Uitspraak Nº 14/04914. Hoge Raad, 2016-09-02

ECLIECLI:NL:HR:2016:2012
Docket Number14/04914
Date02 Septiembre 2016

2 september 2016

Eerste Kamer

14/04914

LZ/TT

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[eiser] ,
wonende te [plaats] ,

EISER tot cassatie, verweerder in het incidenteel cassatieberoep,

advocaat: mr. A.C. van Schaick,

t e g e n

DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,

VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het incidenteel cassatieberoep,

advocaten: mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk en mr. R.M. Hermans.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Dexia.

1 Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

a. de vonnissen in de zaak 234042/CV EXPL 12-935 van de kantonrechter te Middelburg van 14 januari 2013 en 15 april 2013;

b. het arrest in de zaak HD 200.129.805/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 10 juni 2014.

Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2 Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. Dexia heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor Dexia mede door mr. J.E. Soeharno.

De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het principale en van het incidentele cassatieberoep.

De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 18 februari 2016 op die conclusie gereageerd. De advocaten van Dexia hebben datzelfde gedaan bij brief van 19 februari 2016.

De Hoge Raad heeft de brief van de advocaten van Dexia terzijde gelegd omdat deze niet een beknopte reactie op de conclusie bevat, maar grotendeels opmerkingen inhoudt die ook al konden worden aangevoerd bij schriftelijke toelichting.

3 Uitgangspunten in cassatie
3.1

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

( i) Dexia is de rechtsopvolger van Bank Labouchere N.V., die ook handelde onder de naam Legio-Lease.
Met Dexia wordt hierna ook Bank Labouchere N.V. bedoeld.

(ii) Op of omstreeks 13 augustus 2001 heeft [eiser] door tussenkomst van SpaarSelect B.V. (hierna: SpaarSelect) met Dexia een effectenleaseovereenkomst gesloten, genaamd 4=10 Effect Vooruitbetaling (hierna ook: de leaseovereenkomst).

(iii) Ingevolge de leaseovereenkomst heeft [eiser] een bedrag van f 52.043,15 van Dexia geleend waarmee effecten in vier fondsen zijn aangekocht. [eiser] heeft deze effecten van Dexia geleased. Over het geleende bedrag was [eiser] tijdens de looptijd van de leaseovereenkomst (120 maanden) rente verschuldigd tot een bedrag van f 71.820,67. Deze beide bedragen vormden tezamen de leasesom van f 123.863,82. De leasesom diende als volgt te worden voldaan: een bedrag van f 25.855,34 (de som van 48 maandelijkse termijnen minus 10% korting) op of omstreeks de eerste dag van de maand volgend op de aankoopdatum; vanaf de 49e maand 72 opvolgende maandelijkse termijnen; op of omstreeks de 119e maand een bedrag van f 100,--, en aan het einde van de looptijd van de leaseovereenkomst een restantbedrag van f 51.943,15.

In art. 2 van de leaseovereenkomst is bepaald dat lessee ( [eiser] ) het recht had de leaseovereenkomst op elk moment door een schriftelijke mededeling aan Dexia te beëindigen en dat in geval van vervroegde beëindiging na de eerste 48 maanden, op de resterende maandtermijnen een korting zou worden verleend van 50%.

(iv) Leaseproces B.V. (hierna: Leaseproces) heeft als gevolmachtigde van [eiser] in een aan Dexia gerichte brief van 4 januari 2007 op gronden als in die brief genoemd, de nietigheid van de leaseovereenkomst ingeroepen. In deze brief is, voor zover van belang, voorts vermeld:

“Voor zover nodig wordt het contract hierbij tevens opgezegd en zullen door cliënt geen verdere betalingen meer gedaan worden.”

( v) Dexia heeft de leaseovereenkomst in verband met een betalingsachterstand van [eiser] op of omstreeks 24 juli 2007 beëindigd op grond van art. 6 van de op de leaseovereenkomst toepasselijke Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease (hierna: de bijzondere voorwaarden). Op de door Dexia met ingang van de datum van beëindiging gemaakte eindafrekening is vermeld dat [eiser] een bedrag van € 14.348,49 aan haar is verschuldigd. Dit bedrag is niet door [eiser] voldaan.

(vi) [eiser] had op het moment van de beëindiging van de leaseovereenkomst door Dexia een bedrag van € 16.638,06 aan Dexia betaald.

(vii) [eiser] is niet gebonden aan de door het gerechtshof Amsterdam bij beschikking van 25 januari 2007 (ECLI:NL:GHAMS:2007:AZ7033, NJ 2007/427) verbindend verklaarde WCAM-overeenkomst omdat hij tijdig een opt-out-verklaring heeft uitgebracht.

3.2.1

Dexia vordert in dit geding [eiser] te veroordelen om aan haar te betalen een-derde gedeelte van zijn resterende schuld, te weten € 4.393,15, te vermeerderen met rente en kosten.

Dexia heeft erkend dat zij jegens [eiser] is tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende zorgplicht. Zij heeft zich echter op het standpunt gesteld dat (de nakoming van) de leaseovereenkomst geen onaanvaardbaar zware financiële last opleverde voor [eiser] . Daarom komt volgens het gangbaar geworden ‘hofmodel’ twee-derde gedeelte van de restschuld van [eiser] voor haar rekening, en dient op grond van art. 6:101 BW een-derde gedeelte van die schuld voor rekening van [eiser] te blijven.

3.2.2

[eiser] heeft de vorderingen bestreden en subsidiair een beroep gedaan op verrekening daarvan met zijn tegenvordering op Dexia tot vergoeding van de schade die hij heeft geleden als gevolg van de onrechtmatige daad van Dexia, bestaande in de schending van haar tegenover hem bestaande zorgplicht. [eiser] heeft in dat verband gemotiveerd aangevoerd dat hem nauwelijks tot geen eigen schuld treft.

3.2.3

De kantonrechter heeft de vordering van Dexia afgewezen.

3.2.4

Het hof heeft [eiser] toegelaten tot het leveren van bewijs van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat SpaarSelect hem heeft geadviseerd met betrekking tot zijn effectenlease-overeenkomst met Dexia en dat Dexia dit wist, althans behoorde te weten. Het hof heeft vervolgens op verzoek van [eiser] tussentijds cassatieberoep opengesteld van dit tussenarrest.

3.2.5

Samengevat weergegeven, en voor zover in cassatie van belang, heeft het hof in zijn tussenarrest als volgt overwogen.

( a) Tussen partijen is niet in geschil dat op Dexia als aanbieder van de effectenleaseovereenkomst jegens [eiser] een zorgplicht rustte en dat zij deze plicht niet behoorlijk is nagekomen. Aldus heeft zij onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld en is zij aansprakelijk voor de door [eiser] dientengevolge geleden schade. Tussen partijen is evenmin in geschil dat de financiële positie van [eiser] ten tijde van het aangaan van de leaseovereenkomst toereikend was om zijn betalingsverplichtingen uit de leaseovereenkomst na te komen, mede met betrekking tot de mogelijke (maximale) restschuld. Partijen verschillen echter van mening over de verdeling van de schade als bedoeld in art. 6:101 BW. (rov. 4.7.5-4.7.7)

( b) Het hof heeft de stellingen van [eiser] verworpen:

- dat op Dexia ingevolge art. 28 en art. 33 van de Nadere regeling toezicht effectenverkeer 1999 (hierna: NR 1999) een onderzoeksplicht naar de beleggingsdoelstellingen van de cliënt, respectievelijk een informatieplicht rustte (rov.4.8.1-4.8.2),

- dat de onderhavige effectenleaseproducten beleggingstechnische gebreken hadden waarvoor Dexia een onervaren en ondeskundige afnemer zoals [eiser] in niet mis te verstane bewoordingen had moeten waarschuwen (rov. 4.9.1-4.9.5), en

- dat Dexia, aangenomen dat SpaarSelect jegens [eiser] als financieel adviseur is opgetreden en dat Dexia hiervan op de hoogte was of behoorde te zijn, aansprakelijk is voor het door SpaarSelect gegeven (ondeugdelijk) advies op grond van art. 6:171 BW, art. 6:76 BW of art. 6:172 BW (rov. 4.10.1-4.13.1).

( c) In art. 41 aanhef en onder d NR 1999 is bepaald dat een effecteninstelling zich met betrekking tot een (rechts)persoon (hierna ook: de instelling) waarop art. 21 lid 1 Wte 1995 van toepassing is, maar die niet is ingeschreven in het in dat lid bedoelde register, dient te onthouden van het van door deze instelling aangebrachte cliënten of cliëntenorders.
Nu vaststaat dat uit hoofde van art. 12 Vrijstellingsregeling Wte 1995 cliëntenremisiers zoals SpaarSelect, waren vrijgesteld van de vergunningplicht van art. 7 lid 1 Wte en dat SpaarSelect was ingeschreven in het desbetreffende register, mocht Dexia echter op de voet van art. 41, aanhef en onder d, NR 1999 de door SpaarSelect aangebrachte cliënten in beginsel accepteren en is in zoverre geen sprake van handelen in strijd met art. 41 NR 1995. (rov. 4.14.3)

( d) Uit de wetsgeschiedenis van de Wte 1995 blijkt dat louter advisering met betrekking tot effectentransacties niet onder de reikwijdte van het begrip effectenbemiddeling valt. Het geven van louter beleggingsadvies was dus ten tijde van het aangaan van de effectenlease-overeenkomst op of omstreeks 13 augustus 2001 niet ingevolge de Wte 1995 een vergunningsplichtige activiteit.

Uit art. 3 van de Richtlijn Beleggingsdiensten, de totstandkomingsgeschiedenis van de Wte 1995 en art. 12 lid 1 Vrijstellingsregeling Wte 1995, volgt echter dat het aan de effectenbemiddelaar die van de vergunningsplicht was vrijgesteld, zoals een cliëntenremisier als SpaarSelect, niet was toegestaan om nevendiensten te verrichten zoals het geven van beleggingsadviezen met betrekking tot effecten. Indien SpaarSelect haar werkzaamheden als effectenbemiddelaar niet heeft beperkt tot het aanbrengen van [eiser] als cliënt bij Dexia, maar zij [eiser] tevens heeft geadviseerd, heeft zij als effectenbemiddelaar meer gedaan dan haar was toegestaan op grond...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
209 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 23-000196-14. Gerechtshof Amsterdam, 2017-04-26
    • Nederland
    • Gerechtshof Amsterdam (Nederland)
    • 26 April 2017
    ...laste gelegde oplichting. Niet uitgesloten is echter te achten - in het licht van het arrest van de Hoge Raad van 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 - dat de vorderingen van de benadeelde partijen ook hun grondslag kunnen vinden in het onder feit 4 ten laste gelegde feit, welk feit het ......
  • Uitspraak Nº 6775823 \ CV EXPL 18-2435. Rechtbank Noord-Nederland, 2019-03-26
    • Nederland
    • Rechtbank Noord-Nederland (Neederland)
    • 26 March 2019
    ...had en dat Dexia de order in dat geval had moeten weigeren, sinds de arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016 ( [X] /Dexia, ECLI:NL:HR:2016:2012). De kantonrechter verwijst met betrekking tot dit verweer van Dexia naar de overwegingen 5.18 tot en met 5.22. van het vonnis van deze rech......
  • Uitspraak Nº KL 5917585 \ CV EXPL 17-3907 (E). Rechtbank Noord-Nederland, 2019-04-09
    • Nederland
    • Rechtbank Noord-Nederland (Neederland)
    • 9 April 2019
    ...had en dat Dexia de order in dat geval had moeten weigeren, sinds de arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016 ( [H] /Dexia, ECLI:NL:HR:2016:2012). De kantonrechter verwijst met betrekking tot dit verweer van Dexia naar de overwegingen 5.18 tot en met 5.22. van het vonnis van deze rech......
  • Uitspraak Nº CV EXPL 18-3553. Rechtbank Noord-Nederland, 2019-03-12
    • Nederland
    • Rechtbank Noord-Nederland (Neederland)
    • 12 March 2019
    ...diensten aan te bieden of te verrichten”. 4.11. In 2016 heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 2 september 2016 (Beckers/Dexia, ECLI:NL:HR:2016:2012) onder meer geoordeeld, samengevat weergegeven, dat indien een cliëntenremisier zich niet beperkt tot het aanbrengen van potentiële cliënten bi......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
209 sentencias
  • Uitspraak Nº 23-000196-14. Gerechtshof Amsterdam, 2017-04-26
    • Nederland
    • Gerechtshof Amsterdam (Nederland)
    • 26 April 2017
    ...laste gelegde oplichting. Niet uitgesloten is echter te achten - in het licht van het arrest van de Hoge Raad van 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 - dat de vorderingen van de benadeelde partijen ook hun grondslag kunnen vinden in het onder feit 4 ten laste gelegde feit, welk feit het ......
  • Uitspraak Nº 6775823 \ CV EXPL 18-2435. Rechtbank Noord-Nederland, 2019-03-26
    • Nederland
    • Rechtbank Noord-Nederland (Neederland)
    • 26 March 2019
    ...had en dat Dexia de order in dat geval had moeten weigeren, sinds de arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016 ( [X] /Dexia, ECLI:NL:HR:2016:2012). De kantonrechter verwijst met betrekking tot dit verweer van Dexia naar de overwegingen 5.18 tot en met 5.22. van het vonnis van deze rech......
  • Uitspraak Nº KL 5917585 \ CV EXPL 17-3907 (E). Rechtbank Noord-Nederland, 2019-04-09
    • Nederland
    • Rechtbank Noord-Nederland (Neederland)
    • 9 April 2019
    ...had en dat Dexia de order in dat geval had moeten weigeren, sinds de arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016 ( [H] /Dexia, ECLI:NL:HR:2016:2012). De kantonrechter verwijst met betrekking tot dit verweer van Dexia naar de overwegingen 5.18 tot en met 5.22. van het vonnis van deze rech......
  • Uitspraak Nº CV EXPL 18-3553. Rechtbank Noord-Nederland, 2019-03-12
    • Nederland
    • Rechtbank Noord-Nederland (Neederland)
    • 12 March 2019
    ...diensten aan te bieden of te verrichten”. 4.11. In 2016 heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 2 september 2016 (Beckers/Dexia, ECLI:NL:HR:2016:2012) onder meer geoordeeld, samengevat weergegeven, dat indien een cliëntenremisier zich niet beperkt tot het aanbrengen van potentiële cliënten bi......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT