Uitspraak Nº 13-6622 WIA. Centrale Raad van Beroep, 2015-06-01
ECLI | ECLI:NL:CRVB:2015:2041 |
Date | 01 Junio 2015 |
Docket Number | 13-6622 WIA |
Court | Centrale Raad van Beroep (Nederland) |
13/6622 WIA
Datum uitspraak: 1 juni 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
12 november 2013, 13/3068 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld en nadere medische stukken overgelegd.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep overgelegd.
Desgevraagd heeft het Uwv een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep overgelegd.
Appellant heeft nadere medische stukken ingediend waarop het Uwv heeft gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2015. Appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.A. Vermeijden.
Appellant was tot 31 augustus 2008 werkzaam als huishoudelijk medewerker thuiszorg en heeft zich op 1 februari 2011 vanuit de situatie dat hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving ziek gemeld vanwege knieklachten. Nadien waren ook rug- en psychische klachten aan de orde.
Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv bij besluit van 18 december 2012 vastgesteld dat voor appellant met ingang van 29 januari 2013 geen recht ontstaat op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is ongegrond verklaard bij besluit van 8 mei 2013 (bestreden besluit), onder verwijzing naar rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant herhaald dat zijn lichamelijke en psychische beperkingen onvoldoende zorgvuldig zijn onderzocht door de verzekeringsartsen van het Uwv en dientengevolge onjuist zijn vertaald in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Ter onderbouwing heeft appellant nadere medische stukken overgelegd. Voorts heeft appellant herhaald niet in staat te zijn om de voor hem geselecteerde functies te vervullen van samensteller kunststof- en rubberindustrie en machinebediende inpak-/verpakkingsmachine vanwege een overschrijding van zijn belastbaarheid op de items stof, rook, gassen en dampen, en knielen en hurken.
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT