Uitspraak Nº 13/751000-15. Rechtbank Amsterdam, 2019-01-25

ECLIECLI:NL:RBAMS:2019:428
Docket Number13/751000-15
Date25 Enero 2019
CourtRechtbank Amsterdam (Neederland)
RECHTBANK AMSTERDAM, INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751000-15 (EAB I)

RK-nummer: 18/6864

Datum uitspraak: 25 januari 2019

TUSSEN

UITSPRAAK

op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 8 oktober 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).

Dit EAB is uitgevaardigd op 1 december 2014 door the Regional Court in Gliwice (Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:

[naam opgeëiste persoon] ,

geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1980,

ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvend op het adres

[BRP-adres] ,

hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1 Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 11 januari 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. R. Vorrink.

De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.E.J. Vleesenbeek, advocaat te Rotterdam en door een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2 Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3 Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsbevel van the Katowice-Wschód District Court in Katowice (Polen) van 17 oktober 2013 (referentie: IV Kp 390/13).

De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Polen strafbaar feit.

Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4 Strafbaarheid; feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:

illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.

Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5 Artikel 6, vijfde lid, van de OLW

Vereisten voor gelijkstelling met een Nederlander

De opgeëiste persoon heeft de Poolse nationaliteit. Om in aanmerking te komen voor gelijkstelling met een Nederlander moet ingevolge artikel 6, vijfde lid, van de OLW zijn voldaan aan drie vereisten, te weten:

  1. bezit van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd;

  2. vervolgingsmogelijkheid in Nederland voor de feiten welke aan het Europees aanhoudingsbevel ten grondslag liggen;

  3. ten aanzien van de opgeëiste persoon bestaat de verwachting dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van een hem na overlevering opgelegde straf of maatregel.

Ad 1)

Wat betreft de eerstgenoemde voorwaarde geldt dat volgens vaste jurisprudentie van deze rechtbank een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd wordt gelijkgesteld met een duurzaam verblijfsrecht als Unieburger en dat een duurzaam verblijfsrecht niet hoeft te worden aangetoond middels overlegging van een verblijfsdocument, dit kan ook met het aantonen dat aan de materiële voorwaarden voor een dergelijk verblijfsrecht wordt voldaan.

Beroep op gelijkstelling met een Nederlander door de opgeëiste persoon

De opgeëiste persoon heeft een beroep gedaan op gelijkstelling met een Nederlander op grond van voormelde bepaling. Hij heeft gesteld dat hij sinds 2007/2008 in Nederland verblijft en dat in elk geval sprake is van onafgebroken rechtmatig verblijf gedurende vijf jaar. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft hij stukken overgelegd met betrekking tot, kort samengevat, zijn bankrekening in Nederland en zijn economische activiteiten in Nederland over de afgelopen jaren. Hierbij heeft de raadsman opgemerkt dat de opgeëiste persoon geen beroep heeft gedaan op de bijstand en dat wat betreft de economische activiteiten niet alleen maar moet worden bekeken of de opgeëiste persoon 50% van de bijstandsnorm heeft verdiend.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de opgeëiste persoon vooralsnog niet heeft aangetoond dat hij in aanmerking komt voor gelijkstelling met een Nederlander. Het inkomen van de opgeëiste persoon was in 2016 te laag om in aanmerking te komen voor gelijkstelling met een Nederlander. Daarbij gaat de officier van justitie er, onder verwijzing naar jurisprudentie van deze rechtbank, van uit dat de opgeëiste persoon de afgelopen vijf jaar minimaal 50% van de bijstandsnorm moet hebben verdiend.

Overwegingen van de rechtbank

Uit de door de opgeëiste persoon overgelegde stukken blijkt dat de opgeëiste persoon in...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT