Uitspraak Nº 08/996111-18 (P). Rechtbank Overijssel, 2020-01-23

ECLIECLI:NL:RBOVE:2020:249
Date23 Enero 2020
Docket Number08/996111-18 (P)
CourtRechtbank Overijssel (Neederland)
RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht

Meervoudige economische kamer

Zittingsplaats Zwolle

Parketnummer : 08/996111-18 (P)

Datum vonnis : 23 januari 2020

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats] ,

wonende in [woonplaats] .

1 Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen

van 19 december 2019 en 9 januari 2020.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie

mr. J.C.G. van der Wulp en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. C.J.J. Visser, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

feit 1: opdracht of feitelijk leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf verdachte 1]
B.V. alleen of met anderen opzettelijk indienen van onjuiste of onvolledige aangiften omzetbelasting over de kwartalen 3 en 4 van 2014 en de kwartalen 1 en 2 van 2015;

feit 2: alleen of met anderen de bedrijfsadministratie van [bedrijf verdachte 1] B.V.

valselijk heeft opgemaakt door daarin valse facturen op te nemen dan wel dat [bedrijf verdachte 1] B.V. dit strafbaar feit heeft gepleegd en verdachte daaraan opdracht of feitelijk leiding heeft gegeven.

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

feit 1

[bedrijf verdachte 1] B.V.

op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 oktober 2014 tot en met 2 juli 2015,

te Apeldoorn en/of Dronten, in elk geval in Nederland,

(telkens) tezamen en in vereniging met één of meer rechtspersonen en/of met één of meerdere natuurlijke personen, althans alleen,

opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de omzetbelasting over de kwartalen/het kwartaal:

- 3 van het jaar 2014 en/of

- 4 van het jaar 2014 en/of

- 1 van het jaar 2015 en/of

- 2 van het jaar 2015

onjuist of onvolledig heeft gedaan bij de Inspecteur der belastingen/ Belastingdienst Apeldoorn,

terwijl dat feit er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven,

hebbende die onjuistheid of onvolledigheid hierin bestaan, dat in de (elektronische) aangiften betreffende genoemde kwartalen een te hoog bedrag aan voorbelasting was vermeld,

zulks terwijl hij, verdachte, tot bovenomschreven strafbaar feit opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging;

feit 2

(primair)

hij

in of omstreeks de periode van 10 juli 2014 tot en met 28 september 2016,

te Dronten en/of Almere, in elk geval in Nederland,

(telkens) tezamen en in vereniging met één of meer rechtspersonen en/of met één of meerdere natuurlijke personen, althans alleen,

meermalen, de bedrijfsadministratie van [bedrijf verdachte 1] B.V. - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door een of meer andere(n) te doen gebruiken, immers heeft hij, verdachte,

- één of meer valse en/of vervalste facturen in die bedrijfsadministratie opgenomen en/of doen opnemen, waaronder:

- A. Een factuur van [bedrijf 1] d.d. 10 juli 2014 [DOC-012] en/of;

- B. Een factuur van [bedrijf 2] d.d. 7 augustus 2014 [DOC-001] en/of

- C. Een factuur van [bedrijf 3] d.d. 25 augustus 2014 [DOC-005] waarop in strijd met de waarheid - was vermeld dat [bedrijf verdachte 1] B.V. bij de bovengenoemde partijen goederen en/of diensten heeft ingekocht en/of

- de waarde van de ingekochte goederen en/of diensten was vermeld;

althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:

(subsidiair)

[bedrijf verdachte 1] B.V.

in of omstreeks de periode van 10 juli 2014 tot en met 28 september 2016,

te Dronten en/of Almere, in elk geval in Nederland,

(telkens) tezamen en in vereniging met één of meer rechtspersonen en/of met één of meerdere natuurlijke personen, althans alleen,

meermalen, de bedrijfsadministratie van [bedrijf verdachte 1] B.V. - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door een of meer andere(n) te doen gebruiken, immers heeft hij, verdachte,

- één of meer valse en/of vervalste facturen in die bedrijfsadministratie opgenomen en/of doen opnemen, waaronder:

- A. Een factuur van [bedrijf 1] d.d. 10 juli 2014 [DOC-012] en/of

- B. Een factuur van [bedrijf 2] d.d. 7 augustus 2014 [DOC-001] en/of

- C. Een factuur van [bedrijf 3] d.d. 25 augustus 2014 [DOC-005]

waarop in strijd met de waarheid - was vermeld dat [bedrijf verdachte 1] B.V. bij de bovengenoemde partijen goederen en/of diensten heeft ingekocht en/of; - de waarde van de ingekochte goederen en/of diensten was vermeld,

zulks terwijl hij, verdachte, tot bovenomschreven strafbaar feit opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging.

3 De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4. De bewijsoverwegingen 1

4.1

Inleiding

Op 14 maart 2014 is [bedrijf verdachte 1] B.V. (hierna: [bedrijf verdachte 1] ) opgericht. [bedrijf verdachte 2] B.V. (hierna: [bedrijf verdachte 2] ) is enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf verdachte 1] .2 Verdachte is enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf verdachte 2] .3

Aanleiding onderzoek

Op 28 september 2015 startte [verbalisant] (hierna: [verbalisant] ), controleambtenaar bij de Belastingdienst, een boekenonderzoek naar de aangiften omzetbelasting van [bedrijf verdachte 1] en andere ondernemingen van verdachte. Daarbij viel hem onder meer op dat een aantal uitgaven hoog was voor de omvang van de ondernemingen van verdachte. Vervolgens selecteerde [verbalisant] de beweerdelijke uitgaven van [bedrijf verdachte 1] aan [bedrijf 2] B.V. (hierna: [bedrijf 2] ), [bedrijf 4] B.V. (hierna: [bedrijf 4] ), [bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1] ) en [bedrijf 3] B.V. (hierna: [bedrijf 3] ) voor verdere controle. Hij concludeerde dat de facturen, die ten grondslag lagen aan die uitgaven, vermoedelijk vals waren en dat deze ten onrechte waren opgenomen in de administratie van [bedrijf verdachte 1] , als gevolg waarvan in de aangiften omzetbelasting de voorbelasting over deze facturen ten onrechte is geclaimd.4 [verbalisant] deed hiervan melding bij boete-fraudecoördinator [verbalisant] (hierna: [verbalisant] ), waarna op 21 juni 2017 het strafrechtelijk onderzoek naar verdachte startte.

4.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen

kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en onder 2 primair ten laste gelegde feiten.

4.3

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde geen bewijsverweer gevoerd.

Verder heeft hij bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 primair ten laste gelegde, omdat niet bewezen kan worden dat verdachte valse facturen in de bedrijfsadministratie van [bedrijf verdachte 1] heeft opgenomen. Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman geen bewijsverweer gevoerd.

4.4

Het oordeel van de rechtbank

feit 2

Valselijk opgemaakte bedrijfsadministratie

Tijdens voornoemd boekenonderzoek is aan [verbalisant] een factuur van [bedrijf 2] gericht aan [bedrijf verdachte 1] van 7 augustus 2014 verstrekt.5 Ook kreeg hij de beschikking over vier facturen van [bedrijf 1] gericht aan [bedrijf verdachte 1] . Deze facturen zijn van 10 juli 2014 en 29 augustus 2014.6 Verder kreeg hij de beschikking over zes facturen van [bedrijf 3]7 gericht aan [bedrijf verdachte 1] , telkens gedateerd 25 augustus 2014, en een pro-forma factuur van [bedrijf 4] van 31 december 2014.8

Een aantal getuigen is over deze facturen gehoord.

[naam 1] (hierna: [naam 1] ), van [bedrijf 2] , heeft verklaard dat [bedrijf verdachte 1] hem niet bekend is. [bedrijf verdachte 1] is honderd procent zeker geen klant van [bedrijf 2] . [naam 1] heeft ook nooit van verdachte gehoord of met hem gesproken. Verder heeft [naam 1] verklaard dat de factuur niet bij [bedrijf 2] bekend is. De lay-out van de factuur is bovendien volledig anders dan de andere facturen van [bedrijf 2] , aldus [naam 1] .9

[naam 2] (hierna: [naam 2] ), van [bedrijf 1] , heeft verklaard dat de – hierboven aangehaalde – facturen niet door [bedrijf 1] verstuurd zijn en qua lay-out niet corresponderen met de lay-out die [bedrijf 1] voor facturen gebruikt. [naam 2] heeft daarnaast verklaard dat de facturen ook niet betaald zijn..10

[naam 3] (hierna: [naam 3] ), van [bedrijf 3] , heeft

verklaard dat [bedrijf 3] nooit zaken heeft gedaan met [bedrijf verdachte 1] of verdachte. Er zijn dan ook nooit betalingen van [bedrijf verdachte 1] of verdachte ontvangen. Verder heeft [naam 3] verklaard dat de facturen niet van [bedrijf 3] afkomstig zijn en dat de opbouw en lay-out van de facturen niet overeenkomen met de facturen van [bedrijf 3] .11

[naam 4] 12 (hierna: [naam 4] ), van [bedrijf 4] , heeft verklaard dat [bedrijf verdachte 1] via internet een order bij [bedrijf 4] heeft geplaatst. Ten tijde van deze order maakte [bedrijf 4] gebruik van pro-forma facturen. Er gaat alleen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT