Uitspraak Nº 08/910035-18 (P). Rechtbank Overijssel, 2020-04-23

ECLIECLI:NL:RBOVE:2020:1596
Docket Number08/910035-18 (P)
Date23 Abril 2020
CourtRechtbank Overijssel (Neederland)
RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Almelo

Parketnummer: 08/910035-18 (P)

Datum vonnis: 23 april 2020

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats] ,

ingeschreven in de BRP aan [adres 1]

,

nu verblijvende in PI Leeuwarden,

Holstmeerweg 7 in Leeuwarden.

1 Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 18 februari 2019, 8 april 2019, 24 juni 2019, 16 september 2019, 3 december 2019,

10 februari 2020, 17 februari 2020 en 9 april 2020.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie

mr. A. van Veen en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, al dan niet samen met anderen, zich schuldig heeft gemaakt aan grootschalige drugshandel en aan het witwassen van geld en bitcoins.

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

1.

hij op of omstreeks 28 oktober 2018 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2] )

- ongeveer 53 kilogram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende amfetamine en/of

- ongeveer 6 kilogram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende MDMA,

zijnde amfetamine en/of MDMA, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3 a van die wet;

2.

hij op of omstreeks 06 november 2018 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 3] ) ongeveer 3875 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

3.

hij op of omstreeks 06 november 2018 te Roermond, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 4] )

- ongeveer 32,4 kilogram amfetamine(-pasta) en/of 137 gram pillen amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, en/of

- ongeveer 12,8 kilogram XTC-tabletten en/of 1260 gram brokken XTC, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, en/of

- ongeveer 221 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, en/of

- ongeveer 29,8 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne

zijnde amfetamine, MDMA, heroïne en/of cocaïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

4.

hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van de maand april 2017 tot en met 6 november 2018 te Enschede, Hengelo, Emmen, Roermond en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (onder meer) een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, MDMA, heroïne en/of cocaïne zijnde (telkens) amfetamine, MDMA, heroïne en/of cocaïne, althans (telkens) enig middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

5.

hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 7 oktober 2018 tot en met 27 oktober 2018 te Enschede, Hengelo, Emmen, 's-Hertogenbosch, Utrecht en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) van (een) voorwerp(en), te weten (onder meer):

- een geldbedrag/bitcoins van in totaal (ongeveer) 40.000 euro (7 oktober 2018)en/of

- een geldbedrag/bitcoins van in totaal (ongeveer) 45.000 euro (14 oktober 2018)en/of

- een geldbedrag/bitcoins van in totaal (ongeveer) 29.990 euro (27 oktober 2018)

de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans (telkens) heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op die/dat voorwerp(en) waren/was of wie die/dat voorwerp (en) voorhanden had(den), terwijl hij (telkens) wist dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren/was uit enig misdrijf, en/of die/dat voorwerp(en) (telkens) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van die/dat voorwerp(en) (telkens) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij (telkens) wist dat die/dat voorwerp(en) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren/was uit enig misdrijf.

3 De voorvragen
3.1

De geldigheid van de dagvaarding

3.1.1

Het verweer van de verdediging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding onder feit 4 partieel nietig verklaard moet worden, omdat niet duidelijk is welke concrete gedragen in de ten laste gelegde periode april 2017 tot en met 12 oktober 2018 worden bedoeld.

3.1.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is van mening dat gelet op de inhoud van het dossier voldoende duidelijk is wat verdachte onder feit 4 wordt verweten. Er is daarom geen reden om over te gaan tot gehele of gedeeltelijke nietigverklaring van de dagvaarding.

3.1.3

Het oordeel van de rechtbank

De tenlastelegging van feit 4 is toegespitst op het bepaalde in artikel 2, aanhef en onder B van de Opiumwet. De feiten 1 tot en met 3 zijn toegesneden op artikel 2, aanhef en onder C van de Opiumwet. Feit 4 heeft betrekking op het in een langere periode handelen in drugs, de feiten 1 tot en met 3 gaan over concrete situaties waarin verdachte en zijn medeverdachten drugs aanwezig hebben gehad.

Op grond van de inhoud van het dossier en van wat op de terechtzittingen is besproken, was het voor een ieder mogelijk de tekst van de tenlastelegging aldus te begrijpen en voor de verdachte om zich daartegen te verdedigen.

De rechtbank verwerpt het verweer en stelt vast dat de dagvaarding geldig is.

3.2.

De overige voorvragen

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4 De bewijsoverwegingen
4.1

Inleiding

Hierna stelt de rechtbank op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de feiten en omstandigheden vast. De voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen zijn opgenomen in de bijlage bij dit vonnis. De rechtbank overweegt verder, al dan niet in reactie op gevoerde verweren, waarom zij op basis van die feiten en omstandigheden tot conclusies en beantwoording van de bewijsvraag komt.

4.2

Achtergrond onderzoek Metaal en de relatie met onderzoeken Orwell en Goliath

Vanaf 2017 is een aantal met elkaar verwante onderzoeken van het Openbaar Ministerie (OM) en de politie Oost-Nederland gestart. Voor onderhavige zaak, het onderzoek Metaal, zijn met name de onderzoeken Orwell en Goliath van belang.

Het opsporingsonderzoek Orwell concentreerde zich op de verdenking tegen het bedrijf [bedrijf 1] in Elst. [bedrijf 1] was leverancier van communicatiemiddelen en

-diensten waarmee versleutelde (encrypted) berichten konden worden verstuurd. Het ging daarbij om zogenoemde Pretty Good Privacy (PGP) mobiele telefoons, ook crypto(tele)foons genoemd, en een chatapplicatie met de naam Ironchat. De server waarvan gebruik werd gemaakt stond in het Verenigd Koninkrijk, bij een bedrijf genaamd [bedrijf 2] . In het onderzoek Orwell verkreeg het OM met een Europees Opsporingsbevel (EOB) van de Britse autoriteiten een kopie van de inhoud van die server, een zogenoemde image. De Nederlandse politie onderzocht de inhoud daarvan.

In combinatie met resultaten uit andere onderzoeken leidde dat tot het onderzoek Goliath.

Het opsporingsonderzoek Goliath richtte zich op het georganiseerde verband dat gebruik maakte van de diensten van [bedrijf 1] , waarbij allereerst het identificeren van onbekende (NN) personen die Ironchat gebruikten van belang werd geacht.

De Engelse autoriteiten besloten een eigen onderzoek te starten naar de communicatie die gevoerd werd over de zich in hun land bevindende server en [bedrijf 1] , voor zover [bedrijf 1] in Engeland opereerde. Zij hebben naar eigen recht, op basis van eigen bevoegdheden en met medeweten van [bedrijf 2] , de chatberichten onderschept, ontsleuteld en vervolgens die chatberichten doorgeleid naar de Nederlandse autoriteiten. De Britse autoriteiten hebben toestemming gegeven voor het gebruik daarvan in opsporingsonderzoeken in Nederland. Die chatberichten maken deel uit van het dossier in het onderzoek Metaal.

Het onderzoek onder de naam Metaal startte vervolgens in december 2017. [medeverdachte 1] was daarin verdachte. Gedurende het onderzoek raakte deze [medeverdachte 1] in een Duitse zaak in Duitsland gedetineerd op verdenking van handel in verdovende middelen.

[medeverdachte 1] was eigenaar van [bedrijf 3] in Enschede. [bedrijf 3] bood de hiervoor omschreven diensten van [bedrijf 1] aan. De werkzaamheden bij [bedrijf 3] werden voortgezet door [medeverdachte 1] werknemers [medeverdachte 2] , verder [medeverdachte 2] , en [medeverdachte 3] , verder [medeverdachte 3] .

Gaandeweg het onderzoek ontstond tegen [medeverdachte...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT