Uitspraak Nº 13/650362-16 (Promis). Rechtbank Amsterdam, 2018-03-15

ECLIECLI:NL:RBAMS:2018:1475
Docket Number13/650362-16 (Promis)
Date15 Marzo 2018
CourtRechtbank Amsterdam (Neederland)
RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS

Parketnummer: 13/650362-16 (Promis)

Datum uitspraak: 15 maart 2018

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte ] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,

ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] ,

gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting “ [naam PI] ” te [plaats] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting op 22 en 23 februari 2018.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.A. Kloos en van wat verdachte en zijn raadsman mr. W.J. Morra naar voren hebben gebracht.

Verdachte [verdachte ] en medeverdachte [medeverdachte] worden vervolgd naar aanleiding van de bevindingen in het opsporingsonderzoek 13Effer. De verdachten worden verder in dit vonnis bij hun achternaam aangeduid.

De zaak tegen [verdachte ] is gelijktijdig, maar niet gevoegd behandeld met de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] (13/650361-16).

2 Tenlastelegging

Aan [verdachte ] is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 12 juni 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (zijn moeder) [slachtoffer] (geboren [geboortedatum] ) opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door voornoemde [slachtoffer] een dodelijke hoeveelheid oxycodon, in elk geval een middel bevattende oxycodon en/of toxische stof, toe te (laten) dienen en/of voornoemde [slachtoffer] te doen (laten) verstikken.

3 Waardering van het bewijs
3.1.

Inleiding

Op 12 juni 2016 omstreeks 6.35 uur kreeg de politie een melding te gaan naar het [adres 1] te Amsterdam, alwaar een persoon onder verdachte omstandigheden zou zijn overleden. Ter plaatse werd het lichaam van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) aangetroffen in het bed in een slaapkamer op de benedenverdieping. Het ambulancepersoneel heeft de dood van [slachtoffer] geconstateerd.1 In de mond van [slachtoffer] werd een pil aangetroffen. De schouwarts was niet overtuigd van een natuurlijke dood.2

Vanwege het vermoeden van een niet natuurlijk overlijden heeft nader forensisch en tactisch onderzoek plaatsgevonden, waaruit de verdenking is gerezen dat de zoon en schoondochter van [slachtoffer]3, respectievelijk [verdachte ] en [medeverdachte] , mogelijk betrokken waren bij de dood van [slachtoffer] . [verdachte ] en [medeverdachte] ontkennen iedere betrokkenheid bij de dood van [slachtoffer] .

Vaststaat dat [slachtoffer] in de nacht van 11 op 12 juni 2016 is overleden. De vraag waar de rechtbank zich voor gesteld ziet is of dit overlijden het gevolg is geweest van opzettelijke levensberoving, al dan niet met voorbedachte raad, door [verdachte ] en/of [medeverdachte] .

3.2.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich – kort samengevat onder verwijzing naar zijn schriftelijk requisitoir – op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde medeplegen van moord bewezen kan worden verklaard.

De officier van justitie stelt dat [slachtoffer] is overleden als gevolg van een fatale dosis oxycodon. Het is niet aannemelijk dat [slachtoffer] de oxycodon zelf heeft ingenomen. Hieruit volgt dat één van de andere vier personen die toegang hadden tot de woning van [slachtoffer] de oxycodon moeten hebben toegediend. [medeverdachte] en [verdachte ] hebben de beschikking gehad over oxycodon. Er zijn meerdere aanwijzingen dat [medeverdachte] en [verdachte ] op de avond van 11 juni 2016 en in de nacht van 12 juni 2016 ergens tussen 21.00 uur en 3.00 uur in de woning van [slachtoffer] zijn geweest. In een OVC-gesprek van 27 oktober 2016 hebben zij blijk gegeven van daderkennis. Het kan niet anders dan dat [medeverdachte] en [verdachte ] in dit gesprek met elkaar doornamen wat hun positie was gegeven de feiten die zij kenden. Daarnaast kan er ook in veel andere feiten en omstandigheden steun worden gevonden voor het bewijs van het daderschap van [medeverdachte] en [verdachte ] . Zo zijn de hulpdiensten niet tijdig ingeschakeld, is de plaats delict gemanipuleerd en zijn digitale gegevens gewist. Bovendien valt op dat [medeverdachte] en [verdachte ] zich nooit hebben afgevraagd wie dan wel de oxycodon aan [slachtoffer] heeft toegediend als zij het niet geweest zijn.

De zorg voor [slachtoffer] leek steeds meer een blok aan het been te vormen voor [medeverdachte] en [verdachte ] . Een en ander speelde zich bovendien af op het strijdtoneel over de bewindvoering van het vermogen van [slachtoffer] . Er zijn aanwijzingen voor een planmatige wijze van handelen en er zijn geen contra-indicaties. Er was dus sprake van handelen met voorbedachte rade. Ook kan het medeplegen worden bewezen. Niet bewezen kan worden dat [slachtoffer] is gesmoord of verstikt met een kussen.

3.3.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich – kort samengevat onder verwijzing naar zijn pleitnota – op het standpunt gesteld dat [verdachte ] dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, nu uit het dossier onvoldoende blijkt dat [slachtoffer] een onnatuurlijke dood is gestorven, laat staan dat [verdachte ] bij de dood van [slachtoffer] betrokken zou zijn geweest. Er zijn vele andere scenario’s mogelijk.

3.4.

Het oordeel van de rechtbank

De vragen die tijdens het onderzoek op de terechtzitting centraal hebben gestaan en die – mede naar aanleiding van de standpunten van de officier van justitie en de verdediging – bij deze bewijswaardering moeten worden beantwoord zijn:

  • -

    Is [slachtoffer] een onnatuurlijke dood gestorven?

  • -

    Zo ja, waren [verdachte ] en/of [medeverdachte] betrokken bij de dood van [slachtoffer] ?

3.4.1.

Doodsoorzaak

3.4.1.1. Schouw

In de ochtend van 12 juni 2016 omstreeks 8.15 uur heeft de schouw van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] plaatsgevonden.4 Uit het schouwverslag blijkt dat de schouwarts niet overtuigd was van een natuurlijk overlijden; hij constateerde een plots overlijden met veel onduidelijkheid over de gang van zaken. De schouwarts heeft in zijn verslag opgenomen dat de omgeving geordend was en dat er vooraf veel gemanipuleerd was. Volgens de schatting van de schouwarts was [slachtoffer] vier uur daarvoor overleden. Hij heeft femoraal bloed (bloed uit de liesader) van [slachtoffer] afgenomen.5 Om 9.30 uur is forensisch onderzoek naar sporen verricht. Bij dit onderzoek werd in de mond van [slachtoffer] een lichtkleurige ronde pil aangetroffen, die in beslag is genomen. In de slaapkamer werden geen verpakkingen van medicijnen en/of pillen gezien. In de keuken van het huis van [slachtoffer] werd één pil zonder verpakking aangetroffen.6 Naar aanleiding van deze bevindingen heeft de officier van justitie toestemming gegeven tot het laten verrichten van een gerechtelijke sectie op het lichaam van [slachtoffer] .7

3.4.1.2. Onderzoek door toxicoloog dr. K.J. Lusthof

Het lichaamsmateriaal van [slachtoffer] is door dr. K.J. Lusthof (hierna: dr. Lusthof), forensisch toxicoloog bij het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI), onderzocht. In het bij de sectie afgenomen femoraal bloed van [slachtoffer] is een concentratie van het middel oxycodon gemeten die veel hoger was dan bij therapeutisch gebruik. Oxycodon is een opiaat dat wordt toegepast bij de behandeling van chronische hevige pijn of acute hevige postoperatieve pijn.8 De gemeten concentratie bedroeg 0,35 mg/l, terwijl werkzame concentraties oxycodon in het bloed doorgaans liggen tussen ongeveer 0,026 en 0,065 mg/l. Toxische effecten kunnen optreden bij bloedconcentraties van oxycodon hoger dan 0,26 mg/l.

Oxycodon is ook aangetoond in het hartbloed en in de pil die in de mond van [slachtoffer] is gevonden. Ook is in het hart- en femoraal bloed het omzettingsproduct noroxycodon aangetoond en is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van het omzettingsproduct oxymorfon.

De gemeten concentratie van 0,35 mg/l kan echter niet zonder meer het overlijden van [slachtoffer] verklaren, omdat bloedconcentraties bij levende en overleden personen sterk overlappen. Volgens dr. Lusthof zijn personen die slechts incidenteel oxycodon gebruiken gevoeliger voor de effecten dan personen die chronisch oxycodon gebruiken.

Om te onderzoeken of bij [slachtoffer] sprake was van chronisch gebruik en mogelijke gewenning is het hoofdhaar van [slachtoffer] onderzocht. In het hoofdhaar van [slachtoffer] is oxycodon aangetoond. De resultaten passen bij incidentele blootstelling aan oxycodon in de tijdsperioden die overeenkomen met de onderzochte haarsegmenten (zowel ongeveer 0-2,5 maand als ongeveer 2,5 tot 5 maanden voor het overlijden).

Dr. Lusthof heeft op grond van het feit dat personen die incidenteel oxycodon gebruiken gevoeliger zijn voor de effecten ervan dan personen die het middel chronisch gebruiken, gecombineerd met de meting in het hoofdhaar, geconcludeerd dat de gemeten concentratie oxycodon in het femoraal bloed van [slachtoffer] het overlijden kan verklaren, bij uitsluiting van een betere doodsoorzaak.9

In de pil aangetroffen in de keuken van [slachtoffer] werden bij onderzoek geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van drugs, geneesmiddelen, pesticiden of oxycodon.10

Op 20 december 2016 heeft dr. Lusthof nogmaals gerapporteerd. In het femoraal bloed van [slachtoffer] dat door de schouwarts was afgenomen werd vrijwel dezelfde concentratie oxycodon gemeten, namelijk 0,32 mg/l.11 Ter terechtzitting heeft dr. Lusthof verklaard dat dit buisje bloed niet volgens protocol is gekoeld, zodat de concentratie van 0,35 mg/l een betrouwbaarder uitgangspunt is.12

Dr. E.J.M. Pennings (hierna: dr. Pennings), toxicoloog bij...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT