Uitspraak Nº 09/765025-18. Rechtbank Den Haag, 2019-02-14
ECLI | ECLI:NL:RBDHA:2019:1286 |
Date | 14 Febrero 2019 |
Docket Number | 09/765025-18 |
Court | Rechtbank Den Haag (Neederland) |
Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/765025-18
Datum uitspraak: 14 februari 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
[adres] .
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 31 januari 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. W. Bos en van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw mr. N.R. Riedijk naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, in of omstreeks 10 januari 2017 tot 14 maart 2017 te ’s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
- het brengen van zijn vinger(s) en/of penis in haar vagina, en/of
- het heen en weer bewegen van zijn vinger(s) en/of penis in haar vagina, en/of
- het likken van de vagina van die [slachtoffer] , en/of
- het zich door die [slachtoffer] laten pijpen;
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, behoudens hetgeen aan de verdachte onder het derde en vierde gedachtestreepje is ten laste gelegd, gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, met uitzondering van het in de tenlastelegging opgenomen derde en vierde gedachtestreepje, waarvoor zij partieel vrijspraak heeft verzocht.
Het oordeel van de rechtbank
Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aan hem onder het derde en vierde gedachtestreepje ten laste gelegde gedragingen. De verdachte zal ten aanzien van deze onderdelen worden vrijgesproken.
De verdachte heeft het ten laste gelegde feit voor het overige bekend en de verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met onderstaande opsomming van de bewijsmiddelen1:
- de aangifte van [slachtoffer] , d.d. 30 juni 2017, blz. 44, d.d. 22 september 2017, blz. 46-49;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, [verdachte] , d.d. 24 januari 2018,
blz. 130-135.
- de bekennende verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van
31 januari 2019.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hieronder is bewezenverklaard.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
hij in de periode van 10 januari 2017 tot 14 maart 2017 te ’s-Gravenhage meermalen met
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
- het brengen van zijn vinger(s) en penis in haar vagina, en
- het heen en weer bewegen van zijn vinger(s) en penis in haar vagina.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT