Uitspraak Nº 12/1212 WIA. Centrale Raad van Beroep, 2016-12-16

ECLIECLI:NL:CRVB:2016:4965
Date16 Diciembre 2016
Docket Number12/1212 WIA
CourtCentrale Raad van Beroep (Nederland)

12/1212 WIA

Datum uitspraak: 16 december 2016

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van

19 januari 2012, 10/2842 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om schadevergoeding

Partijen:

[Appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

de Staat der Nederlanden, de minister van Veiligheid en Justitie (Staat)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. J.A.C. van Etten, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft op 21 maart 2014 plaatsgevonden. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van Etten en Y. Winters, werkzaam bij Pro Persona, gevestigd te Arnhem. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.J.S. van Daatselaar.

Het onderzoek is na de zitting heropend.

De door de Raad als deskundige benoemde psychiater dr. H.N. Sno heeft op 1 juli 2014 rapport uitgebracht. Beide partijen hebben op het deskundigenrapport gereageerd. Hierop heeft de deskundige op 5 december 2014 gereageerd.

Het Uwv heeft bij brief van 17 maart 2015 met rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep een vraag van de Raad beantwoord. Ook namens appellant is gereageerd.

De meervoudige kamer heeft de zaak verwezen naar een enkelvoudige kamer.

Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 16 maart 2016. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van Etten. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Van Daatselaar.

Het onderzoek is wederom heropend. Bij brief van 9 juni 2016 heeft het Uwv met rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep nadere vragen van de Raad beantwoord. Hierop heeft appellant bij brief van 26 juli 2016 gereageerd.

Tot slot heeft de Raad naar aanleiding van het verzoek van appellant om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, de Staat der Nederlanden (de minister van Veiligheid en Justitie) mede als partij aangemerkt.

Het onderzoek ter zitting heeft andermaal plaatsgevonden op 4 november 2016 waar appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van Etten. Voor het Uwv is mr. Van Daatselaar verschenen.

OVERWEGINGEN
1.1.

Appellant was laatstelijk werkzaam als verpleegkundige/sociotherapeut in de verslavingszorg voor 32 uur per week. Op 19 oktober 2006 is hij wegens psychische klachten uitgevallen. Bij besluit van 15 januari 2010 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellant met ingang van 15 oktober 2009 geen recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is ontstaan, omdat hij toen minder dan 35% arbeidsongeschikt was.

1.2.

Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is bij besluit van 21 juni 2010 (bestreden besluit) gegrond verklaard. Appellant is met ingang van 15 oktober 2009 alsnog in aanmerking gebracht voor een loongerelateerde WIA-uitkering naar de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 80%. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat appellant op 15 oktober 2009 weliswaar beperkingen ondervond bij het verrichten van arbeid, maar met inachtneming van die beperkingen, waaronder een urenbeperking tot ongeveer 30 uur per week, geschikt was voor werkzaamheden verbonden aan de functies die hem in het kader van de beoordeling zijn voorgehouden.

2. De rechtbank heeft aanleiding gezien psychiater N.J. de Mooij als deskundige te benoemen voor het instellen van een onderzoek. In zijn rapport van 17 april 2011, aangevuld bij brieven van 15 en 28 juli 2011, heeft De Mooij aangegeven dat er op de in geding zijnde datum van 15 oktober 2009 bij appellant sprake was van de stoornis van Asperger. De Mooij kon zich niet geheel vinden in de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep vastgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 3 juni 2010, omdat appellant vanuit zijn autismespectrumstoornis moeite heeft om zich in te leven in de problemen en emoties van anderen en beperkt is in de hantering daarvan. Voor het overige kon de deskundige zich vinden in de beperkingen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren, waarbij hij heeft aangegeven dat een beoordeling van de andere rubrieken in de FML niet tot zijn vakgebied behoort, zodat hij geen uitspraak kan doen over een eventuele urenbeperking. De deskundige acht een geluidarme omgeving van belang en heeft tot slot opgemerkt dat, mocht appellant arbeidsgeschikt worden geacht, het van belang is dat er een intensieve en goede coaching en begeleiding plaatsvindt, omdat appellant anders snel kan decompenseren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vervolgens de FML aangescherpt op de items 1.9.3, 2.6 en 3.7. Ten aanzien van item 1.9.3. heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van

31 augustus 2011 opgemerkt dat goede aansturing noodzakelijk is, maar continu toezicht niet. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om ten...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT