Uitspraak Nº 13/6 en 13/7. College van Beroep voor het bedrijfsleven, 2015-11-18

ECLIECLI:NL:CBB:2015:362
Docket Number13/6 en 13/7
Date18 Noviembre 2015
CourtCollege van Beroep voor het bedrijfsleven (Nederland)

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 13/6 en 13/7

20150


Uitspraak van de meervoudige kamer van 18 november 2015 op de hoger beroepen van:

Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM), te Amsterdam,

(gemachtigden van AFM: mr. R.W. Veldhuis en mr. M.L. Batting)

en

[naam] RA ( [naam] ), te [plaats] ,

(gemachtigden van [naam] : mr. H.J. Blaisse en mr. A.J. Raat)

tegen de uitspraak van de accountantskamer van 23 november 2012, gegeven op een klacht, op 1 juli 2011 door AFM ingediend tegen [naam] .

Procesverloop in hoger beroep

AFM heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de accountantskamer van
23 november 2012, met nummer 11/1300 Wtra AK (www.tuchtrecht.nl, ECLI:NL:TACAKN:2012:YH0327). Dit hoger beroep is bij het College geregistreerd onder zaaknummer 13/6.

[naam] heeft eveneens hoger beroep ingesteld tegen bovenvermelde uitspraak. Dit hoger beroep is bij het College geregistreerd onder zaaknummer 13/7.

[naam] en AFM hebben een schriftelijke reactie op elkaars hogerberoepschriften gegeven.

Bij brief van 26 mei 2014 heeft [naam] een nader stuk ingediend, te weten een rapport van diezelfde datum getiteld “Deskundigenopinie. Enige aspecten inzake de controle van de jaarrekening van DSB Bank over 2008.”, opgesteld door prof. dr. P.A.M. Diekman RA en uitgebracht aan de gemachtigde van [naam] .

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juni 2014.

[naam] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigden. AFM heeft zich door haar gemachtigden laten vertegenwoordigen.

Grondslag van het geschil en uitspraak van de accountantskamer
1.1

Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de inhoud van de bestreden uitspraak van de accountantskamer, die als hier ingelast wordt beschouwd.

Het College volstaat ermee te vermelden dat [naam] als extern accountant verbonden aan Ernst & Young Accountants LLP (EY) op 29 juni 2009 een goedkeurende verklaring heeft afgegeven bij de jaarrekening over het boekjaar 2008 van DSB Bank N.V. (DSB). DSB is op 19 oktober 2009 failliet verklaard. Zij was een financiële dienstverlener die hypothecaire en consumptieve leen-, spaar- en verzekeringsproducten verstrekte aan particulieren of hiervoor bemiddelde. DSB was een organisatie van openbaar belang als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder l, van de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta).

1.2

De klacht, zoals weergegeven in de uitspraak van de accountantskamer, welke weergave door partijen, behoudens hetgeen onder 2.2.3.2 is vermeld, niet wordt bestreden, houdt het volgende in:

  1. [naam] heeft voorafgaande aan de opdrachtcontinuatie een zestal belangrijke controlerisico’s niet onderkend en daarmee niet naar behoren beoordeeld of de opdracht tot een bedreiging leidde en of de daartegen getroffen waarborgen voldoende waren;

  2. [naam] heeft (ook) bij de planning van de controle en tijdens het uitvoeren van de controle vier van de eerder bedoelde zes controlerisico’s niet onderkend, en daardoor onvoldoende kennis over de te controleren entiteit en haar omgeving, inclusief haar beheersing verkregen;

  3. [naam] heeft bij de (planning en de uitvoering van de) controle van

1. het proces kredietverstrekking en de juistheid en volledigheid van de
balanspost kredieten,

2. het proces achterstandsbeheer en de volledigheid van de post voorziening voor
oninbare kredieten,

3. de juistheid en de volledigheid van de vordering op DSB Beheer, en

4. de waardering van deze vordering,

5. de juiste verwerking en de toelichting daarop van de verkoop van
deelnemingen aan DSB Beheer,

6. de juistheid en de volledigheid van de toelichting verbonden partijen in de
jaarrekening,

geen toereikende controle-informatie verkregen om zijn accountantsoordeel op te kunnen steunen;

d. [naam] heeft gebruik gemaakt van de interne accountantsdienst (IAD) zonder (voldoende) aandacht te besteden aan de positie van deze dienst, de reikwijdte van haar functie, de vaktechnische bekwaamheid van de medewerkers en de zorgvuldigheid van werken van de IAD;

e. [naam] heeft bij de hiervoor onder c.1., c.2., c.4. en c.5. opgesomde controles de werkzaamheden van de IAD, waarop die controles mede steunden, onvoldoende beoordeeld en ook onvoldoende controlewerkzaamheden uitgevoerd om zich ervan te overtuigen dat de werkzaamheden van de IAD toereikend waren voor zijn doelstellingen;

f. [naam] heeft de aanvaardbaarheid van de door het bestuur van DSB veronderstelde continuïteit van de bedrijfsactiviteiten (de continuïteitsveronderstelling) onvoldoende beoordeeld;

g. [naam] heeft gezien het vorenstaande

1. de regels inzake de vakbekwaamheid van een externe accountant, waaraan hij
zich op grond van artikel 25 Wta en artikel 35 van het Besluit toezicht
accountantsorganisaties (Bta) had moeten houden, en daarvan in het bijzonder
die welke neergelegd zijn in en steunen op hoofdstuk A-130 van de
Verordening Gedragscode RA’s (VGC), niet (voldoende) nageleefd, en

2. zijn goedkeurende verklaring bij de jaarrekening niet mogen afgeven.

In het klaagschrift heeft AFM ter onderbouwing van de klacht ook verwezen naar het door AFM opgestelde en bij het klaagschrift gevoegde onderzoeksrapport van 7 juni 2011 (rapport) dat integraal onderdeel uitmaakt van de klacht.

1.3

Bij de bestreden uitspraak heeft de accountantskamer de klacht deels gegrond en voor het overige ongegrond verklaard en [naam] ter zake van de gegrond verklaarde klachtonderdelen de maatregel van berisping opgelegd.

Beoordeling van het geschil in hoger beroep
2.1

AFM en [naam] hebben de uitspraak van de accountantskamer op vrijwel alle onderdelen bestreden. In het navolgende zal het College per klachtonderdeel de tegen de overwegingen van de accountantskamer door AFM en [naam] aangevoerde grieven bespreken. Daarbij zal klachtonderdeel e voor zover nodig worden betrokken bij de bespreking van de relevante onderdelen van klachtonderdeel c.

De uitspraak is als volgt opgebouwd:

2.2

Klachtonderdeel a (opdrachtcontinuatie) en klachtonderdeel b (controleplanning en

-uitvoering)

2.3

Klachtonderdeel c.1 (in verbinding met klachtonderdeel e) (proces kredietverstrekking en de juistheid en volledigheid van de balanspost kredieten)

2.3.1

Inleiding

2.3.2

Algemene grief [naam] (A)

2.3.3

De vastlegging in het controledossier van de conclusies van de uitgevoerde lijncontrole (B)

2.3.4

Uitvoering van de lijncontrole (C)

2.3.5

Gebruikmaking van (systeemgerichte) werkzaamheden van de IAD bij de controle van het proces kredietverstrekking (D)

2.3.6

Vaststelling van de werking van de interne beheersingsmaatregel ‘autorisatie en invoer van rentewijziging in VSF’ (E)

2.3.7

Vaststelling van de werking van de interne beheersingsmaatregelen ‘autorisatie wijziging acceptatierichtlijnen door directie’ en ‘formele bevoegdhedenmatrix autorisatie kredietaanvragen (inclusief controle naleving)’ (F)

2.3.8

Vaststelling van de aansluiting van de saldi uit onderliggende subadministraties op het grootboek (G)

2.3.9

Uitvoering cijferbeoordeling post kredieten (H)

2.3.10 (

Beoordeling van) de uitkomsten van een uitgevoerde procedure strekkend tot het verkrijgen van saldobevestigingen (I)

2.3.11

Verkoop kredietportefeuilles (card-portefeuille) (J)

2.3.12

Resumerend oordeel van het College ten aanzien van klachtonderdeel c.1, al dan niet in verbinding met klachtonderdeel e

2.4

Klachtonderdeel c.2 (in verbinding met klachtonderdeel e) (proces achterstandsbeheer en de volledigheid van de post voorziening voor oninbare kredieten)

2.4.1

Inleiding

2.4.2

Controle proces achterstandsbeheer: vaststelling welke controlemaatregelen zijn verricht en welke interne beheersingsmaatregelen zijn getoetst (A)

2.4.3

Controle proces achterstandsbeheer: vastlegging invloed bevindingen op conclusie over werking incassomaatregelen (B)

2.4.4

Controle proces achterstandsbeheer: steunen op rapport IAD getiteld ‘Proces incasso’(C)

2.4.5

Steunen op controlewerkzaamheden IAD, waarvan verslag is gedaan in het op verzoek van [naam] uitgebracht rapport van 5 maart 2009 “Logische toegangsbeveiliging VSF” (D)

2.4.6

Controle post voorziening oninbare kredieten: uitvoering gegevensgerichte controlewerkzaamheden, toetsing toereikendheid hoogte berekende voorziening (E)

2.4.7

Controle post voorziening oninbare kredieten: controle berekening feitelijk getroffen voorziening (F)

2.4.8

Controle post voorziening oninbare kredieten: volstaan met controle gegevensgerichte controle (G)

2.4.9

Resumerend oordeel van het College ten aanzien van klachtonderdeel c.2, al dan niet in verbinding met klachtonderdeel e

2.5

Klachtonderdeel c.3 (de juistheid en de volledigheid van de vordering op DSB Beheer)

2.6

Klachtonderdeel c.4 (in verbinding met klachtonderdeel e) (de waardering van de vordering op DSB Beheer)

2.7

Klachtonderdeel c.5 (in verbinding met klachtonderdeel e) (de juiste verwerking en de toelichting daarop van de verkoop van deelnemingen aan DSB Beheer)

2.8

Klachtonderdeel c.6 (de juistheid en volledigheid van de toelichting verbonden partijen in de jaarrekening)

2.9

Klachtonderdeel d (positie van de IAD)

2.10

Klachtonderdeel f (controle van de continuïteitsveronderstelling van bedrijfsactiviteiten)

2.11

Klachtonderdeel g.1 (de regels van vakbekwaamheid)

2.12

Klachtonderdeel g.2 (de goedkeurende verklaring bij de jaarrekening)

2.13

Maatregel

2.14

Conclusie

2.2

Klachtonderdeel a (opdrachtcontinuatie) en klachtonderdeel b (controleplanning en
-uitvoering)

2.2.1

Bestreden uitspraak

De accountantskamer heeft de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT