Uitspraak Nº 10/113209-22. Rechtbank Rotterdam, 2022-10-31

ECLIECLI:NL:RBROT:2022:9197
Date31 Octubre 2022
Docket Number10/113209-22
Rechtbank Rotterdam

Team straf 3

Parketnummer: 10/113209-22

Datum uitspraak: 31 oktober 2022

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte01] ,

geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:

[adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,

ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de

Penitentiaire Inrichting [detentieadres01] ,

raadsman mr. M.M.J. Nuijten, advocaat te Haarlem.

1 Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 oktober 2022.

2 Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officieren van justitie is gewijzigd.

De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3 Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. L.T.M. Verhoeven en J. Boender (hierna: officier van justitie) hebben gevorderd:

  • -

    bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde (doodslag);

  • -

    veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar met aftrek van voorarrest en tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 10 jaar.

4 Waardering van het bewijs
4.1

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat doodslag wettig en overtuigend kan worden bewezen en heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte zich door zijn rijgedrag willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het gevolg – te weten het overlijden van de slachtoffers – zou intreden. Hij heeft deze aanmerkelijke kans ook aanvaard. In dat verband wordt gewezen op de volgende feiten en omstandigheden. De verdachte was bekend in de omgeving en wist dat op de plaats van de aanrijding een fietspad was en dat er verkeerslichten stonden. De slachtoffers hebben geen verkeersfouten gemaakt; zij reden de weg op met een groen verkeerslicht, terwijl het verkeerslicht van de verdachte al bijna drie minuten op rood stond toen hij de kruising passeerde. De verdachte reed op dat moment een snelheid gelegen tussen de 81 en 97 kilometer per uur, terwijl ter plaatse vanwege wegwerkzaamheden 30 kilometer per uur was toegestaan. De verdachte heeft de geplaatste verkeersborden genegeerd en heeft niet geremd of getracht uit te wijken. De verklaring van de verdachte dat hij ongeveer 50 kilometer per uur reed en dat hij het verkeerslicht op oranje zag springen, moet als kennelijk leugenachtig worden beschouwd. De verdachte heeft bovendien ook bij eerdere kruisingen te hard gereden en daardoor bij ieder kruispunt bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er dodelijke slachtoffers zouden vallen. De officier van justitie acht bij de beoordeling van het bewijs tevens van belang dat de verdachte als beginnend bestuurder in de afgelopen jaren 52 boetes heeft gehad voor verkeersovertredingen.

4.2

Beoordeling rechtbank

4.2.1.

Inleiding

Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat in de nacht van 6 mei 2022 omstreeks 01:27 uur op de kruising van de Edisonweg met het Molenpad en de Grote Beer te Alblasserdam een aanrijding heeft plaatsgevonden, waardoor twee slachtoffers – [slachtoffer01] en [slachtoffer02] – om het leven zijn gekomen. De verdachte heeft als bestuurder van een personenauto op de Edisonweg gereden, komende uit de richting van de Burgemeester Keijzerweg en gaande in de richting van de rijksweg A15. Een snorfiets, met daarop [slachtoffer01] en [slachtoffer02] , is de Edisonweg overgestoken via de van verkeerslichten voorziene oversteekplaats vanaf het Molenpad in de richting van de Grote Beer. De personenauto is op het kruispunt met de voorzijde tegen de linkerzijde van de snorfiets gebotst. Het verkeerslicht van de verdachte stond op het moment dat de personenauto de stopstreep passeerde 174 seconden op rood. Het verkeerslicht van de scooter gaf op het moment dat de slachtoffers de stopstreep van het fietspad passeerden 2,1 seconden groen licht.

[slachtoffer01] is als gevolg van deze botsing ter plaatse overleden. [slachtoffer02] overleed korte tijd later in het ziekenhuis.

4.2.2.

Omstandigheden waaronder de aanrijding heeft plaatsgevonden

Uit de verkeersongevallenanalyse komt naar voren dat geen infrastructurele oorzaak kon worden aangetoond die een rol heeft gespeeld bij het ontstaan van de aanrijding. Er zijn in het bijzonder geen aanwijzingen gevonden dat de verkeersregelinstallatie niet naar behoren heeft gewerkt. Evenmin was sprake van bijzondere weersomstandigheden die van invloed zouden kunnen zijn. Uit de verklaringen van de verdachte komen geen aanwijzingen naar voren voor technische mankementen aan zijn voertuig voorafgaand aan de aanrijding. Bloedonderzoek gaf geen aanwijzingen dat de verdachte als bestuurder onder invloed was van alcohol of drugs. Na validatieproeven is op basis van logbestanden van de verkeerslussen op het kruispunt van de Edisonweg met de Grote Beer en het Molenpad, de door de verdachte gereden snelheid berekend op minimaal 81 en maximaal 97 kilometer per uur. Deze bevinding wordt ondersteund door het onderzoek aan de telefoon van de verdachte. Het onderzoek aan de telefoon van de verdachte heeft eveneens uitgewezen dat het toestel niet kort voor of tijdens het ongeval in gebruik is geweest.

De snelheid

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de snelheid waarmee de verdachte ten tijde van het ongeval heeft gereden niet als verkeersfout bij de beoordeling mag worden meegewogen, aangezien de snelheidsbeperking tot maximaal 30 kilometer per uur op dat moment niet gold. De verdachte heeft ten tijde van het ongeval, na aftrek van de wettelijke meetcorrectie van 3 kilometer per uur, maximaal 78 kilometer per uur gereden, terwijl de maximum snelheid ter plaatse 80 kilometer per uur bedraagt.

De rechtbank overweegt als volgt. Uit het dossier blijkt dat er in de periode van het ongeval, vanaf 25 april 2022, wegwerkzaamheden plaatsvonden aan de Edisonweg tussen de Van Wenaeweg en het Molenpad. Overdag werd daarbij de rechter rijbaan met hekken afgezet, ter bescherming van de wegwerkers ter plaatse. Vanwege de veiligheidsrisico’s die de wegwerkzaamheden met zich brachten, gold op het traject een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur. Deze snelheidsbeperking gold ook gedurende de nacht, vanwege risico’s voor de verkeersveiligheid door een hoogteverschil tussen de beide rijbanen en de nieuw aan te leggen busbaan en werd met verkeersborden goed zichtbaar aangegeven. In het dossier bevindt zich een foto van de Edisonweg die kort na het ongeval door de politie is gemaakt. Op deze foto is te zien dat er twee borden waarop een snelheidsbeperking van 30 kilometer per uur is aangegeven, zijn geplaatst aan weerszijden van de Edisonweg, op ongeveer 260 meter voor de plaats van de aanrijding. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij wist dat er wegwerkzaamheden waren, dat hij hier dagelijks langs reed en dat hij deze borden die nacht ook heeft gezien, maar in de veronderstelling was dat de snelheidsbeperking na het openstellen van de beide rijbanen ’s avonds en ’s nachts niet gold.

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er een maximumsnelheid 30 kilometer per uur gold en dat de verdachte dit ook wist, dan wel behoorde te weten.

De rechtbank is tevens van oordeel dat de verdachte deze maximumsnelheid aanzienlijk heeft overschreden, nu op basis van de validatieproeven met 99 procent zekerheid is vastgesteld dat de verdachte op het kruispunt van de aanrijding heeft gereden met een snelheid tussen de 81 en 97 kilometer per uur.

4.2.3

Primair ten laste gelegde: doodslag

De rechtbank stelt voorop dat noch uit de verklaring van de verdachte, noch anderszins is gebleken dat de verdachte het oogmerk had om iemand om het leven te brengen. Van opzet in strafrechtelijke zin kan echter ook sprake zijn als iemand zich willens en wetens blootstelt aan de aanmerkelijke kans dat een persoon komt te overlijden, ook wel voorwaardelijk opzet genoemd.

De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg – het overlijden van de beide slachtoffers – in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedragingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten, of anders gezegd om een in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is bovendien vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden en dat hij die kans ten tijde van de gedraging ook bewust heeft aanvaard . Uit de enkele omstandigheid dat die wetenschap bij de verdachte aanwezig is dan wel bij hem moet worden verondersteld, kan niet zonder meer volgen dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg ook bewust heeft aanvaard, omdat ook sprake kan zijn van bewuste schuld. Van degene die weet heeft van de aanmerkelijke kans op het gevolg, maar die er (lichtvaardig) van is uitgegaan dat het gevolg niet zal intreden, kan wel worden gezegd dat hij met (grove) onachtzaamheid heeft gehandeld, en dus schuld heeft aan het ongeval, maar niet dat zijn opzet in voorwaardelijke vorm op dat gevolg gericht is geweest.

Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood zal, indien de verklaringen van de verdachte en/of verklaringen van getuigen onvoldoende inzicht geven in hetgeen ten tijde van de gedraging in het hoofd van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT