Uitspraak Nº 05/881308-18. Rechtbank Gelderland, 2019-01-31

ECLIECLI:NL:RBGEL:2019:414
Date31 Enero 2019
Docket Number05/881308-18
CourtRechtbank Gelderland (Neederland)

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Arnhem

Parketnummer : 05/881308-18

Datum uitspraak : 31 januari 2019

Tegenspraak

vonnis van de meervoudige kamer

in de zaak van

de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland

tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

wonende in de [adres] ,

maar thans gedetineerd in de P.I. HvB Grave (Unit A + B) in Grave

raadsman: mr. J.S.W. Boorsma, advocaat in Amsterdam.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen

van 15 november 2018 en 17 januari 2019.

1 De inhoud van de tenlastelegging

Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 17 januari 2019 is aangepast op grond van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, is aan verdachte ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 01 augustus 2018 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, met een (doorgeladen) vuurwapen, op en/of in de richting van die [slachtoffer] heeft geschoten terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:

hij op of omstreeks 01 augustus 2018 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] en/of andere personen opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, met een (doorgeladen) vuurwapen, op en/of in de richting van die [slachtoffer] en/of andere personen heeft geschoten, althans een schot heeft gelost in de nabijheid van die [slachtoffer] en/of een of meer andere personen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

meer subsidiair

hij op of omstreeks 01 augustus 2018 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] en/of een of meer andere personen opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, althans eenmaal, met een (doorgeladen) vuurwapen, op en/of in de richting van die [slachtoffer] en/of een of meer andere personen heeft geschoten, althans een schot heeft gelost in de nabijheid van die [slachtoffer] en/of een of meer andere personen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

meest subsidiair

hij op of omstreeks 01 augustus 2018 in de gemeente Apeldoorn [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] een (doorgeladen) vuurwapen te tonen en/of voor te houden en/of meermalen, althans eenmaal, op/in de richting van die [slachtoffer] te schieten, althans een schot te lossen in de nabijheid van die [slachtoffer] ;

2.

hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2018 te Apeldoorn, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie II en/of categorie III, voorhanden heeft gehad;

De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daarin in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.

2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs 1

De feiten

Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.

Op 1 augustus 2018 zijn [betrokkene 1] , haar dochter [betrokkene 2] en haar kleinzoon [betrokkene 3] naar de woning van [slachtoffer] gegaan. [betrokkene 1] wilde met de vader van [slachtoffer] praten, omdat [slachtoffer] haar kleinzoon iedere keer lastig viel. In de tuin zat een vrouw.2 Dit bleek [betrokkene 4] te zijn, de vriendin van [slachtoffer] . Zij heeft toen [slachtoffer] gebeld met de mededeling dat er mensen bij hun woning in te Apeldoorn waren die met hem wilden praten. [slachtoffer] is daarop samen met zijn vriend [betrokkene 5] naar de woning gereden. Ze zijn met z’n allen naar het pleintje bij de nabijgelegen scholen gelopen.3 Verdachte, die aanvankelijk op enige afstand van de woning van [slachtoffer] had staan wachten, liep op de groep af toen [slachtoffer] daar arriveerde. Er werd geduwd en getrokken en er ontstond een vechtpartij. Daarbij pakte [betrokkene 5] verdachte vast. Ze vielen op de grond. Toen het verdachte lukte om op te staan, heeft hij het tasje dat hij om zijn nek had, geopend en daar een vuurwapen uitgehaald. Hij heeft het vuurwapen doorgeladen, waarbij een patroon op de grond is gevallen. Hij is wat achteruit gelopen en heeft gezegd dat ze moesten oprotten. Verdachte heeft met dit wapen in ieder geval één keer geschoten. Daarna is hij naar de scooter gerend en samen met zijn neefje [betrokkene 3] weggereden.4

[getuige] heeft op het pleintje tussen de scholen [naam 1] en [naam 2] op aanwijzen van kinderen een patroon gevonden.5 Verder is op het pleintje een lege huls aangetroffen.6 De tekst in de hulsbodem van de aangetroffen patroon en de tekst in de aangetroffen huls waren identiek. Er stond in: “HP *9mm POLICE*”.7

Volgens verdachte heeft hij het vuurwapen twee weken voor het incident van iemand aangenomen en heeft hij het daarna steeds bij zich gedragen.8 De kogels, naar de rechtbank begrijpt: patronen, zaten al in het magazijn, toen hij het wapen kreeg. Het was een pistool van het merk Walther.9

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 meest subsidiair en feit 2. Ten aanzien van feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair heeft zij betoogd dat opzet op de dood of zwaar lichamelijk letsel niet kan worden bewezen en dat verdachte dient te worden vrijgesproken van poging tot moord, poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair. Hij heeft betoogd dat er geen rustig moment van planning of beraad is geweest, waardoor de voorbedachte raad afwezig is en dus niet kan worden bewezen. Het motief om te schieten was om weg te komen. De raadsman heeft verder naar voren gebracht dat er geen afgeschoten kogel is gevonden. Het bewijs dat hij heeft geschoten in de richting waar [slachtoffer] en de anderen stonden, ontbreekt. Het ondersteunt eerder de stelling dat er in de lucht of een andere kant op is geschoten, zoals verdachte ook heeft verklaard. De verklaringen van getuigen dat gericht is geschoten zijn volgens de raadsman tegenstrijdig. Voor zover het wapen (kort) gericht zou zijn geweest op [slachtoffer] , is dat onvoldoende om een poging tot doodslag te kunnen aannemen. De raadsman concludeert dat de schootsbaan kennelijk niet in de richting van [slachtoffer] is geweest, maar juist van de groep mensen af en dat er dus ook geen direct gevaar voor anderen is geweest of een risico dat omstanders zouden worden geraakt. Naar zijn mening is sprake van bedreiging met een vuurwapen.

Beoordeling door de rechtbank

Voor de rechtbank staat vast, en dat erkent verdachte ook, dat verdachte met een vuurwapen een schot heeft gelost. Aan de orde is de vraag hoe dit dient te worden gekwalificeerd.

De rechtbank overweegt dat verdachte heeft verklaard dat hij wat achteruit is gelopen en schuin opzij heeft geschoten. Dat hij achteruit is gelopen lijkt te volgen uit het feit dat de patroon, die uit het pistool is gesprongen bij het doorladen, en de huls, die bij het afvuren is vrijgekomen, niet op dezelfde plek zijn aangetroffen.

De rechtbank overweegt dat uit het dossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte gericht op [slachtoffer] heeft geschoten dan wel op een of meer anderen die deel uitmaakten van het groepje waarvan [slachtoffer] deel uit maakte; behalve verdachte en [slachtoffer] stonden, op een korte afstand, ook [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] , Mohammed [betrokkene 5] en [betrokkene 4] . De getuigen [betrokkene 5] , [betrokkene 1] en [betrokkene 2] hebben niet gezien dat er werd geschoten. Getuige [betrokkene 4] zag dat de jongen het wapen met een gestrekte hand vasthield, maar heeft verklaard dat ze niet heeft gezien dat hij schoot. [slachtoffer] is de enige die heeft verklaard dat het wapen op hem was gericht, maar ook hij heeft niet gezien dat het schot op hem was gericht. Hij heeft verklaard dat hij zich omdraaide en dat hij een knal hoorde terwijl hij wegrende. Nu er geen bewijs is dat verdachte gericht op [slachtoffer] heeft geschoten...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT