Uitspraak Nº 08-952645-17 (P). Rechtbank Overijssel, 2019-09-16

ECLIECLI:NL:RBOVE:2019:3260
Date16 Septiembre 2019
Docket Number08-952645-17 (P)
CourtRechtbank Overijssel (Neederland)
RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Almelo

Parketnummer: 08-952645-17 (P)

Datum vonnis: 16 september 2019

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1977 in [geboorteplaats] ,

ingeschreven in de BRP op het adres: [woonplaats] .

1 Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van

2 september 2019.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van officier van justitie mr. A.C.J. Nettenbreijers en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. P. Groenhuis, advocaat in Breda, naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven op neer dat verdachte:

als werknemer van [bedrijf] BV geld van die onderneming heeft verduisterd.

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

zij in of omstreeks de periode van 9 juli 2014 tot en met 13 januari 2017 te

Almelo, in elk geval in Nederland, opzettelijk geld (ongeveer 80.462,52 euro) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehoorde aan [bedrijf] BV en/of [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking, te weten als (financieel) administratief medewerker, elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;

3 De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4 De bewijsoverwegingen
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in dienstbetrekking

€ 80.461,90 heeft verduisterd. Ter zitting heeft de officier van justitie een Excel-bestand aan de rechtbank en de raadsman doen toekomen met daarin de overboekingen die ten grondslag liggen aan dit bedrag.

4.2

Het standpunt van de verdediging

Door de raadsman is geen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt ingenomen ten aanzien van het bewijs.

4.3

Het oordeel van de rechtbank 1

[slachtoffer] heeft aangifte gedaan tegen verdachte, die als administratief medewerkster in dienst was van zijn bedrijf [bedrijf] B.V.2 Verdachte hield zich bezig met de financiële administratie van het bedrijf en alle betalingen verliepen via haar.3 Op enig moment kwam aangever er achter dat zonder zijn weten een bedrag van omstreeks € 80.000,-- is overgeboekt naar de bankrekening van de moeder van verdachte.4 Daarvoor heeft hij geen toestemming gegeven.5 In een gesprek met aangever en zijn advocaat, de heer [getuige] , heeft verdachte verklaard dat zij het geld heeft overgemaakt omdat zij schulden had.6 De heer [getuige] heeft als getuige verklaard dat hij verdachte in dat gesprek hoorde zeggen dat zij het geld heeft overgemaakt omdat zij schulden zou hebben.7

Uit de rekeningafschriften van de bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] – die toebehoort aan de moeder van verdachte – blijkt dat in de periode van 9 juli 2014 tot en met 13 januari 2017 69 overboekingen zijn gedaan vanaf de bankrekening van [bedrijf] B.V. tot een totaalbedrag van € 79.274,88.8 De rechtbank heeft de overboeking van 13 januari 2017 (van een bedrag van € 1.187,02) niet aangetroffen op deze rekeningafschriften. Deze overboeking staat wel vermeld in de vordering van de benadeelde partij9 en levert in samenhang met de hiervoor genoemde 69 overboekingen voldoende wettig en overtuigend bewijs van deze overboeking.

Uit het voorgaande blijkt dat in de tenlastegelegde periode door toedoen van verdachte een bedrag van in totaal € 80.461,90 ten koste van [bedrijf] B.V. is gaan behoren tot het vermogen van een derde, zonder medeweten en instemming van aangever, de directeur van [bedrijf] B.V. Als administratief medewerkster van [bedrijf] B.V. had verdachte het geld onder zich uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking. Het ten laste gelegde kan daarmee wettig en overtuigend worden bewezen.

4.4

De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:

zij in de periode van 9 juli 2014 tot en met 13 januari 2017 te Almelo, opzettelijk

€ 80.461,90, dat toebehoorde aan [bedrijf] B.V., en welk goed verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking, te weten als administratief medewerkster, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;

De rechtbank heeft in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in haar verdediging geschaad.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:

het misdrijf: verduistering gepleegd door haar die het goed uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd.

6 De...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT