Uitspraak Nº 09/767033-19. Rechtbank Den Haag, 2020-07-29
ECLI | ECLI:NL:RBDHA:2020:7046 |
Docket Number | 09/767033-19 |
Date | 29 Julio 2020 |
Court | Rechtbank Den Haag (Neederland) |
Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/767033-19 en 09/765024-19 (t.t.z. gev.)
Datum uitspraak: 29 juli 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Zwolle.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 17 juli 2019, 9 oktober 2019,
17 december 2019, 5 maart 2020 (alle pro forma) en 15 juli 2020 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. W. Bos en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. D. van den Hoogen naar voren is gebracht.
Namens de benadeelde partijen hebben ter terechtzitting van 15 juli 2020 de volgende raadslieden het woord gevoerd:
- mr. I. Raterman namens [BP 1] ;
- mr. G.J.M. Kruizinga namens [BP 2] ;
- mr. H.A.F.C. Tack namens [BP 3] , [BP 4] , [BP 5] , [BP 6] , [BP 7] ,
[BP 8] en [BP 9] ;
- mr. M.R.M. Schaap namens [BP 10] , [BP 11] en [BP 12] en haar twee minderjarige kinderen [naam kind1 BP12] en [naam kind2 BP12] .
De rechtbank heeft de voeging bevolen van de dagvaarding met parketnummer 09/767033-19 (hierna te noemen dagvaarding I) met de dagvaarding met parketnummer 09/765024-19 (hierna te noemen dagvaarding II).
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
t.a.v. dagvaarding I:
1.
hij op of omstreeks 17 januari 2019 te Hillegom
opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met
(een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die brandbare stof(fen) en/of
een pand gelegen [adres 1] geheel of gedeeltelijk is/zijn
verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor de (overige) zich in en/of nabij dat pand
bevindende goederen en/of naastgelegen panden, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen
en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in
voornoemde en/of naastgegelen pand(en) bevindende personen, in elk geval
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of
anderen
te duchten was,
en waarbij de zich in dat pand bevindende [naam slachtoffer] tengevolge van die
brand is overleden.
2.
hij op of omstreeks 8 juli 2017 te Hillegom
opzettelijk brand heeft gesticht in een pand gelegen [adres 2] door open
vuur in aanraking te brengen met één of meer brandbare goed(eren)/stof(fen)
ten gevolge waarvan die goed(eren)/stof(fen) en/of één of meerdere stukken
tuingereedschap geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk
geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor de overige zich in dat pand bevindende goederen
en/of omliggende panden, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen, te duchten was.
t.a.v. dagvaarding II:
hij op of omstreeks 06 februari 2015 te Hillegom, tezamen en in vereniging
met anderen of een ander, althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht in een schuur/pand (gelegen [adres 3] )
door open vuur in aanraking te brengen met benzine en/of stro, althans met een
brandbare stof
ten gevolge waarvan die benzine en/of stro en/of voornoemde schuur/pand geheel
of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan
gemeen gevaar voor de zich in die schuur/dat pand bevindende goederen, in elk
geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.
Inleiding
De verdenking komt er op neer dat de verdachte over een periode van enkele jaren drie branden heeft gesticht in Hillegom. Aan de verdachte is bij dagvaarding I onder 1 ten laste gelegd dat hij op 17 januari 2019 opzettelijk brand heeft gesticht, waardoor gevaar voor goederen en personen is ontstaan en waardoor [naam slachtoffer] is overleden. Bij dagvaarding I onder 2 is de verdachte ten laste gelegd dat hij op 8 juli 2017 opzettelijk brand heeft gesticht waardoor gevaar voor goederen is ontstaan. Ten slotte is aan de verdachte bij dagvaarding II ten laste gelegd dat hij op 6 februari 2015 samen met een ander opzettelijk brand heeft gesticht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank het bij dagvaarding I en II ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zal verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling van de tenlastelegging1
Nu de verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend tegenover de politie en deze bekentenis heeft herhaald ter zitting en door zijn raadsvrouw hiervoor geen vrijspraak is bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van dagvaarding I, feit 1:
-
-
de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 15 juli 2020;
-
-
het proces-verbaal verhoor bevelvoerder brandweer Hillegom d.d. 6 februari 2019, blz. 210 – 211;
-
-
het proces-verbaal inbeslagneming en lijkschouw overledene, met als bijlage het schouwverslag van GGD Hollands Midden betreffende [naam slachtoffer] d.d. 17 januari 2019, blz. 11 – 14 van het forensisch dossier;
-
-
het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 28 januari 2019, blz. 26 – 36 van het forensisch dossier.
Ten aanzien van dagvaarding I, feit 2:
-
-
de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 15 juli 2020;
-
-
het proces-verbaal van verhoor [naam getuige] d.d. 1 februari 2020, blz. 1178 – 1187 van het vervolg dossier;
-
-
het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 12 november 2017, blz. 40 – 41 van het A- dossier.
Ten aanzien van dagvaarding II:
-
-
de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 15 juli 2020;
-
-
het proces-verbaal van verhoor [naam getuige] d.d. 1 februari 2020, blz. 1178 – 1187 van het vervolg dossier;
-
-
het proces-verbaal van bevindingen van wijkagent [naam 1] d.d. 7 februari 2015, blz. 81 van het dossier PL1500/2015041013.
Op grond van deze bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de hem bij dagvaarding I onder 1 en 2 en bij dagvaarding II ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
t.a.v. dagvaarding I:
1.
hij op 17 januari 2019 te Hillegom opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met brandbare stoffen, ten gevolge waarvan die brandbare stoffen en
een pand gelegen aan de [adres 1] geheel of gedeeltelijk is verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor de (overige) zich in en/of nabij dat pand bevindende goederen en naastgelegen panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in voornoemde en naastgelegen panden bevindende personen te duchten was, en waarbij de zich in dat pand bevindende [naam slachtoffer] ten gevolge van die brand is overleden.
2.
hij op 8 juli 2017 te Hillegom opzettelijk brand heeft gesticht in een pand gelegen aan de [adres 2] door open vuur in aanraking te brengen met één of meer brandbare goed(eren)/stof(fen) ten gevolge waarvan die goed(eren)/stof(fen) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor de overige zich in dat pand bevindende goederen en omliggende panden te duchten was.
t.a.v. dagvaarding II:
hij op 06 februari 2015 te Hillegom, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht in een schuur (gelegen aan de [adres 3] ) door open vuur in aanraking te brengen met benzine en/of stro, ten gevolge waarvan die benzine en/of stro en/of voornoemde schuur geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor de zich in die schuur bevindende goederen te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het bij dagvaarding I onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en dat aan hem daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met dwangverpleging wordt opgelegd.
Ten aanzien van het bij dagvaarding II ten laste gelegde heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de gevorderde TBS met dwangverpleging heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw heeft uitdrukkelijk verzocht een kortere gevangenisstraf op te leggen dan de gevorderde negen jaar, zodat de...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT