Uitspraak Nº 13/684061-19. Rechtbank Amsterdam, 2019-09-20

ECLIECLI:NL:RBAMS:2019:6954
Date20 Septiembre 2019
Docket Number13/684061-19
CourtRechtbank Amsterdam (Neederland)
RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS

Parketnummer: 13/684061-19

Datum uitspraak: 20 september 2019

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats]

ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:

[BRP-adres]

gedetineerd in het [detentieplaats] .

1 Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 september 2019. Verdachte was hierbij aanwezig.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. L. Stroink, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. C.C. Polat, naar voren hebben gebracht.

2 Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat – ten laste gelegd dat hij

1.in de periode van 1 december 2018 tot en met 4 februari 2019 zijn (ex)vriendin [slachtoffer 1] (hierna [slachtoffer 1] ) heeft mishandeld;

2.op 23 februari 2019 [slachtoffer 1] heeft bedreigd;

3.in de periode van 21 maart 2019 tot en met 23 maart 2019 [slachtoffer 1] heeft gestalkt (belaagd);

4.op 23 maart 2019 [slachtoffer 1] heeft bedreigd;

5.in de periode van 21 maart 2019 tot en met 23 maart 2019 [slachtoffer 1] door bedreiging met smaad, namelijk het verspreiden van naaktfoto’s en –video’s, heeft gedwongen om iets te doen, niet te doen of te dulden;

6.op 27 maart 2019 een boksbeugel voorhanden heeft gehad.

De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage bij dit vonnis.

3. Waardering van het bewijs
3.1

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle feiten op grond van de bewijsmiddelen in het procesdossier kunnen worden bewezen.

3.2

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 en 3 ten laste gelegde en gedeeltelijk dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.

De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de bewezenverklaring van feiten 4, 5 en 6. Verdachte heeft deze feiten ook bekend.

Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman bepleit dat niet kan worden bewezen dat verdachte zijn toenmalige vriendin heeft gestompt. Verdachte heeft bekend haar te hebben geslagen in de auto tijdens de autorit vanaf Almere, waardoor de mishandeling kan worden bewezen. Het procesdossier biedt echter, afgezien van de verklaring van aangeefster, geen ondersteuning voor het stompen waardoor verdachte van dit onderdeel dient te worden vrijgesproken.

Verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde omdat niet uit het procesdossier valt te herleiden om welke social media berichten het gaat. De officier van justitie stelt dat het om het lange WhatsApp gesprek gaat, maar dit is niet goed geverbaliseerd en komt niet uit het procesdossier naar voren. Er zit dan wel een vertaling in het procesdossier, maar hieruit blijkt niet welke gedeeltes zijn vertaald. Het is niet duidelijk om welke berichten het gaat omdat de originele tekst er niet bij wordt weergegeven. De verdediging heeft hierdoor niet kunnen controleren om welke berichten het gaat, of deze berichten juist zijn vertaald en wat de verdere context is.

Ook dient verdachte te worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde omdat de gedraging niet kan worden gekwalificeerd als belaging. Hetgeen door de officier van justitie naar voren is gebracht, ziet juist op de dwangcomponent zoals dat ook onder feit 4 is tenlastegelegd. Met de vijf tot zeven WhatsApp berichten heeft verdachte aangeefster onvoldoende stelselmatig lastig gevallen om belaging bewezen te verklaren.

3.3

Oordeel van de rechtbank

Gedeeltelijke vrijspraak van de onder 1 ten laste gelegde mishandeling

Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zijn toenmalige vriendin heeft gestompt. De verklaring van aangeefster ten aanzien van het stompen en het overige slaan vindt namelijk geen steun in het procesdossier. Verdachte dient van dit onderdeel te worden vrijgesproken. De rechtbank acht bewezen dat verdachte zijn toenmalige vriendin in haar gezicht heeft geslagen, zoals ook door hem ter zitting bekend, op 4 februari 2019.

Gedeeltelijke vrijspraak van de onder 2 ten laste gelegde bedreiging

Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het procesdossier onvoldoende duidelijk is met betrekking tot de vraag welke berichten uit welke gesprekken door de tolk zijn vertaald op pagina 51 van het dossier, waardoor de verdediging en de rechtbank onder meer niet in staat zijn gesteld de vertaling en de context van de WhatsApp berichten te toetsen. Ook is niet met zekerheid vast te stellen wanneer de vertaalde berichten (’23.02.2019 vanaf 20.37 uur’) zijn verstuurd. De rechtbank zal deze vertaling dan ook niet gebruiken voor het bewijs. Verdachte heeft bekend het vanaf dossierpagina 91 weergegeven WhatsApp gesprek met aangeefster te hebben gevoerd. Dit wordt ondersteund door het procesdossier waaruit blijkt dat het IMEI-nummer van de telefoon van verdachte wordt gekoppeld aan het WhatsApp gesprek. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat het gesprek geruzie inhield. Verdachte heeft bekend het bericht ‘ik maak je af’ te hebben gestuurd. De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte zich in zoverre heeft schuldig gemaakt aan bedreiging.

Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde

Verdachte heeft bekend in de periode zoals tenlastegelegd meerdere dreigende WhatsApp berichten te hebben gestuurd naar zijn ex-vriendin met het doel om haar bang te maken.

Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.

Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat ook een geringe duur en frequentie van de gedragingen het bestaan van de vereiste stelselmatigheid van de inbreuk niet hoeft uit te sluiten (zie HR 11 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:533 en HR 12 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3625).

Verdachte heeft in een periode van drie dagen – nadat hij was geschorst en een contactverbod opgelegd had gekregen - meerdere dreigende berichten gestuurd naar zijn ex-vriendin. Deze berichten waren van zeer indringende aard. Zo stuurde hij onder andere de tekst: “Absoluut, absoluut niet met andere praten en niet van iemand anders worden, absoluut,” “je verwijdert hun overal en je stopt met praten, anders verspreid ik je vuiligheid aan hun” en: “Je mag niet van iemand anders worden. Ik waarschuw je voor de laatste keer. En als iemand ander deze berichten komt dan ga je eraan. Ik heb al je foto’s in bezit, absoluut niet iets doms doen. Absoluut niet van een ander worden” en: “Luister absoluut niet denken dat je met een ander kan praten, je mag nooit met een ander zijn. Ik waarschuw je. Ik kom overal achter. Dit weet jij.” Uit de tekst blijkt dat verdachte wilde dat zijn ex-vriendin al het contact met andere mannen zou verbreken, anders zou hij haar naaktfoto’s en –video’s verspreiden. Uit de aangifte blijkt dat verdachte door zijn handelen een inbreuk heeft gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer.

Gelet op de indringendheid van deze berichten en de frequentie waarmee verdachte via WhatsApp contact heeft gezocht met zijn ex-vriendin, kan gesproken worden van belaging in de zin van het eerste lid van artikel 285b Sr. Hierbij overweegt de rechtbank dat het contact geheel eenzijdig was waarbij alle berichten kwamen vanuit de kant van verdachte. Verdachte heeft zijn ex-vriendin eerder bedreigd en heeft haar mishandeld. Hij wist dat zijn berichten een grote impact op haar zouden hebben. Hij wist namelijk van haar geestelijke gesteldheid en wist dat zij in het ziekenhuis had gelegen vanwege een zelfmoordpoging. Bovendien was verdachte er sinds 15 maart 2019 ook van op de hoogte dat zijn ex-vriendin geen contact meer met hem wilde. Verdachte was namelijk geschorst uit voorlopige hechtenis en één van de voorwaarden waaraan hij zich in dat kader moest houden was dat hij geen contact meer zou hebben met zijn ex-vriendin. Desondanks heeft hij haar gedurende genoemde korte periode op zeer indringende wijze lastig gevallen met de bedoeling om tegen haar uitdrukkelijke wens in contact met haar te komen en haar angst aan te jagen.

4 Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte

ten aanzien van zaak feit 1:

op 4 februari 2019 in Nederland, zijn vriendin, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 1] in het gezicht te slaan;

ten aanzien van feit 2:

op 23 februari 2019 te Amsterdam, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door voornoemde [slachtoffer 1] via WhatsApp berichten dreigend de woorden toe te voegen:

- “ik maak je af” en

woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

ten aanzien van feit 3:

in de periode van 21 maart 2019 tot en met 23 maart 2019 te Amsterdam, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door haar WhatsApp berichten te sturen met het oogmerk voornoemde [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen;

ten aanzien van feit 4:

op 23 maart 2019 te Amsterdam...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT