Uitspraak Nº 13/223512-19 + 13/153792-17 (TUL). Rechtbank Amsterdam, 2020-04-22
ECLI | ECLI:NL:RBAMS:2020:2431 |
Docket Number | 13/223512-19 + 13/153792-17 (TUL) |
Date | 22 Abril 2020 |
Court | Rechtbank Amsterdam (Neederland) |
VONNIS
Parketnummers: 13/223512-19 + 13/153792-17 (TUL) (Promis)
Datum uitspraak: 22 april 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het PPC in het Justitieel Complex [locatie] te [plaats].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 april 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. R.N. Refos, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. K. Cras, naar voren hebben gebracht.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij:
op of omstreeks 16 september 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [persoon 1] (brigadier van de Politie Eenheid Amsterdam) en/of [persoon 2] (hoofdagent van de Politie Eenheid Amsterdam) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door voornoemde [persoon 1] en/of [persoon 2] dreigend de woorden toe te voegen: "I'm gonna kill you, I kill you all", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich aan de hand van zijn op schrift gestelde requisitoir op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Agenten [persoon 1] en [persoon 2] hebben beiden gerelateerd dat zij verdachte de in de tenlastelegging opgenomen bedreigende teksten hoorden uiten. Net als de later gearriveerde agenten [persoon 3] en [persoon 4]. Gelet op de bevindingen van deze agenten kan worden vastgesteld dat verdachte de in de tenlastelegging opgenomen teksten heeft geuit richting (in ieder geval) agenten [persoon 1] en [persoon 2]. Hiermee is ook sprake geweest van een reële en daadwerkelijke bedreiging. In dit verband is van belang dat verdachte in een agressieve/opgefokte toestand verkeerde toen hij de betreffende teksten uitte en dat de agenten waren afgekomen op een melding dat verdachte een prostituee had bedreigd met een injectienaald. Gelet op deze context kon bij de agenten ook de redelijke vrees ontstaan dat verdachte zijn dreigementen waar zou gaan maken. Agenten [persoon 1], [persoon 2] en [persoon 3] hebben ook alle drie gerelateerd dat zij de bedreiging serieus namen. De omstandigheid dat enkel agent [persoon 1] nog een proces-verbaal van aangifte heeft laten opmaken doet aan deze gezamenlijke beleving niet af.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aan de hand van haar pleitaantekeningen betoogd dat verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Gezien de gegeven omstandigheden en context kan niet worden vastgesteld dat verdachte opzet heeft gehad om de agenten vrees aan te jagen. Er wordt op geen enkel moment in het dossier melding gemaakt van agressief gedrag of handelingen richting de agenten. Daarnaast heeft alleen agent [persoon 1] aangifte gedaan van bedreiging. Bij de andere agenten is kennelijk niet de vrees ontstaan en hebben zij geen noodzaak gezien aangifte te doen. Daarbij komt dat agent [persoon 1] verder niet nader onderbouwd heeft waarom specifiek hij vreesde voor zijn leven en zijn collega’s niet. Verder blijkt evenmin uit andere omstandigheden of gedragingen van verdachte dat hij dreigend overkwam. De bewoordingen van verdachte kunnen hooguit aangemerkt worden als een emotionele ontlading.
De raadsvrouw heeft ook aangevoerd dat de rechtbank zich af dient te vragen of het zuiver is om aan het proces-verbaal bijzondere bewijswaarde, ex. artikel 344 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, toe te kennen, nu de agent die aangifte heeft gedaan, direct betrokkene is in deze zaak.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de agenten [persoon 1] en...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT