Uitspraak Nº 09/837300-18. Rechtbank Den Haag, 2019-09-27

ECLIECLI:NL:RBDHA:2019:10068
Date27 Septiembre 2019
Docket Number09/837300-18
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 09/837300-18

Datum uitspraak: 27 september 2019

Tegenspraak

(Promisvonnis)

De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte],

[geboortedatum] 1980 [geboorteplaats],

[adres].

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 12 maart 2019 (regie) en 13 september 2019 (inhoudelijke behandeling).

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. I. Doves, en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. A.J.M. de Swart, naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 13 september 2019 - ten laste gelegd dat:

1.

hij op 21 januari 2018 te Den Haag, in het geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder belofte en/of ede vordert en/of daaraan rechtsgevolgen verbindt, schriftelijk, opzettelijk een valse verklaring en/of een verklaring ten dele in strijd met de waarheid heeft afgelegd, immers heeft hij, verdachte, in een door hem, verdachte, schriftelijk op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 21 januari 2018 opzettelijk (geheel of ten dele) in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - gerelateerd:

- Ik zag dat deze man, naar later bleek de aangehouden verdachte [slachtoffer welke gezien werd als verdachte], vervolgens op stond en vanaf de tafel direct in mijn richting liep. Ik zag dat de verdachte hierbij zijn rechterhand in zijn jas stak. Hierop heb ik de verdachte meerdere malen en met luide stem aangeroepen dat hij zijn handen moest laten zien en dat anders de diensthond ingezet zou worden. Ik zag dat de verdachte hier echter niet aan voldeed en stoïcijns op mij af bleef lopen,

en/of

- Voorts zag ik dat de rechterhand van de verdachte in of nabij een tasje zat wat de verdachte om zijn nek en onder zijn jas droeg,

en/of

- Ik zag dat de verdachte hierbij op zijn rug op de grond viel, maar zijn rechterhand nog steeds bij of in het tasje hield;

Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op 21 januari 2018 te Den Haag een proces-verbaal van bevindingen - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte toen en daar valselijk in dat geschrift het volgende gerelateerd:

- Ik zag dat deze man, naar later bleek de aangehouden verdachte [slachtoffer welke gezien werd als verdachte], vervolgens op stond en vanaf de tafel direct in mijn richting liep. Ik zag dat de verdachte hierbij zijn rechterhand in zijn jas stak. Hierop heb ik de verdachte meerdere malen en met luide stem aangeroepen dat hij zijn handen moest laten zien en dat anders de diensthond ingezet zou worden. Ik zag dat de verdachte hier echter niet aan voldeed en stoïcijns op mij af bleef lopen,

en/of

- Voorts zag ik dat de rechterhand van de verdachte in of nabij een tasje zat wat de verdachte om zijn nek en onder zijn jas droeg,

en/of

- Ik zag dat de verdachte hierbij op zijn rug op de grond viel, maar zijn rechterhand nog steeds bij of in het tasje hield,

zulks met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

2.

hij op of omstreeks 21 januari 2018 te ’s-Gravenhage [slachtoffer] heeft mishandeld door zijn voet op het been van die [slachtoffer] te zetten/plaatsen/drukken (terwijl die [slachtoffer] op dat been een bijtwond had).

3 Bewijsoverwegingen
3.1

Inleiding

De volgende feiten en omstandigheden kunnen naar het oordeel van de rechtbank als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.

Op 21 januari 2018 kwam om 19:40 uur bij de meldkamer van de politie eenheid Den Haag een melding binnen van een vrouw die zich verscholen hield in de keuken van de [bar] in Den Haag. De meldster vertelde dat zich een gewapende man in het café bevond die mensen sloeg en bedreigde. De centralist van de meldkamer vroeg haar meerdere keren of de man personen onder schot hield, of de meldster het wapen kon zien en of zij kon vertellen of het wapen een vuurwapen betrof. In eerste instantie beantwoordde de meldster deze vragen bevestigend, waarop verschillende politie eenheden ter plaatse gingen. Later, op het moment dat de centralist de meldster uitlegde dat de politie niet zomaar het café in kon gaan als zich daarin iemand met een vuurwapen bevond, zei de meldster dat zij eigenlijk niet zeker wist of de man een vuurwapen had. Een inmiddels ter plaatse gekomen onbekend gebleven politieambtenaar gaf via zijn portofoon door wat hij in het café kon zien: “Zie ook een persoon met een tasje lopen. Worden wat spullen in gelegd.” De centralist meldde de eenheden vervolgens dat niet duidelijk was om wat voor wapen het ging, maar dat vooralsnog moest worden uitgegaan van een vuurwapen. De centralist zei de eenheden afstand te houden en nog niet tot actie over te gaan, ter voorkoming van een mogelijke gijzelingssituatie. Enkele minuten voordat de politie het café binnen zou vallen, kwamen drie personen het café uit en ontstond voor het café een vechtpartij, waarop deze drie personen zijn gecontroleerd en in ieder geval één man is aangehouden. Hierna maakten verschillende politie eenheden zich op om het café te controleren en de aanwezige personen één voor één naar buiten te leiden.

Om 20:00 uur die avond stapte de verdachte als eerste politieambtenaar het café binnen en werd hij bij de ingang van het café aangesproken door een vrouw, naar later bleek de meldster. De meldster wees vervolgens naar [slachtoffer welke gezien werd als verdachte] één van de cafébezoekers en vertelde de verdachte dat dit de man was met het vuurwapen. De verdachte maande [slachtoffer welke gezien werd als verdachte] zijn handen te laten zien en te knielen. Toen [slachtoffer welke gezien werd als verdachte] hier volgens de verdachte niet aan voldeed, heeft de verdachte - die een kogelwerend schild bij zich had - de schildprocedure tegen [slachtoffer welke gezien werd als verdachte] ingezet. Uiteindelijk is [slachtoffer welke gezien werd als verdachte] na inzet van de diensthond door een collega van verdachte, diensthondengeleider [medeverdachte 1], aangehouden en overgebracht naar politiebureau De Heemstraat.

Nadien, nadat de beelden waren bekeken die waren opgenomen met in de bar geplaatste camera’s, is het vermoeden gerezen dat het proces-verbaal van aanhouding dat...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT