Uitspraak Nº 10/756006-14. Rechtbank Rotterdam, 2017-05-15

ECLIECLI:NL:RBROT:2017:3686
Docket Number10/756006-14
Date15 Mayo 2017
Rechtbank Rotterdam

Team straf 3

Parketnummer: 10/756006-14

Datum uitspraak: 15 mei 2017

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:

[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,

raadsman mr. M.J. van Dam, advocaat te Rotterdam.

1 Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 6, 10 en 11 april 2017 en 15 mei 2017.

2 Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3 Eis officier van justitie

De officieren van justitie mr. Oosterveld en mr. Dhoen hebben gevorderd:

  • -

    bewezenverklaring van het ten laste gelegde;

  • -

    veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 45 dagen.

4 Waardering van het bewijs
4.1.

Bewijswaardering

4.1.1.

Standpunt verdediging

De verdediging heeft aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat de verdachte zich bij het ondertekenen van de arbeidsovereenkomsten en het invullen van de werkgeversverklaringen schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte, omdat de verdachte er op het moment van tekenen van uitging dat de medeverdachten [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] daadwerkelijk voor [naam bedrijf] zouden gaan werken, respectievelijk werkzaam waren.

De verdediging benadrukt in dat verband dat het volstrekt logisch is dat de verdachte zich bij zijn verhoor door de politie de namen van [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] niet meer wist te herinneren, omdat het mensen betrof die jaren geleden slechts kort in dienst waren geweest en de verdachte deze mensen nooit heeft ontmoet. De verdachte had destijds extra mensen nodig om schepen tijdig af te bouwen omdat anders forse contractuele boetes dreigden. De verdachte is gestopt met betalen van loon toen bleek dat de werknemers niet kwamen opdagen.

4.1.2.

Beoordeling

De rechtbank overweegt het volgende:

Verdachte heeft erkend de arbeidsovereenkomsten te hebben ondertekend en de werkgeversverklaringen eigenhandig te hebben ingevuld en ondertekend.

De verklaring van verdachte dat hij er bij het ondertekenen van de arbeidsovereenkomsten en het invullen van de werkgeversverklaringen van uitging dat [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] daadwerkelijk voor [naam bedrijf] zouden gaan werken of werkzaam waren, acht de rechtbank niet aannemelijk. De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van de volgende overwegingen.

Omvang onderneming en beslissingsbevoegdheid

De onderneming van [naam bedrijf] is een onderneming waarin volgens de gegevens van de Kamer van Koophandel vier mensen werkzaam zijn. Een dergelijke onderneming is dus zeer overzichtelijk. Als het personeelsbestand (aanzienlijk) wordt uitgebreid met in totaal drie werknemers, dan heeft dat gevolgen voor de bedrijfsvoering.
De verdachte heeft verklaard dat hij in de onderneming zelf als enige beslissingsbevoegdheid had over het aannemen van mensen en ook dat hij als enige verantwoordelijk was voor de salarisbetalingen. Als die verklaring gevolgd wordt, zou de verdachte dus normaal gesproken binnen een onderneming van deze beperkte omvang weet moeten hebben van welke bijdrage de extra krachten die hij inhuurde zouden kunnen leveren. Verwacht mocht in dat geval worden dat de verdachte uit hoofde van zijn positie de vinger aan de pols hield of die bijdrage ook daadwerkelijk geleverd werd, dat hij een beeld had van de aan- en afwezigheid van de extra krachten, door wie deze krachten aangestuurd werden en van de wijze waarop de extra aan deze mankracht gemaakte kosten zouden worden verrekend.

De verdachte heeft geen aannemelijke verklaring gegeven voor het feit dat hij op al deze punten geen beeld had en heeft bovendien niet aangegeven op basis van welke informatie hij uiteindelijk is gestopt met het betalen van loon. Ook heeft hij niet verklaard van wie hij had gehoord dat de werknemers niet kwamen opdagen, zodat zijn lezing niet verifieerbaar is. De verdachte heeft daarmee zijn stellingname niet van een voldoende concrete onderbouwing voorzien.

De getuige [naam getuige] , die destijds werkzaam was bij [naam bedrijf] , heeft zonder voorbehoud verklaard [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] niet te kennen. Het is gelet op de beperkte omvang van het bedrijf niet aannemelijk dat het enkele feit dat [naam getuige] op een andere locatie werkte, zoals de verdediging heeft gesteld, er aan in de weg staat dat hij wist wie er werkzaam waren bij [naam bedrijf]

Het betoog van de verdachte dat [naam bedrijf] destijds moest vrezen voor forse contractuele boetes als de afbouw van schepen niet tijdig zou geschieden en dat hij in verband daarmee iedere aangedragen extra mankracht omarmde, is evenmin concreet onderbouwd met gegevens over de precieze feitelijke inzet van deze extra krachten, wie hun werkzaamheden aanstuurde en met wie ze samenwerkten. Dat maakt het betoog van de verdachte niet geloofwaardig.

Belangen

Uit de verklaringen van de verdachte en [naam medeverdachte 4] volgt dat zij samen financiële belangen hadden in de panden die door bemiddeling van makelaar [naam makelaar] verkocht zouden worden. Dat de verdachte een meer dan gering belang had wordt bevestigd door de twee bedragen van € 50.000, die [naam medeverdachte 4] kort na de verkopen naar bankrekeningen van de verdachte overmaakte.
heeft voorts bij de politie verklaard zeker te weten dat de verdachte wetenschap had van de verkoop van panden aan [naam medeverdachte 1] . Ook daaruit blijkt de betrokkenheid van de verdachte bij deze verkopen. Het ligt gelet op het voorgaande voor de hand dat de verdachte op het moment dat hij de werkgeversverklaringen eigenhandig invulde, in ieder geval enige wetenschap had van de aanpak van [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 5] .

De naderhand op 20 januari 2016 opgestelde...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT