Uitspraak Nº 05/880080-16. Rechtbank Gelderland, 2017-07-21

ECLIECLI:NL:RBGEL:2017:3873
Date21 Julio 2017
Docket Number05/880080-16
CourtRechtbank Gelderland (Neederland)

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Zutphen

Parketnummer : 05/880080-16

Datum uitspraak : 21 juli 2017

Tegenspraak

vonnis van de meervoudige kamer

in de zaak van

de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland

tegen

[verdachte 1]

geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] ,

wonende te [adres] , [woonplaats] .

raadsman: mr. R.W. van Faassen, advocaat te Zwolle.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
31 maart 2017 en 7 juli 2017.

1 De inhoud van de tenlastelegging

Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 31 maart 2017 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:

1.

hij in of omstreeks de periode van 15 januari 2016 tot en met 24 februari 2016 in de gemeente Zutphen, een goed te weten een horloge (merk Hublot) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

art 417bis Wetboek van Strafrecht

art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht

2.

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6 juli 2015 tot en met 24 februari 2016 in de gemeente Zutphen, althans in Nederland, (telkens) als ambtenaar, te weten als medior medewerker arbeid werkzaam voor de penitentiaire inrichting Zutphen, locatie Verlengde Ooyerhoekseweg 21, (telkens) (een) gift(en), te weten een schilderij (met daarop een afbeelding van de overleden hond van verdachte) en/of een horloge (merk Hublot), althans enige gift(en) heeft aangenomen, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat deze gift(en) hem werd(en) gedaan teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen of na te laten;

art 363 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht

3.

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2015 tot en met 24 februari 2016 in de gemeente Zutphen, (telkens) enig geheim, waarvan hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep en/of wettelijk voorschrift, te weten als medior medewerker arbeid werkzaam voor de penitentiaire inrichting Zutphen, locatie Verlengde Ooyerhoekseweg 21, verplicht was te bewaren, (telkens) opzettelijk heeft geschonden,

immers heeft hij (telkens) opzettelijk

- informatie uit het computersysteem van DJI voorgelezen/samenvattend besproken met een of meer gedetineerde(n) en/of

- informatie vanaf een zogenaamde registratiekaart voorgelezen aan een of meer

gedetineerde(n) en/of

- thuis voor een of meer gedetineerde(n) informatie opgezocht op internet en dit (vervolgens) gedeeld met voornoemde gedetineerde(n) en/of

- informatie uit het multidisciplinaire overleg gedeeld met een of meer gedetineerde(n) en/of

- ( een) rapportage(s) van collega's gedeeld met een of meer gedetineerde(n);

art 272 lid 1 Wetboek van Strafrecht

4.

hij op of omstreeks 24 februari 2016 in de gemeente Arnhem een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen (alarmpistool, merk Umarex Browning), en/of munitie van categorie III, te weten 43 knalpatronen, 11 traangaspatronen en/of 2 schietbekers, voorhanden heeft gehad;

De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;

art 26 lid 1 Wet wapens en munitie

2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs 1

Aanleiding onderzoek

Op 26 november 2015 vond in de PI Achterhoek te Zutphen een exitgesprek plaats met een gedetineerde. Tijdens dat gesprek vertelde de gedetineerde dat een andere gedetineerde maandelijks een flesje sterke drank zou krijgen van werkmeester [verdachte 1] (verdachte). Deze melding is dezelfde dag onderzocht. Op de cel van de betreffende gedetineerde werd een leeg plastic flesje aangetroffen met daarin de restanten van een sterk ruikende alcoholhoudende drank. Naar aanleiding hiervan is een feitenonderzoek begonnen door Bureau Integriteit van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Bij dat feitenonderzoek kwam de naam van verdachte meerdere keren voor. Dat was aanleiding om in de periode van 17 december 2015 tot en met 30 december 2015 een voicerecorder te plaatsen in de werkruimte waar verdachte werkzaam was. Gelet op de inhoud van de gesprekken is besloten om de Rijksrecherche in kennis te stellen.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten 1, 2, 3 en 4. Ter terechtzitting heeft zij de bewijsmiddelen opgesomd en uitvoerig toegelicht.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak voor de feiten 1 en 2 bepleit. Ten aanzien van feit 1 heeft hij betoogd dat niet kan worden bewezen dat het horloge van misdrijf afkomstig is, te minder nu het een nephorloge betreft. De raadsman heeft daarnaast naar voren gebracht dat [naam 1] de betreffende track over “klokjes” niet herkent en dat hij heeft verklaard dat hij het horloge al lang had. Het horloge waarover in de track wordt gesproken, kan daarom niet worden gekoppeld aan de bij verdachte aangetroffen Hublot. Wat betreft feit 2 heeft de raadsman betoogd dat niet blijkt dat verdachte iets heeft gedaan of nagelaten in ruil voor het horloge en het schilderij. Bovendien is van andere giften niet gebleken. De raadsman heeft zich met betrekking tot feit 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Feit 4 kan volgens de raadsman worden bewezen.

Beoordeling door de rechtbank

Feit 1

De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs is om (opzet)heling zoals tenlastegelegd bewezen te kunnen verklaren. De rechtbank overweegt daartoe dat uit het dossier naar voren komt dat verdachte een horloge heeft verworven tijdens zijn werkzaamheden in de PI in Zutphen. Verdachte heeft verklaard dat dit heeft plaatsgevonden eind december 2015, te weten twee of drie dagen na 18 december 2015 (p. 311). De rechtbank stelt vast dat het verwerven van het horloge dus buiten de in de tenlastelegging genoemde periode (15 januari 2016 tot en met 24 februari 2016) heeft plaatsgevonden. Niet kan worden bewezen dat verdachte het horloge in de ten laste gelegde periode heeft verworven, zodat verdachte in zoverre dient te worden vrijgesproken.

Ten aanzien van het voorhanden hebben van het horloge overweegt de rechtbank dat verdachte heeft verklaard dat hij het horloge thuis op het nachtkastje naast zijn bed heeft gelegd (p. 311). Het horloge is bij de aanhouding van verdachte in Ellecom, gemeente Rheden, in zijn auto aangetroffen. De rechtbank acht aannemelijk dat verdachte het horloge nadat hij het had verworven in zijn huis heeft neergelegd. Onduidelijk is wanneer verdachte het horloge vervolgens in zijn auto heeft gelegd. Duidelijk en niet betwist is dat verdachte het horloge in de ten laste gelegde periode voorhanden heeft gehad. Bewijs dat hij het in de gemeente Zutphen voorhanden heeft gehad ontbreekt echter, nu verdachte in Arnhem woont en de doorzoeking heeft plaatsgevonden in Ellecom, gemeente Rheden. Verdachte dient daarom ook ten aanzien van het voorhanden hebben van het horloge te worden vrijgesproken.

Gelet op het voorgaande dient verdachte te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit.

Feit 2

Verdachte was werkzaam als medior medewerker arbeid in de PI, Verlengde Ooyerhoekseweg 21 te Zutphen.2

Op 24 februari 2016 is de auto van verdachte doorzocht.3 Achter de bestuurdersstoel is een plastic tas aangetroffen. In de tas zat een klein formaat schilderij, waarop een hond was afgebeeld. Rechts onderin de hoek stond [naam 2] en het jaartal 2015. In de tas werd ook een identieke afbeelding van de hond aangetroffen op kleiner formaat waarbij de tekst [naam 2] ontbrak. Verder is in de tas in een opgerold stuk (vermoedelijk) toiletpapier een horloge van het merk HUBLOT aangetroffen.4

Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [naam 2] , die indertijd in de P.I. in Zutphen gedetineerd was, goed kon schilderen. [naam 2] zou ook voor andere gedetineerden schilderijen hebben gemaakt en daar kreeg hij behoorlijk geld voor.5

Verdachte heeft verklaard dat hij eind 2015 een horloge van [naam 1] in zijn handen gedrukt kreeg. [naam 1] zei op een toon die niet goed was dat hij het bij zich moest houden. [naam 1] had eerder gezegd dat het horloge van roof afkomstig was. Het zou gaan om een zwart horloge van het merk Hubort of zo iets. Hij heeft het horloge niet gekocht.6

Ten aanzien van het schilderij heeft verdachte verklaard dat zijn hond was doodgegaan en dat collega’s dat hadden rondgebazuind. Een gedetineerde die portretten kon tekenen was naar hem toegekomen en had gezegd dat hij wel een tekening van de hond kon maken. Wie het schilderij heeft gemaakt, staat onderaan het schilderij. Verdachte herkent de naam [naam 2] als de persoon die het schilderij heeft geschilderd. Hij heeft een foto van zijn hond aan [naam 2] gegeven als voorbeeld voor het schilderij. Hij heeft het schilderij na zijn vakantie mee naar huis genomen. In augustus 2015 had hij vakantie. Hij heeft [naam 2] niets voor het schilderij gegeven.7

[getuige 2] , werkzaam als hoofd Veiligheid van de PI Achterhoek, locatie Zutphen, en [getuige 3] , werkzaam als senior onderzoeker bij het Bureau Integriteit van de DJI, hebben verklaard dat iedere werkmeester in staat is informatie omtrent zijn eigen observaties over gedetineerden in een rapport in het gedetineerdenrapportagesysteem TULP te verwerken. Aan de hand van observaties en notities in TULP wordt in een multidisciplinair overleg beoordeeld of een gedetineerde in aanmerking komt voor verlof. De werkmeester heeft de mogelijkheid om de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT