Uitspraak Nº 08/996145-15 (P). Rechtbank Overijssel, 2019-04-11

ECLIECLI:NL:RBOVE:2019:1229
Date11 Abril 2019
Docket Number08/996145-15 (P)
CourtRechtbank Overijssel (Neederland)
RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Zwolle

Parketnummer: 08/996145-15 (P)

Datum vonnis: 11 april 2019

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1967 in [geboorteplaats] ,

woonadres: [adres 1] .

1 Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 18 maart 2019 en 28 maart 2019.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie

mr. C.H.J. Bollen en van hetgeen door verdachte en diens raadsman mr. R.W. van Faassen, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

feit 1:

in de periode van 1 januari 2014 tot en met 15 april 2014 feitelijk leiding heeft gegeven aan [zwembad 1] ter zake van het onttrekken van geld aan de boedel van die BV en het niet voeren van een deugdelijke administratie door die BV, terwijl die BV op 15 april 2014 in staat van faillissement is gesteld;

feit 2:

in de periode van 1 januari 2014 tot en met 4 april 2014 een overeenkomst van geldlening, gedateerd 1 januari 2014, valselijk heeft opgemaakt.

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

1.

[zwembad 1] , welke rechtspersoon bij vonnis van de rechtbank

Noord-Holland d.d. 15 april 2014 in staat van faillissement is verklaard, in

de periode van 1 januari 2014 tot en met 15 april 2014, te Alkmaar en/of De

Westereen, althans in Nederland, ter bedrieglijke verkorting van de rechten

van de schuldeiser(s) van bovengenoemde rechtspersoon, (telkens):

goederen aan de boedel heeft onttrokken, immers heeft zij voorafgaand aan het

faillissement, meerdere geldbedragen, te weten een bedrag van in totaal 16.025

euro en/of 1.275 euro, althans enig geldbedrag, bestemd voor de gefailleerde,

zonder geldige titel of rechtsgrond, vanaf de bankrekening van de gefailleerde

opgenomen en/of vanuit de bankrekening van de gefailleerde naar andere

(rechts)personen overgemaakt en/of laten overmaken en/of niet in de kas van de

gefailleerde gestort, en/of

niet voldaan aan de op haar rustende verplichtingen ten opzichte van het

voeren van een administratie ingevolge artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van

het Burgerlijk Wetboek, en/of het bewaren en/of tevoorschijn brengen van

boeken en/of bescheiden en/of gegevensdragers als in dat artikel bedoeld,

zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer

natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, tot

bovenomschreven strafbare feit(en), opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijk

leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);

2.

hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 4 april 2014, in

Alkmaar en/of Hengelo en/of De Westereen, althans in Nederland, tezamen en in

vereniging met (een) ander(en) - natuurlijke en/of rechtspersonen -, althans

alleen een overeenkomst geldlening d.d. 1 januari 2014 (DOC-021, pag. 730) -

zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -

valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken,

met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of

door een of meer andere(n) te doen gebruiken,

immers heeft hij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met zijn

medeverdachte(n),

in strijd met de waarheid op die overeenkomst vermeld en/of doen vermelden dat

[zwembad 1] per 1 januari 2014 een lening van 7.500 euro van hem,

verdachte, heeft ontvangen.

3 De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4 De bewijsoverwegingen
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend zijn bewezen, met dien verstande dat ten aanzien van feit 1 is bewezen dat verdachte in een paar maanden tijd het in de tenlastelegging genoemde bedrag van € 16.025,-- heeft onttrokken aan de boedel van [zwembad 1] . Ook heeft verdachte een document valselijk opgemaakt om zo zijn handelen te camoufleren.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat het enige verwijt dat verdachte gemaakt kan worden is dat hij had moeten beseffen wat er feitelijk aan de hand was. Het was zijn bedoeling om de onttrekkingen van geldbedragen uit de boedel van [zwembad 1] later recht te trekken. Uit de inhoud van het dossier is niet gebleken dat de handelingen van verdachte “ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s)” van [zwembad 1] zijn gebeurd.

Verdachte betwist niet dat hij “enig bedrag” bestemd voor [zwembad 1] heeft onttrokken aan de boedel. Dit volgt ook uit de bewijsmiddelen, maar ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde bedragen van € 16.025,-- en € 1.275,-- dient verdachte te worden vrijgesproken.

Uit de inhoud van het dossier en de feitelijke gang van zaken volgt evenmin dat verdachte zich, op het moment dat hij geldbedragen van de rekening van het zwemcentrum heeft gepind, bewust heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de crediteuren van [zwembad 1] daardoor zouden worden benadeeld en dat zijn gedragingen zouden leiden tot het faillissement van het zwemcentrum. Verdachte is naïef geweest en is uiteindelijk zelf de dupe geworden van [medeverdachte] van wie hij een besloten vennootschap heeft gekocht, een vennootschap die op het moment van aankoop daarvan, niet over voldoende activa beschikte om op langere termijn levensvatbaar te blijven.

Verdachte bekent het onder 2 ten laste gelegde feit te hebben begaan.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

Ten aanzien van feit 1

Inleiding

Op 15 april 2014 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, [zwembad 1] , gevestigd aan [adres 2] , in staat van faillissement verklaard.

[zwembad 1] is opgericht op 25 juli 2013, met als directeur en enig aandeelhouder [bedrijf 1] . Medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) was directeur en enig aandeelhouder van [bedrijf 1] .

[bedrijf 1] heeft haar aandelen in [zwembad 1] per 1 januari 2014 verkocht aan [bedrijf 2] . Verdachte [verdachte] (hierna: verdachte) is sinds 26 juli 2011 directeur en enig aandeelhouder van [bedrijf 2] .

Bij de aandelentransactie zijn [medeverdachte] en [verdachte] overeengekomen dat het volledige resultaat van [zwembad 1] over 2013 én de zwemlesgelden van alle reeds afgesloten zwemlespakketten zouden toekomen aan [bedrijf 1] .

Na 1 januari 2014 werd verdachte duidelijk dat aan een groot aantal leerlingen nog voor de duur van twaalf tot achttien maanden zwemlessen moesten worden gegeven, terwijl de betreffende zwemlesgelden door de ouders al aan [medeverdachte] waren betaald. Dat lesgeld was zodoende niet in [zwembad 1] terechtgekomen en het zou er ook niet alsnog in terechtkomen om de kosten van de te verzorgen lessen, zwembadhuur en salaris voor zwemleraren te kunnen dragen. Een kasboek of kasopstelling waarin deze betalingen zijn verwerkt alsmede een overzicht van facturen ontbrak.

Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de periode vanaf 1 januari 2014 heeft geprobeerd om door middel van nieuwe abonnementen de exploitatie op orde te krijgen, maar dat de vaste lasten te hoog waren. Daarnaast heeft hij verklaard dat de aanwas van nieuwe leerlingen stokte nadat er begin maart 2014 negatieve publiciteit omtrent het [zwembad 2] , waarbij [medeverdachte] ook betrokken was, tot Alkmaar en omstreken doordrong. Die negatieve publiciteit hield in dat er geen zwemlessen meer gegeven werden. Na een aankondiging van de verhuurders van het [zwembad 1] dat zij de huur wilden beëindigen wegens uitblijven van betaling van de huurpenningen heeft verdachte het faillissement van [zwembad 1] aangevraagd. Rond eind februari, begin maart 2014 zag verdachte volgens eigen zeggen in dat een faillissement onafwendbaar was. Desondanks heeft hij nadien nog geld van de zakelijke rekening van de vennootschap opgenomen om daarmee online en in het casino en te gokken.

Met betrekking tot het bestanddeel ‘ter bedrieglijke verkorting van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT