Uitspraak Nº 08/760050-17 (P) (08/210197-16 t.t.z. gevoegd). Rechtbank Overijssel, 2017-10-17

CourtRechtbank Overijssel (Neederland)
ECLIECLI:NL:RBOVE:2017:3899
Date17 Octubre 2017
Docket Number08/760050-17 (P) (08/210197-16 t.t.z. gevoegd)
Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Almelo

Parketnummers: 08/760050-17 (P) (08/210197-16 t.t.z. gevoegd)

Datum vonnis: 17 oktober 2017

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte]

geboren op [geboortedatum 1] 1990 in [geboorteplaats 1] ( [land 1] ),

wonende in [woonplaats] ,

nu verblijvende in PI Overijssel, HvB Karelskamp, Almelo.

1 Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 oktober 2017.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. van der Werff en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. V.P.J. Tuma, advocaat te Amersfoort, naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

08/760050-17: heeft geprobeerd, al dan niet met voorbedachten rade, de heer [slachtoffer 1] van het leven te beroven dan wel hem zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht dan wel heeft geprobeerd hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;

08/210197-16:

feit 1: de heer [slachtoffer 2] heeft mishandeld;

feit 2: de heer [slachtoffer 2] heeft bedreigd.

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

08/760050-17

hij op of omstreeks 3 april 2017 te Enschede

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om

[slachtoffer 1]

opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade

van het leven te beroven,

-die [slachtoffer 1] (pardoes en/of onverhoeds) (met kracht) met een mes, althans

een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp, in de

hals ((na)bij de halsslagader) heeft gestoken/gesneden/geprikt,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou

kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat

hij op of omstreeks 3 april 2017 te Enschede

aan [slachtoffer 1]

opzettelijk

zwaar lichamelijk letsel, te weten een (diepe) snijwond (van ongeveer 6 tot 8

centimeter) in de hals(streek), heeft toegebracht door

-die [slachtoffer 1] (pardoes en/of onverhoeds) (met kracht) met een mes, althans

een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp, in de

hals ((na)bij de halsslagader) te steken/snijden/prikken;

ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou

kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat

hij op of omstreeks 3 april 2017 te Enschede

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om

aan [slachtoffer 1]

opzettelijk

zwaar lichamelijk letsel toe te brengen

-die [slachtoffer 1] (pardoes en/of onverhoeds) (met kracht) met een mes, althans

een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp, in de

hals ((na)hij de halsslagader) heeft gestoken/gesneden/geprikt,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

08/210297-16

1.

hij op of omstreeks 22 juli 2016 te Enschede

[slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] (met kracht) in/op/tegen

het gezicht en/of het hoofd te slaan en/of te stompen;

2.

hij op of omstreeks 22 juli 2016 te Enschede

[slachtoffer 2] heeft bedreigd

met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling.

immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden

toegevoegd :“Je gaat nu mijn auto schoonmaken, anders pak ik mijn

ploertendoder uit de auto en sla ik je helemaal kapot”, althans woorden van

gelijke dreigende aard of strekking.

3 De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4 De bewijsoverwegingen
4.1

Het tenlastegelegde onder parketnummer 08/760050-17

4.1.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk met een mes [slachtoffer 1] heeft gestoken en daarmee ook het opzet op de dood van [slachtoffer 1] had, nu de hals een kwetsbare plek is. Het primair tenlastegelegde kan aldus op grond van de aangifte, de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] en het letselinterpretatierapport wettig en overtuigend worden bewezen. Van voorbedachte rade is volgens de officier van justitie geen sprake, zodat verdachte van dit bestanddeel dient te worden vrijgesproken.

4.1.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte nooit de (voorwaardelijke) opzet had om [slachtoffer 1] met het mes te raken, maar enkel de intentie had om hem te slaan. Dit blijkt uit de verklaring van verdachte, het letselinterpretatierapport, de verklaring van getuige [getuige 3] en de verklaring van getuige [getuige 2] . Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat indien wel voorwaardelijk opzet wordt aangenomen dit ook tot een vrijspraak van het primair tenlastegelegde dient te leiden, nu in het letselinterpretatie rapport staat dat het gaat om een snijwond en niet om een steekwond. De raadsman heeft gesteld dat er geen sprake kan zijn van een levensbedreigende situatie in het geval van een snijwond. Dit zou dan mogelijk een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde opleveren.

4.1.3

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank stelt op grond van het dossier en de behandeling ter terechtzitting de navolgende feiten en omstandigheden vast.

Op 3 april 2017 omstreeks 15.55 uur zat de heer [slachtoffer 1] bij verdachte in de auto op de parkeerplaats bij tankstation Deppenbroek, gevestigd aan de IJsselstraat te Enschede. Verdachte zat op de bestuurdersstoel en [slachtoffer 1] zat op de bijrijder stoel. Deze ontmoeting vond plaats, omdat [slachtoffer 1] cocaïne van verdachte wilde kopen. Na onenigheid over de betaling van de cocaïne pakte [slachtoffer 1] cocaïne uit de middenconsole van de auto, waarna hij uitstapte zonder voor de cocaïne te betalen. Direct daarop stapte ook verdachte uit zijn auto en liep om de auto naar [slachtoffer 1] . Na een korte woordenwisseling liep verdachte terug naar de bestuurderskant van zijn auto en pakte uit het portier een mes. Vervolgens is hij met het mes in zijn hand teruggerend, om de auto, naar de plek waar [slachtoffer 1] nog stond. Toen verdachte weer voor [slachtoffer 1] stond, heeft hij hem geslagen in de richting van de hals met het mes in zijn hand. [slachtoffer 1] ging hierdoor naar de grond en bleef daar liggen. [slachtoffer 1] heeft hierdoor een twee centimeter diepe wond in zijn hals opgelopen.

De vraag die voorligt is of uit het handelen van verdachte op de wijze zoals hiervoor is vastgesteld, kan worden afgeleid dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij [slachtoffer 1] zou doden.

Verdachte heeft verklaard dat hij het mes vasthield met het lemmet naar zichzelf gericht. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte ongeloofwaardig is, gelet op de letselrapportage en de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] .

Verdachte heeft door met een mes in zijn hand [slachtoffer 1] te slaan, in de richting van diens hals, zich naar het oordeel van de rechtbank bewust blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij die [slachtoffer 1] met dat mes zou kunnen doden. De rechtbank is anders dan de raadsman van oordeel dat een snijdende beweging onder genoemde omstandigheden wel degelijk een levensbedreigende situatie kan opleveren. Het risico heeft zich in zoverre daadwerkelijk verwezenlijkt dat [slachtoffer 1] een twee centimeter diepe wond in zijn hals heeft. Verdachte had bijvoorbeeld de halsslagader kunnen raken. Dat [slachtoffer 1] in dit geval nog leeft berust op toeval en is niet aan het gedrag van verdachte te danken.

De rechtbank is gelet op het hiervoor overwogene van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld, zodat zij hem van dit bestanddeel zal vrijspreken.

4.2

Het tenlastegelegde onder parketnummer 08/210197-16

4.2.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde op grond van de aangifte en de verklaringen van getuigen [getuige 4] en [getuige 5] wettig en overtuigend kan worden bewezen.

4.2.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat beide feiten op basis van het dossier wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.

4.2.3

Het oordeel van de rechtbank

Feit 1

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde feit, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van bewijsmiddelen, zoals in de bijlage vermeld.

Feit 2

De rechtbank acht op grond van de aangifte van [slachtoffer 2] , de verklaringen van getuigen [getuige 4] en [getuige 5] eveneens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan.

4.3

De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:

08/760050-17 primair

hij op 3 april 2017 te Enschede ter uitvoering van het door...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT