Uitspraak Nº 13/993010-12 (Promis). Rechtbank Amsterdam, 2015-09-17

ECLIECLI:NL:RBAMS:2015:7666
Date17 Septiembre 2015
Docket Number13/993010-12 (Promis)
CourtRechtbank Amsterdam (Neederland)
RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS

Parketnummer: 13/993010-12 (Promis)

Datum uitspraak: 17 september 2015

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Pakistan) op [geboortedatum] 1972,

ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [te plaats] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 september 2015.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C. Goedegebuure, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.M.M. Heilbron, naar voren hebben gebracht.

2 Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat

ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:

[bedrijf 1 B.V.] , op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 november 2009 tot en met 28 oktober 2010 te Amsterdam en/of [plaats] (gemeente Haarlemmermeer), althans in Nederland, alleen, althans tezamen en in vereniging, een geschrift, te weten, een werkgeversverklaring d.d. 13-11-2009 (doc. 07.13) en/of een werkgeversverklaring d.d. 10-12-2009 (doc 07.01) en/of een werkgeversverklaring 20-07-2010 (doc 07.03) en/of een werkgeversverklaring d.d. 28-10-2010 (doc 30.01)en/of een werkgeversverklaring d.d.28-12-2009 (Uittreksel uit de Justitiële Documentatie 7.12), dat/die bestemd is/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft/hebben opgemaakt of heeft/hebben vervalst, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) (een) onjuist(e) bruto maand en/of jaarsalaris vermeld en/of doen laten vermelden op voormelde werkgeversverklaringen, met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken, aan welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte feitelijk leiding heeft gegeven.

ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde:

[bedrijf 1 B.V.] , op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 april 2008 tot en met 29 mei 2012, in Amsterdam en/of [plaats] (gemeente Haarlemmermeer), althans in Nederland,

(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) ander(en), te weten [persoon 1] en/of anderen, uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen in elk geval in een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, en/of die voornoemde ander(en) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) ervoor gezorgd dat die perso(o)n(en) werk en/of inkomsten had(den), althans ervoor gezorgd dat die perso(o)n(en) arbeid heeft/hebben verricht, terwijl hij wist of ernstige

redenen had te vermoeden dat het verblijf wederrechtelijk was, tot welk(e) feit(en) hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een beroep of gewoonte heeft/hebben gemaakt.

ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde:

hij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 3 april 2008 tot en met 29 mei 2012 in de Amsterdam en/of [plaats] (gemeente Haarlemmermeer), althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met één of meerdere anderen, althans alleen, (een) ander(en), waaronder [persoon 1] , welke perso(o)n(en) zich wederrechtelijke toegang tot of verblijf in Nederland heeft/hebben verschaft, (telkens) krachtens overeenkomst of aanstelling arbeid heeft doen (laten) verrichten, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) voornoemd(e) perso(o)n(en) toen en daar arbeid doen (laten) verrichten en/of tewerkgesteld,

terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist (en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat de toegang of dat verblijf wederrechtelijk was/waren.

ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:

[bedrijf 1 B.V.] , op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 april 2008 tot en met 29 mei 2012 te Amsterdam en/of [plaats] (gemeente Haarlemmermeer), althans in Nederland, alleen, althans tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk een valse of vervalste loonadministratie van [bedrijf 1 B.V.] , bestaande uit (een) manurenstat(en) en/of (een) mandagregister(s) en/of (een) arbeidsovereenkomst(en) en/of (een) salarisspecificatie(s) en/of (een) lijst(en) loon overzichten, zijnde (een samenstel van) geschrift(en) dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,valselijk heeft/hebben doen opma(a)kt(en) of vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) op de manurenstaten meer manuren vermeld dan door de werknemer(s) is/zijn gewerkt, en/of dat de daadwerkelijk gewerkte manuren zoals vermeld in de agenda niet overeenkomen met de uren van het mandagregister, en/of naam/namen van (een) werknemer(s) is/zijn opgenomen in het mandagregister die niet (meer) werkzaam was/waren bij [bedrijf 1 B.V.] , en/of dat werknemer(s) volgens de manurensta(a)t(en) en/of mandagregisters meer uren werkzaam was/waren dan dat was overeengekomen, en/of op de loonlijst(en) onjuiste uren en/of werknemer(s) vermeld, dat een/de salarisspecificatie(s) is/zijn opgemaakt voor werknemer(s)die niet werkzaam waren bij [bedrijf 1 B.V.] en/of uren zijn opgenomen die niet door werknemer(s) zijn verwerkt, en/of met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken, aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte tezamen en in vereniging feitelijk leiding heeft gegeven.

3 Voorvragen
3.1

De geldigheid van de dagvaarding

3.1.1

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft betoogd dat de dagvaarding ten aanzien van feit 3 nietig is. De tenlastelegging is zo algemeen gesteld en zo weinig concreet ingevuld met feitelijke omschrijvingen van de gedragingen waaraan verdachte zich zou hebben schuldig gemaakt, dat het verdachte niet duidelijk is waartegen hij zich dient te verdedigen.

3.1.2

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat gezien de inhoud van het complete dossier en het geheel van de tenlastegelegde strafbare feiten in onderlinge samenhang bezien, de verdediging in staat moet worden geacht de tekst van de tenlastelegging te kunnen begrijpen en zich daartegen te verdedigen. Bij de behandeling ter terechtzitting is ook gebleken dat het verdachte en zijn raadsvrouw (ook feitelijk) voldoende duidelijk is geweest wat met het onder 3 ten laste gelegde wordt bedoeld en welke feiten verdachte worden verweten. De rechtbank is gezien het bovenstaande van oordeel dat dit onderdeel van de tenlastelegging aan de vereisten van artikel 261 van het wetboek van Strafvordering voldoet en verwerpt daarom het nietigheidsverweer van de verdediging. Ten aanzien van de overige feiten is de dagvaarding eveneens geldig.

3.2

De bevoegdheid van de rechtbank

Deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten.

3.3.

De ontvankelijkheid van de officier van justitie

3.3.1

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de officier van justitie ten aanzien van feit 3 niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging, nu ten aanzien van hetzelfde feitencomplex tot administratieve boeteoplegging door de Belastingdienst is overgegaan. Nu reeds tot fiscale boeteoplegging is overgegaan, is met de onderhavige strafvervolging sprake van een tweede vervolging terzake van hetzelfde feit in de zin van artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Subsidiair heeft de raadsvrouw verwezen naar het in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (http://maxius.nl/algemene-wet-inzake-rijksbelastingen) (hierna: Awr) opgenomen una via- beginsel dat bepaalt dat van de reeds ingeslagen bestuursrechtelijk weg niet meer mag worden afgeweken.

3.3.2

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van schending van artikel 68 Sr, aangezien geen sprake is van hetzelfde feit in de zin van dat artikel. De Awr beschermt immers een ander belang dan artikel 225...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT