Uitspraak Nº 10/765048-11. Rechtbank Rotterdam, 2017-05-15

ECLIECLI:NL:RBROT:2017:3681
Docket Number10/765048-11
Date15 Mayo 2017
Rechtbank Rotterdam

Team straf 3

Parketnummer: 10/765048-11

Datum uitspraak: 15 mei 2017

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:

[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,

raadsvrouw mr. J.C. Dekkers, advocaat te Amsterdam.

1 Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6, 10 en 11 april 2017 en 15 mei 2017.

2 Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3 Eis officier van justitie

De officieren van justitie mr. Oosterveld en mr. Dhoen hebben gevorderd:

  • -

    bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde;

  • -

    veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest.

4 Waardering van het bewijs
4.1

Bewezenverklaring zonder nadere motivering

Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.

4.2

Bewijswaardering

4.2.1

Standpunt verdediging

Aangevoerd is dat ten aanzien van de onder feit 2 ten laste gelegde oplichting de verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt, maar uitsluitend als medeplichtige. Daarom dient vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde te volgen.

De verdachte dient eveneens te worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde feit. De verklaring van de verdachte dat hij de handtekening heeft gezet is niet serieus te nemen. Hij lijkt dit te hebben verklaard nadat hij gedurende tweeëneenhalve dag langdurig was verhoord en het verhoor zat was. Hij heeft dit onderdeel van zijn verklaring tijdens het verhoor op de volgende dag dan ook weer ingetrokken. Mevrouw [naam] verklaart slechts dat zij haar handtekening niet herkent. Dit is onvoldoende bewijs om aan te nemen dat haar handtekening vals is.

4.2.2

Beoordeling

Inleiding
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten en omstandigheden hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.

De verdachte was (feitelijk) eigenaar van 6 appartementen die hij in de periode 2005/2006 heeft verkocht aan de medeverdachten [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] . De kopers kochten elk 2 appartementen van de verdachte. De medeverdachte [naam medeverdachte 4] trad bij deze transacties op als makelaar zowel namens de kopers als namens de verdachte. Hoewel de kopers tegelijkertijd twee appartementen kochten vond het transport steeds bij twee verschillende notarissen plaats, telkens binnen een tijdsbestek van circa een uur.

Voor elke hypotheekaanvraag werd een werkgeversverklaring, een arbeidscontract en een loonafrekening overgelegd. Deze stukken waren opgesteld namens de werkgever [naam bedrijf 1] Geen van de kopers heeft daadwerkelijk bij [naam bedrijf 1] gewerkt. Er is wel steeds over enkele maanden loon betaald. De loonbetalingen stopten kort nadat het notariële transport van de appartementen had plaatsgevonden. De verdachte heeft samen met [naam medeverdachte 4] deze constructie bedacht, om er op die manier voor te zorgen dat de kopers voor ieder pand een hypotheek konden verkrijgen. De verdachte was in die periode werkzaam als boekhouder bij [naam bedrijf 1] Hij kreeg de gegevens van de kopers via [naam medeverdachte 4] aangeleverd en stelde op basis daarvan de loonafrekeningen op en een arbeidsovereenkomst. Deze arbeidsovereenkomst werd vervolgens getekend door de medeverdachte [naam medeverdachte 5] en de betreffende koper. [naam medeverdachte 5] stelde op basis van de door [naam medeverdachte 4] aangeleverde gegevens een werkgeversverklaring op.

De kopers hebben geen van allen aan hun financiële verplichtingen richting de hypotheeknemers (de banken) voldaan. De zes appartementen zijn uiteindelijk executoriaal verkocht voor bedragen die (aanzienlijk) onder de door de verdachte ontvangen koopprijs lagen.

Feit 2

De verdediging voert aan dat de verdachte slechts de randvoorwaarden voor het plegen van het delict heeft geschapen, zodat hij slechts is aan te merken als medeplichtige en niet als medepleger. De rechtbank verwerpt dit verweer.

De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.

De verdachte heeft samen met [naam medeverdachte 4] de onderhavige oplichtingsconstructie bedacht, waarbij aan de banken valselijk opgemaakte stukken werden verstrekt waarmee ten onrechte de indruk werd gewekt dat de kopers een vast dienstverband hadden bij [naam bedrijf 1] De verdachte heeft de daartoe benodigde valse stukken (te weten arbeidsovereenkomsten en loonafschriften) opgesteld en [naam medeverdachte 5] de benodigde gegevens verstrekt voor het opmaken van de valse werkgeversverklaringen. De verdachte heeft er voorts op toegezien dat door [naam bedrijf 1] loonbetalingen aan de kopers werden voldaan, ondanks het feit dat zij niet bij het bedrijf in dienst waren. De verdachte deed dit met het oogmerk om de banken er toe te bewegen een hypothecaire geldlening te verstrekken die zij niet zouden hebben verstrekt indien zij over de juiste informatie omtrent de kopers hadden beschikt. De verdachte heeft voorts de koopovereenkomsten met de kopers getekend en was aanwezig bij de notarissen bij het passeren van de aktes. Tot slot heeft de verdachte een deel van de verkoopwinst geïncasseerd.

De verdachte was derhalve voor (het beramen van de plannen), tijdens (het (laten) opstellen en verstrekken van de valse stukken) en na (het incasseren van een deel van de winst) het plegen van het feit bij de oplichting betrokken. Dat de verdachte niet zelf de stukken bij de bank heeft ingediend, doet niet af aan de wezenlijke en significante bijdrage die de verdachte heeft geleverd aan het plegen van de onderhavige oplichting.

De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten is komen vast te staan. Daarmee acht de rechtbank het onder feit 2 primair tenlastegelegde medeplegen bewezen.

Feit 3

Uit de bewijsmiddelen volgt dat aan de toenmalig echtgenote van de verdachte, mevrouw

[naam] – in het kader van een politieverhoor de koopovereenkomsten van de [straatnaam 1] [huisnummer 7] , [straatnaam 1] [huisnummer 2] en [straatnaam 2] [huisnummer 3] zijn getoond. Anders dan de verdediging heeft betoogd, heeft [naam] daarbij aangegeven dat de handtekeningen op de getoonde overeenkomsten vals zijn (en niet zoals verdediging zegt dat zij haar handtekening niet herkent). [naam] heeft hiervan aangifte gedaan.

De verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie d.d. 25 juli 2012 verklaard dat hij de handtekeningen van [naam] op de koopovereenkomsten van de [straatnaam 1] [huisnummer 7] en [straatnaam 1] [huisnummer 2] heeft geplaatst.

Ter terechtzitting is namens de verdachte betoogd dat deze verklaring niet serieus genomen moet worden omdat de verdachte in tweeënhalve dag zes keer is verhoord en uit het verhoor is op te maken dat hij het zat was.

Anders dan door de verdediging is betoogd ziet de rechtbank geen aanleiding om de verklaring van de verdachte in voornoemd verhoor buiten beschouwing te laten. Het verhoor is gestart om 11:00 uur en om 14:50 uur beëindigd. Tussendoor is gepauzeerd van 12:00 uur tot 13:15 uur, in welke pauze de verdachte heeft gesproken met zijn advocaat. Er is geen sprake van omstandigheden op grond waarvan moet worden aangenomen dat de verdachte niet meer in staat was om te verklaren.

De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat de verdachte de handtekening van [naam] op de koopovereenkomsten van de [straatnaam 1] [huisnummer 7] en [straatnaam 1] [huisnummer 2] heeft geplaatst. Daarmee acht de rechtbank die onderdelen van het onder feit 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Ten aanzien van het tevens ten laste gelegde valselijk laten opmaken van de koopovereenkomst van de [straatnaam 2] [huisnummer 3] ontbreekt voldoende wettig en overtuigend bewijs, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

4.3

Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1. primair, 2. primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

1. primair

hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2005

tot en met 27 april 2006, in de gemeenten Ridderkerk en/of Rotterdam,

tezamen en in vereniging met anderen, meermalen,

(telkens) geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig

feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt , waaronder

respectievelijk:

- arbeidsovereenkomst tussen [naam bedrijf 1] en [naam medeverdachte 2]

d.d. 15 september 2005 (Dossier [naam medeverdachte 2] , p. 162-163) en;

- arbeidsovereenkomst tussen [naam bedrijf 1] en [naam medeverdachte 1]

d.d. 1 juli 2005 (Dossier [naam medeverdachte 1] , p. 43-44) en;

- arbeidsovereenkomst tussen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT