Uitspraak Nº 10014344 AR VERZ 22-57. Rechtbank Noord-Nederland, 2022-10-24

ECLIECLI:NL:RBNNE:2022:3924
Docket Number10014344 AR VERZ 22-57
Date24 Octubre 2022
CourtRechtbank Noord-Nederland (Neederland)
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht

Locatie Groningen

Zaak-/rolnummer: 10014344 AR VERZ 22-57

beschikking van de kantonrechter van 24 oktober 2022

in de zaak van

DE GEMEENTE GRONINGEN,

gevestigd te Groningen,

verzoekende partij in de zaak van het inleidende verzoek, verwerende partij in de zaak van het tegenverzoek,

gemachtigde: mr. J.M. Frons, advocaat te Groningen,

tegen

[verwerende partij] ,

wonende te [woonplaats] ,

verwerende partij in de zaak van het inleidende verzoek, verzoekende partij in de zaak van het tegenverzoek,

gemachtigde: mr. E. Visser, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand.

Partijen zullen hierna de gemeente en [verwerende partij] worden genoemd.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  1. het verzoekschrift, ingekomen op de griffie op 25 juli 2022;

  2. de nagezonden productie 87 van de gemeente;

  3. het verweerschrift, ingekomen op de griffie op 15 september 2022;

  4. de nagezonden producties 99 tot en met 101 van de zijde van de gemeente;

  5. de nagezonden producties 29 tot en met 31 van de zijde van [verwerende partij] ;

  6. de mondelinge behandeling van 26 september 2022, waarbij van de zijde van de gemeente zijn verschenen mevrouw [naam 1] (gemeentesecretaris), mevrouw [naam 2] (afdelingshoofd) en mevrouw [naam 3] (arbeidsjurist), bijgestaan door mr. Frons. Van de andere zijde is verschenen [verwerende partij] , bijgestaan door mr. Visser. Beide gemachtigden hebben het woord gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen, die zij hebben overgelegd. De griffier heeft aantekening gehouden van het verhandelde ter zitting.

1.2.

De beschikking is bepaald op heden.

2 De feiten
2.1.

[verwerende partij] , geboren op [geboortedatum] , is sinds 1 maart 2017 in dienst bij de gemeente. De laatste functie die [verwerende partij] vervulde, is die van Medewerker Beleidsuitvoering II, met een salaris van € 3.523,60 bruto per maand op basis van een werkweek van 32 uur, exclusief IKB. [verwerende partij] is werkzaam op de afdeling ‘Meedoen’ en ‘Kansen in kaart’ (hierna: de afdeling) van de directie Werk en Participatie.

2.2.

[verwerende partij] is lid van de ondernemingsraad (hierna: OR), waarbinnen hij lid is van de commissie diversiteit.

2.3.

In juli 2020 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verwerende partij] en de directeur Werk & Participatie de heer [naam 4] (hierna: [naam 4] ), onder meer over mogelijke discriminatoire uitlatingen die binnen de gemeente zouden zijn gedaan. [verwerende partij] heeft van dit gesprek een opname gemaakt, buiten medeweten van [naam 4] .

2.4.

Op 11 november 2020 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verwerende partij] en gemeentesecretaris [naam 1] (hierna: [naam 1] ), onder meer over mogelijke discriminatoire en denigrerende opmerkingen die [naam 4] volgens [verwerende partij] zou hebben gemaakt. [verwerende partij] heeft van dit gesprek een opname gemaakt, buiten medeweten van [naam 1] .

2.5.

Op 20 november 2020 heeft [verwerende partij] een e-mail gestuurd aan een wethouder van de gemeente, [naam 5] (hierna: [naam 5] ), waarin hij schrijft:

‘’Zou je mij kunnen terug bellen inzake een zeer vertrouwelijk en explosief dossier.’’

2.6.

Op 27 november 2020 en 1 december 2020 heeft [verwerende partij] twee officiële waarschuwingen gekregen, omdat [verwerende partij] tweemaal telefonisch contact opnam met de heer [naam 6] (hierna: [naam 6] ) van externe organisatie [organisatie] , die gemeentebreed een agressietraining had gegeven, om met hem een intern spelend conflict te bespreken. [naam 6] heeft aan de gemeente teruggekoppeld dat de gesprekken door hem als vreemd en zeer onplezierig ervaren werden.

2.7.

Op 1 december 2020 heeft [verwerende partij] een e-mail gestuurd aan [naam 1] om te informeren welke vervolgstappen zij neemt naar aanleiding van het gesprek dat zij voerden op 11 november 2020.

2.8.

In januari 2021 is mevrouw [naam 2] (hierna: [naam 2] ) gestart als nieuwe leidinggevende van [verwerende partij] . [verwerende partij] heeft bij haar aangegeven zich gediscrimineerd en gepest te voelen. Aan [verwerende partij] is verzocht om dit te concretiseren en er is hem gewezen op de reguliere klachtenregeling. [verwerende partij] heeft daarvan geen gebruik gemaakt.

2.9.

Op 21 april 2021 heeft [naam 4] een brief van de toenmalige gemachtigde van [verwerende partij] ontvangen, waarbij hij aangeeft dat [verwerende partij] pestgedrag en discriminatie ervaart door [naam 2] , waarna de gemeente bij brief van 11 mei 2021 hem heeft bericht zich hierin niet te herkennen.

2.10.

In mei 2021 heeft [verwerende partij] zich ziekgemeld.

2.11.

In juni 2021 heeft [verwerende partij] rechtstreeks contact opgenomen met de burgemeester van de gemeente, waarbij hij hem mededeelt dat hij hem wenst te spreken over een explosief dossier met betrekking tot hoge ambtenaren.

2.12.

Op 13 juli 2021 heeft de bedrijfsarts meegedeeld dat er geen medische beperkingen meer zijn maar dat sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie, waarna meermaals mondeling dan wel bij e-mail contact plaatsvindt tussen [naam 2] en [verwerende partij] . Voorgesteld is om mediation in te zetten, waarbij [verwerende partij] heeft aangegeven dat hij zowel met [naam 2] als met [naam 4] tezamen mediation wenst.

2.13.

Op 9 augustus 2021 heeft [verwerende partij] aan [naam 1] gemaild dat hij overweegt om een klacht in te dienen over [naam 4] bij het Landelijke Klachtencommissie Ongewenst Gedrag voor de Decentrale Overheid (hierna: LKOG).

2.14.

[verwerende partij] heeft meermaals contact opgenomen met [naam 1] , die hem heeft doorverwezen naar de reguliere klachtenprocedure en de bevoegde concerndirecteur [naam 7] (hierna: [naam 7] ).

2.15.

Op 30 augustus 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verwerende partij] en [naam 7] , waarin [verwerende partij] heeft aangegeven zich gediscrimineerd en gepest te voelen op de afdeling, met name door [naam 4] . [verwerende partij] heeft onder meer verzocht om een overplaatsing. Vanuit de gemeente is verzocht om met concrete voorbeelden te komen en gewezen op de (externe) klachtenprocedure.

2.16.

Op 7 september 2021 heeft de gemeente aan [verwerende partij] bericht dat overplaatsing niet mogelijk is, waarbij de gemeente een voorstel heeft gedaan om een vaststellingsovereenkomst te sluiten die inhoudt dat [verwerende partij] gedurende acht maanden met behoud van salaris wordt vrijgesteld van werk, zodat hij gedurende die tijd binnen en buiten de gemeente op zoek kan naar een andere passende functie. Na afloop van die termijn zou de arbeidsovereenkomst worden beëindigd met wederzijds goedvinden middels een vaststellingsovereenkomst.

2.17.

Bij brief van 21 september 2021 heeft de toenmalige gemachtigde van [verwerende partij] het beëindigingsvoorstel afgewezen en onder meer meegedeeld dat [verwerende partij] geen slachtoffer mag worden van de melding van discriminatie die hij bij de gemeentesecretaris heeft gedaan.

2.18.

Op 22 september 2021 heeft [verwerende partij] een e-mail naar [naam 1] gestuurd, waarin hij refereert aan zijn eerdere melding aan haar adres van ongewenst gedrag en discriminatie binnen de afdeling, aangeeft hierop nog geen nadere inhoudelijke reactie te hebben gekregen en verzoekt om hierover alsnog met [naam 1] in gesprek te gaan.

2.19.

Op 23 september 2021 heeft [verwerende partij] voornoemde aan [naam 1] gerichte e-mail doorgestuurd aan de burgemeester en hem verzocht om daarover met hem in gesprek te gaan.

2.20.

Bij de gemeente zijn vervolgens signalen binnengekomen dat [verwerende partij] een geluidsopname in zijn bezit heeft die hij aan collega’s en raadsleden heeft laten horen. Het betreft een opname van een binnen de gebouwen van de gemeente tussen medewerkers gevoerd gesprek op een onbekende datum. [verwerende partij] heeft daarbij aangegeven dat collega’s in dat gesprek discriminerend over hem spreken.

2.21.

[verwerende partij] heeft de betreffende geluidsopname in deze procedure in het geding gebracht met daarbij de volgende transcriptie:

[naam 4] :

‘’Ik zeg tegen [naam 1] … even hoor, dit blijft binnenskamers. Ik heb gedoe en dat begint een beetje rondom een Surinaamse administratie en een Marokkaanse.’’

Vervolgens citeert [naam 4] de gemeentesecretaris mevrouw [naam 1] :

‘’Oe Marokkanen, ja altijd gezeik, komt nooit goed. Hij naar stadsbeheer, zij naar uuuh…. en je moet ze er onder een leidinggevende geven die zegt, en die zegt bek houden, bek houden, bek houden. Zo’n leidinggevende moet je erop zetten’’

2.22.

Op 23 september 2021 heeft [naam 1] bij e-mail [verwerende partij] en zijn gemachtigde uitgenodigd voor een gesprek op 30 september 2021. Op 29 september 2021 is daarop door de gemachtigde van [verwerende partij] afwijzend gereageerd. Daarbij is meegedeeld dat [verwerende partij] openstaat voor een gesprek over de verdere aanpak naar aanleiding van zijn melding van discriminatie, maar vooraf helderheid wil hebben over het doel van het gesprek, zodat hij zich daarop voldoende kan voorbereiden.

2.23.

Op 7 oktober 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [naam 1] , mevrouw
[naam 3] (arbeidsjurist), [verwerende partij] en zijn gemachtigde. De gemeente heeft in dat gesprek onder meer meegedeeld dat zij voornemens is een extern onderzoek te laten uitvoeren naar de vermeende discriminatie, waaronder de geluidsopname. De gemeente heeft verzocht om het geluidsfragment met haar te delen. [verwerende partij] heeft dit geweigerd. De gemeente heeft tevens verzocht geen contact op te nemen met gemeenteraadsleden of andere medewerkers met betrekking tot deze kwestie en het onderzoek over te laten aan een externe partij. Tevens is afgesproken dat [verwerende partij] gedurende het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT