Uitspraak Nº 10/756069-10. Rechtbank Rotterdam, 2017-05-15

ECLIECLI:NL:RBROT:2017:3684
Date15 Mayo 2017
Docket Number10/756069-10
Rechtbank Rotterdam

Team straf 3

Parketnummer: 10/756069-10

Datum uitspraak: 15 mei 2017

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:

[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,

gemachtigd raadsman A. de Visser, advocaat te Zaandam.

1 Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 6, 10 en 11 april 2017 en 15 mei 2017.

2 Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3 Eis officier van justitie

De officieren van justitie mr. Oosterveld en mr. Dhoen hebben gevorderd:

  • -

    bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3. primair ten laste gelegde;

  • -

    veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 240 uur, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaar.

4 Waardering van het bewijs
4.1.

Bewijswaardering

4.1.1.

Standpunt verdediging

De verdediging heeft vrijspraak bepleit van feit 1 en heeft daartoe – samengevat – betoogd dat niet bewezen kan worden dat de verdachte op het moment van ondertekenen van de arbeidsovereenkomst niet voornemens was om in dienstbetrekking werkzaamheden te (gaan) verrichten en dat voorts niet bewezen kan worden dat hij het oogmerk had om de arbeidsovereenkomst in strijd met de waarheid te (doen) gebruiken. Het vinden van een baan was de eerste aanleiding om met medeverdachte [naam medeverdachte 1] en [naam bedrijf 1] in zee te gaan. De verdachte heeft daadwerkelijk enkele klussen uitgevoerd en heeft ook salaris ontvangen. Ten slotte is door de verdediging betoogd dat evenmin sprake was van medeplegen nu het contact met medeverdachte [naam medeverdachte 1] zich heeft beperkt tot het door [naam medeverdachte 1] aan de verdachte voorspiegelen van oplossingen voor zijn problemen, zonder de duistere kant van deze oplossingen te vermelden. De verdachte heeft nimmer contact gehad met de overige medeverdachten.

De verdediging heeft voorts vrijspraak bepleit van feit 2. De verdachte was een leek en heeft niet gelezen wat hij in het kader van de hypotheekaanvragen heeft ondertekend. Hij is uitgegaan van de deskundigheid van [naam medeverdachte 1] als makelaar en heeft zich door hem laten overtuigen dat hij de (hypotheek)lasten voor de twee woningen kon opbrengen door één van de woningen te verhuren. Aldus kan niet bewezen worden dat de verdachte het oogmerk had om de banken een onjuist beeld voor te spiegelen. Evenmin is sprake van medeplegen. De verdachte heeft slechts een arbeidsovereenkomst ondertekend in het kader van een door hem verwacht dienstverband en een aantal papieren in het kader van de hypotheekaanvragen. Voor het overige voltrok alles zich buiten het gezichtsveld van de verdachte.

Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging zich eveneens op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen, zowel van het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte niets wist van de verbouwingsplannen en de facturen en dat hij evenmin de opsteller is van de brieven gericht aan banken met het verzoek om uitbetaling uit de bouwdepots. De verdachte wist wel dat er een bouwdepot was aangevraagd voor de tuin van de [straatnaam 1] en heeft op verzoek van [naam medeverdachte 1] geld overgemaakt naar een rekening. Medeplegen kan niet bewezen worden. Vrijspraak dient ook te volgen voor de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid, nu niet kan worden bewezen dat de verdachte de brieven, strekkende tot uitkering uit het bouwdepot, heeft geschreven dan wel heeft ondertekend.

4.1.2.

Beoordeling

Op grond van de bewijsmiddelen kan als vaststaand worden aangenomen dat de verdachte op 7 juni 2006 eigenaar is geworden van de woningen aan de [straatnaam 2] [huisnummer 1] en [straatnaam 1] [huisnummer 2] te Rotterdam.

Ter verkrijging van het pand aan de [straatnaam 2] [huisnummer 1] is een hypothecaire geldlening aangevraagd van € 154.000 bij [naam bedrijf 2] , welke lening aan de verdachte is verstrekt. De akte van levering en de hypotheekakte zijn op 7 juni 2006, respectievelijk 16:45 uur en 16:49 uur, gepasseerd en ondertekend bij notaris [naam notaris 1] te Rotterdam.

Ter verkrijging van het pand aan de [straatnaam 1] [huisnummer 2] is een hypothecaire geldlening aangevraagd van € 181.500 bij [naam bedrijf 3] , welke lening aan de verdachte is verstrekt. De akte van levering en de hypotheekakte zijn op 7 juni 2006, respectievelijk 17:35 uur en 18:00 uur, gepasseerd en ondertekend bij notaris [naam notaris 2] te Rotterdam.

Feit 1

Ter onderbouwing van beide aanvragen voor een hypothecaire geldlening heeft de verdachte werkgeversstukken verstrekt, waaronder een arbeidsovereenkomst tussen [naam bedrijf 1] en de verdachte. Uit deze arbeidsovereenkomst volgt - onder meer - dat de verdachte vanaf 1 januari 2006 voor onbepaalde tijd in dienst is getreden als scheepstimmerman voor een fulltime dienstverband van 40 uur per week. De arbeidsovereenkomst is ondertekend door de verdachte en namens [naam bedrijf 1] door medeverdachte [naam medeverdachte 2] .

De verdachte heeft aanvankelijk verklaard dat hij zeven á acht maanden voor [naam bedrijf 1] heeft gewerkt maar hij heeft dit later afgezwakt en heeft verklaard dat hij zes keer een klus heeft gedaan maar dat hij nooit aan een schip heeft getimmerd.

De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier voldoende aannemelijk is dat de verdachte nimmer daadwerkelijk een vast dienstverband heeft gehad bij [naam bedrijf 1] . De rechtbank baseert dit op de verklaring van de verdachte waarin hij het gestelde dienstverband gaandeweg afzwakt, alsmede op de verklaring van de getuige [naam getuige] , een werknemer bij [naam bedrijf 1] [naam getuige] heeft verklaard dat er in de onderhavige periode geen timmerlieden in dienst waren bij [naam bedrijf 1] en hij heeft de verdachte niet herkend van een aan hem getoonde foto. Als de verdachte in dienst van [naam bedrijf 1] zou zijn geweest, dan zou hij hem moeten hebben gezien, aldus [naam getuige] . Van belang is hierbij voorts dat het om een onderneming ging waar slechts vier personen in dienst waren.

Redengevend is voorts de verklaring van de medeverdachte [naam medeverdachte 3] die er in de kern op neerkomt dat de kopers van zijn panden niet in dienst zijn geweest bij [naam bedrijf 1] Door hem en [naam medeverdachte 1] werd aan de kopers van de woningen een dienstverband gegeven teneinde te bewerkstelligen dat zij een hypotheek konden krijgen. Volgens [naam medeverdachte 3] zou er ‘gewoon’ salaris worden betaald, hetgeen verrekend zou worden met de commissie die [naam medeverdachte 1] zou ontvangen voor het boven de vraagprijs verkopen van de panden.

Uit de verklaring van de verdachte zoals hij deze heeft afgelegd op 21 augustus 2011 volgt dat hij via de medeverdachte [naam medeverdachte 4] in contact is gekomen met de makelaar [naam medeverdachte 1] . [naam medeverdachte 4] had eerder een huis gekocht via [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 1] had voor de verdachte ook een huis. Omdat de verdachte geen werk had kon hij via [naam medeverdachte 1] een contract krijgen bij een scheepvaartbedrijf. Later bleek [naam medeverdachte 1] nog een tweede huis voor de verdachte te hebben. De verdachte zou uit de verhuur van een van de panden de hypotheeklasten voor beide panden kunnen betalen. Uit de verklaring van de verdachte volgt voorts dat hij de arbeidsovereenkomst – evenals de andere papieren in verband met de aanvragen voor de hypothecaire geldleningen – heeft ondertekend in de auto van [naam medeverdachte 1] en dat hij zelf nooit bij [naam bedrijf 1] is geweest. In de omstandigheden dat de verdachte een arbeidsovereenkomst voor een fulltime dienstverband ondertekent terwijl hij nog nooit bij het bedrijf is geweest waar hij stelt te werken en hij deze overeenkomst voorts ondertekent in de auto van de makelaar die hem op dat moment een huis probeert te verkopen en die geen functie heeft in het bedrijf waarmee de arbeidsovereenkomst wordt gesloten, acht de rechtbank het ongeloofwaardig dat de verdachte voornemens was een fulltime dienstverband bij [naam bedrijf 1] aan te gaan.

Op grond van de voornoemde omstandigheden staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de verdachte zich ervan bewust was dat hij stukken ondertekende welke gebruikt zouden worden als werkgeverstukken bij de aanvraag van een hypothecaire geldlening. Dit terwijl hij – de verdachte – feitelijk niet werkzaam was bij de op de arbeidsovereenkomst vermelde werkgever. Aldus heeft de verdachte het oogmerk gehad om de (valse) arbeidsovereenkomst te gebruiken ter verkrijging van de hypothecaire geldlening(en). De verdachte heeft dit gedaan in bewuste en nauwe samenwerking met zijn medeverdachten. De rechtbank acht mitsdien bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift. De ter zake gevoerde verweren worden verworpen.

Feit 2

Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen kan als vaststaand worden aangenomen dat de verdachte ter verkrijging van het pand aan de [straatnaam 2] [huisnummer 1] een hypothecaire geldlening heeft aangevraagd van € 154.000 bij [naam bedrijf 2] en voorts dat de verdachte ter verkrijging van het pand aan de [straatnaam 1] [huisnummer 2] een hypothecaire geldlening heeft aangevraagd van € 181.500 bij [naam bedrijf 3]

Uit de verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachten volgt dat de verdachte met betrekking tot de koop van de panden en het aanvragen van de hypothecaire leningen contact had met [naam medeverdachte 1] . [naam medeverdachte 1] regelde alles met...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT