Uitspraak Nº 13/702370-18 (Promis). Rechtbank Amsterdam, 2019-01-30

ECLIECLI:NL:RBAMS:2019:597
Date30 Enero 2019
Docket Number13/702370-18 (Promis)
CourtRechtbank Amsterdam (Neederland)
RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS

Parketnummer: 13/702370-18 (Promis)

Datum uitspraak: 30 januari 2019

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,

ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres

[adres] , [woonplaats] ,

gedetineerd in het Justitieel Complex [naam JC] te [plaats] .

1 Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 januari 2019.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.J.M. Vreekamp, en van wat de raadsvrouw van verdachte, mr. C. Maat, naar voren heeft gebracht.

2 Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat – ten laste gelegd dat hij op 24 augustus 2018, in Amsterdam

primair: heeft geprobeerd [slachtofffer] van het leven te beroven, dan wel heeft geprobeerd hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door [slachtofffer] met een moersleutel te slaan;

subsidiair: [slachtofffer] zwaar heeft mishandeld door hem te slaan met een moersleutel;

meer subsidiair: heeft geprobeerd [slachtofffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem te slaan met een moersleutel.

De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3 Waardering van het bewijs
3.1

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag en baseert zich daarbij op de zich in het procesdossier bevindende bewijsmiddelen. Verdachte heeft het slachtoffer opgewacht. Vervolgens heeft hij met veel kracht meerdere keren met een moersleutel op het hoofd van het slachtoffer geslagen. Dat blijkt uit de aangifte, de getuigenverklaringen, foto’s en camerabeelden. Het slachtoffer had letsel aan de voor- en achterzijde van zijn hoofd. Verdachte heeft bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer hierdoor het leven zou verliezen. Er is dus sprake van voorwaardelijk opzet. De rechtbank Maastricht heeft in een soortgelijke zaak (zie de uitspraak van 20 juni 2008, ECLI:NL:RBMAA:2008:BE2911) geoordeeld dat deze handelingen een poging tot doodslag opleveren. Het letsel aan de hand van het slachtoffer is een typisch voorbeeld van afweerletsel.

3.2

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van poging tot doodslag omdat geen sprake is van opzet op de dood van aangever, ook niet in voorwaardelijke zin.

Verdachte heeft in een opwelling de moersleutel gepakt en daarmee in het wilde weg geslagen. Hij heeft niet specifiek op het hoofd van aangever gericht. Uit de omstandigheden kan niet worden afgeleid dat verdachte de intentie had om aangever te doden en er was dus geen sprake van ‘bloot’ opzet op de dood.

Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat ook geen sprake is van voorwaardelijk opzet, omdat verdachte geen aanmerkelijke kans op de dood in het leven heeft geroepen. De raadsvrouw heeft verwezen naar twee uitspraken van de rechtbank Gelderland (ECLI:NL:RBGEL:2018:327 en ECLI:NL:RBGEL:2018:1317).Verdachte heeft, gelet op zijn lichamelijke conditie (verdachte lijdt aan COPD), ook niet de kracht om iemand van het leven te beroven en op basis van de informatie in het procesdossier niet kan worden vastgesteld dat de dood heeft kunnen intreden. Er is namelijk onvoldoende bekend over (de ernst van) het letsel, terwijl duidelijk is dat niet de meest kwetsbare delen van het hoofd zijn geraakt en door aangever is afgeweerd. Ook is niet duidelijk hoe vaak er exact is geslagen. Dat hard is geslagen, kan evenmin worden vastgesteld op basis van de verklaring van aangever, want een moersleutel komt nu eenmaal hard aan. Daarbij komt dat verdachte door zijn realiteitsstoornis ook niet in staat geweest om een aanmerkelijke kans op de dood te aanvaarden, nu hij in een opwelling handelde en deze opwelling is te herleiden tot de realiteitsstoornis waaraan verdachte lijdt.

Verder heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van zware mishandeling omdat het letsel van aangever (een gebroken kaak) niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd.

De raadsvrouw heeft vervolgens geconcludeerd dat uitsluitend de meer subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling bewezen kan worden verklaard.

3.3

Oordeel van de rechtbank

Verdachte heeft bekend dat hij [slachtofffer] heeft aangevallen en hem met een moersleutel heeft geprobeerd te slaan. Hij was gefrustreerd en boos omdat aangever een horloge van hem zou hebben afgepakt. Hij heeft verklaard niet te weten of hij het slachtoffer daadwerkelijk heeft geraakt. Uit de aangifte, het letsel bij het slachtoffer en de verklaring van [getuige] kan echter worden geconcludeerd dat verdachte [slachtofffer] meermalen met een moersleutel heeft geslagen.

De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte heeft geprobeerd [slachtofffer] te doden en of verdachte zich daardoor heeft schuldig gemaakt aan poging tot doodslag, dan wel zich heeft schuldig gemaakt aan zware mishandeling of een poging daartoe.

Opzet

Ter beoordeling van de vraag of sprake is van een poging tot doodslag, moet worden vastgesteld of sprake is van opzet.

De rechtbank is met de officier van justitie en raadsvrouw van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn dat verdachte de intentie had aangever van het leven te beroven (geen vol opzet). De kernvraag in deze zaak is of bij de verdachte sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood van aangever.

Hiervan is sprake indien er een aanmerkelijke kans is geweest dat de dood zou intreden en verdachte deze aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard. De raadsvrouw heeft allereerst betoogd dat überhaupt geen sprake is van een aanmerkelijke kans op het intreden van de dood. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.

Verdachte heeft, zoals uit een beschrijving van de camerabeelden valt af te leiden, aangever bij het portiek opgewacht. Verdachte is, nadat hij naar buiten is gelopen, op aangever afgelopen en heeft toen een ‘uithalende slaande beweging’ gemaakt. Daarna heeft hij aangever meerdere malen en met enige kracht met een ijzeren voorwerp (een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT