoot, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of het lichaam te stompen en/of te slaan en/of meermalen, althans eenmaal tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of door (met kracht) aan de

haren te trekken;

3.

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 29 mei 2015 te Eerbeek, gemeente Brummen en/of te Nijmegen, althans in Nederland (telkens) zijn kind, althans een persoon te weten [slachtoffer 4] (geboren op [geboortedatum 2] ), heeft mishandeld door die [slachtoffer 4] meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of het lichaam te stompen en/of te slaan en/of meermalen, althans eenmaal tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of door (met kracht) aan de haren te trekken;

4.

hij op of omstreeks 29 mei 2015 te Eerbeek, gemeente Brummen, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd: "Als morgen niet mijn vliegtickets waren geboekt, maar vandaag, dan had ik net een mes door je hart gestoken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

5.

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 april 2015 tot en met 29 mei 2015 te Eerbeek, gemeente Brummen, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk (een hoeveelheid) kleding(stukken), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elks geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs 1

Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de feiten 1, 2 en 3. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman opgemerkt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde bewoordingen die hij niet heeft bekend. Daarnaast kan niet worden bewezen dat de tenlastegelegde bewoordingen bij [slachtoffer 2] zijn aangekomen. Ten aanzien van feit 2 is naar mening van de raadsman geen steunbewijs voor het stelselmatig slaan van [slachtoffer 2] . Voor wat betreft feit 3 is, gelet op de aangiften van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] , voldoende wettig bewijs om de stelselmatige mishandeling van de dochter van verdachte gedurende 8 jaar bewezen te verklaren, maar daartoe ontbreekt de overtuiging omdat beide aangiftes in twijfel dienen te worden getrokken. Daarnaast ontkent verdachte zijn dochter meer dan eenmaal te hebben geslagen.

Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman van verdachte opgemerkt dat er geen sprake is van een doodsbedreiging zodat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Gelet op de inhoud van de bewoordingen zelf konden de bewoordingen onder deze omstandigheden geen vrees voor inbreuk op de persoonlijke vrijheid opleveren. Daarnaast ontbreekt ook het voorwaardelijk opzet, omdat verdachte met zijn bewoordingen juist heel duidelijk heeft gemaakt dat hij niet van plan was om [slachtoffer 5] een mes in haar hart te steken.

Beoordeling door de rechtbank

Ten aanzien van feit 1

Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de periode van 15 april 2015 tot en met 29 mei 2015 te Eerbeek, gemeente Brummen, heel veel slechte woorden tegen zijn ex-vrouw, [slachtoffer 1] (hierna [slachtoffer 2] ), heeft gezegd. Verdachte weet niet meer precies wat hij heeft gezegd, maar wel dat hij [slachtoffer 2] heeft bedreigd. Verdachte werd helemaal gek in zijn hoofd. Verdachte heeft tegen [slachtoffer 2] gezegd; “als je thuiskomt, ga ik je vermoorden”. Ook klopt het dat hij, via de telefoon tegen de moeder van [slachtoffer 2] , iets heeft gezegd over dat hij [slachtoffer 2] zou verminken. Dit gesprek zou de dochter van verdachte hebben gehoord.2

Aangeefster [initialen] [slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat toen zij in Amerika was [verdachte 2] (hierna [verdachte 3] ) haar had opgebeld. [verdachte 3] en [slachtoffer 2] kregen ruzie aan de telefoon. [verdachte 3] zei tegen haar dat hij zoutzuur in haar gezicht zou gooien. Hij noemde haar ‘hoer’ in de Arabische taal en nog veel meer slechte woorden. [slachtoffer 2] was echt bang dat [verdachte 3] dit zou gaan doen. Hij was de laatste tijd echt niet normaal. Op 8 mei 2015 heeft [verdachte 3] tegen [slachtoffer 2] gezegd dat als zij thuis zou komen dat hij haar zou vermoorden.3

Aangeefster [slachtoffer 4] heeft tegenover de politie verklaard dat halverwege mei 2015 haar moeder naar haar broer in Amerika was gegaan. Haar vader had het facebookaccount van haar moeder gehackt en zag dat haar moeder met andere mannen praatte.4 Haar vader heeft toen aangegeven dat haar moeder zou moeten sterven voor zijn eer. De familie van haar moeder was ervan op de hoogte dat haar vader eerwraak zou gaan plegen. [slachtoffer 5] schrok er heel erg van, dat haar vader tegen haar en haar broertje en zusjes zei dat hij hun moeder ging vermoorden.

Op een dag eind mei 2015 kwam haar vader thuis. Hij had een potje in zijn handen. Haar vader zei toen tegen haar en haar zusje [naam 1] dat hij de inhoud van het potje over hun moeder heen ging gooien. [slachtoffer 5] en [naam 1] vroegen aan hun vader wat er in het potje zat. Hun vader vertelde toen dat als je dat op je huid krijgt dat het verbrand. [slachtoffer 5] vroeg aan vader of het zoutzuur was en dat bevestigde haar vader.

[slachtoffer 5] heeft ook een keer een telefoongesprek tussen haar vader en de moeder van haar moeder gehoord. Er werd gesproken over dat haar moeder een slechte vrouw was en dat zij vreemd was gegaan. [slachtoffer 5] hoorde dat haar vader tegen haar oma zei dat zij zich geen zorgen hoefde te maken, dat hij haar niet ging vermoorden, maar dat hij haar iets aan ging doen zodat ze gehandicapt zou worden. Of dat hij haar zou verminken met iets zodat er geen mannen meer naar haar zouden kijken.

[slachtoffer 5] maakte zich veel zorgen over de veiligheid van haar moeder en heeft diverse keren telefonisch contact gehad met haar moeder in Amerika. [slachtoffer 5] heeft haar moeder eerlijk verteld wat haar vader allemaal van plan was.5

Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is in een geval als het onderhavige vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.

Uit de verklaring van verdachte komt naar voren dat hij veel slechte woorden over en tegen [slachtoffer 2] heeft gezegd, waaronder dat hij haar zou vermoorden. In onderlinge samenhang bezien met de verklaring van [slachtoffer 2] en dochter [slachtoffer 5] , acht de rechtbank bewezen dat verdachte de tenlastegelegde woorden heeft geuit. Daarnaast heeft verdachte ook tegen de moeder van [naam 2] gezegd dat hij [slachtoffer 2] zou verminken.

Ondanks dat niet alle woorden rechtstreeks tegen [slachtoffer 2] zijn gezegd, is de rechtbank van oordeel dat verdachte, gelet op de moeder-dochter-relatie tussen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] , er vanuit mocht gaan dat de woorden bij [slachtoffer 2] terecht zouden komen. De rechtbank wordt ten aanzien van deze overtuiging met name gesterkt door de omstandigheid dat verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 5] haar moeder beschermde.

Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij ontzettend boos was en helemaal gek werd in zijn hoofd. Gelet op de context en de gemoedstoestand van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat bij [slachtoffer 2] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij door toedoen van verdachte zwaar zou worden mishandeld respectievelijk het leven zou kunnen verliezen. De rechtbank acht, anders dan de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT