Uitspraak Nº 14/04926. Hoge Raad, 2016-09-02

ECLIECLI:NL:HR:2016:2015
Docket Number14/04926
Date02 Septiembre 2016

2 september 2016

Eerste Kamer

14/04926

LZ

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,

EISERES tot cassatie,

advocaten: mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk en
mr. R.M. Hermans,

t e g e n

[verweerder] ,
wonende te [plaats] ,

VERWEERDER in cassatie,

advocaat: mr. E.H. van Staden ten Brink.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Dexia en [verweerder] .

1 Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

a. het vonnis in de zaak 719749/12-3198 van de kantonrechter te Bergen op Zoom van 17 april 2013;

b. het arrest in de zaak HD 200.129.702/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 17 juni 2014.

Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2 Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft Dexia beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

[verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.

De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.

De advocaat van [verweerder] heeft bij brief van 24 februari 2016 op de conclusie gereageerd. De advocaten van Dexia hebben datzelfde gedaan bij brief van 19 februari 2016.

De Hoge Raad heeft de brief van de advocaten van Dexia terzijde gelegd omdat deze niet een beknopte reactie op de conclusie bevat, maar grotendeels opmerkingen inhoudt die ook al konden worden aangevoerd bij schriftelijke toelichting.

3 Beoordeling van het middel
3.1

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

  • -

    i) Dexia is de rechtsopvolger van Bank Labouchere N.V., die ook handelde onder de naam Legio-Lease. Met Dexia wordt hierna ook Bank Labouchere N.V. bedoeld.

  • -

    ii) Op of omstreeks 30 maart 1998 heeft [verweerder] door tussenkomst van SpaarSelect B.V. (hierna: SpaarSelect) met Dexia twee effectenleaseovereenkomsten gesloten, genaamd Maximaal Rendement Effect (hierna ook: de leaseovereenkomsten).

  • -

    iii) Ingevolge de leaseovereenkomsten heeft [verweerder] twee maal een bedrag van f 51.309,03 van Dexia geleend waarmee effecten in vier fondsen zijn aangekocht. [verweerder] heeft deze effecten van Dexia geleased.
    Over het geleende bedrag was [verweerder] tijdens de looptijd van de leaseovereenkomsten (180 maanden) rente verschuldigd tot een bedrag van f 88.504,20 en administratiekosten van € 1.800,--. Deze bedragen vormden tezamen de leasesom van in totaal f 141.613,23.

  • -

    iv) De beide leaseovereenkomsten zijn op 14 juli 2005 tussentijds beëindigd. Op de door Dexia met ingang van de datum van beëindiging gemaakte eindafrekeningen is vermeld dat [verweerder] nog bedragen van € 8.754,16 en € 8.849,54 aan haar is verschuldigd. Deze bedragen zijn niet door [verweerder] voldaan.

( v) [verweerder] had op het moment van de beëindiging van de leaseovereenkomsten in totaal een bedrag van € 25.766,72 aan Dexia betaald.

  • -

    vi) Leaseproces B.V. heeft als gevolmachtigde van [verweerder] in een aan Dexia gerichte brief van 17 november 2006 op gronden als in die brief genoemd, de nietigheid van de leaseovereenkomsten ingeroepen.

  • -

    vii) [verweerder] is niet gebonden aan de door het gerechtshof Amsterdam bij beschikking van 25 januari 2007 (ECLI:NL:GHAMS:2007:AZ7033, NJ 2007/427) verbindend verklaarde WCAM-overeenkomst omdat hij tijdig een opt-out-verklaring heeft uitgebracht.

3.2.1

Dexia vordert in dit geding [verweerder] te veroordelen om aan haar te betalen een-derde gedeelte van zijn resterende schuld, te weten bedragen van € 2.917,76 en € 2.949,55, te vermeerderen met rente en kosten.

Dexia heeft erkend dat zij jegens [verweerder] is tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende zorgplicht. Zij heeft zich echter op het gesteld dat (de nakoming van) de leaseovereenkomst geen onaanvaardbaar zware financiële last opleverde voor [verweerder] . Daarom komt volgens het gangbaar geworden ‘hofmodel’ twee-derde gedeelte van de restschuld van [verweerder] voor haar rekening, en dient op grond van art. 6:101 BW een-derde gedeelte van die schuld voor rekening van [verweerder] te blijven.

3.2.2

[verweerder] heeft in conventie de vorderingen bestreden en subsidiair een beroep gedaan op verrekening daarvan met zijn tegenvordering op Dexia tot vergoeding van de schade die hij heeft geleden als gevolg van de onrechtmatige daad van Dexia, bestaande in de schending van haar tegenover hem bestaande zorgplicht. Hij heeft in dat verband gemotiveerd aangevoerd dat hem nauwelijks tot geen eigen schuld treft. [verweerder] heeft ook een vordering in reconventie ingesteld tot verklaring voor recht dat Dexia haar zorgplichten heeft geschonden en tot vergoeding van schade.

3.2.3

De kantonrechter heeft de vordering in conventie van Dexia afgewezen en de vordering van [verweerder] in reconventie toegewezen.

3.2.4

Het hof heeft overwogen [verweerder] te zullen toelaten tot het leveren van bewijs van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat SpaarSelect hem heeft geadviseerd met betrekking tot zijn effectenlease-overeenkomsten met Dexia en dat Dexia dit wist, althans behoorde te weten. Het hof heeft vervolgens op verzoek van [verweerder] tussentijds cassatieberoep opengesteld van dit tussenarrest.

3.2.5

Samengevat weergegeven, en voor zover in cassatie van belang, heeft het hof in zijn tussenarrest als volgt overwogen.

( a) Tussen partijen is niet in geschil dat op Dexia als aanbieder van de effectenleaseovereenkomsten jegens [verweerder] een zorgplicht rustte en dat zij deze plicht niet behoorlijk is nagekomen. Aldus heeft zij onrechtmatig jegens [verweerder] gehandeld en is zij aansprakelijk voor de door [verweerder] dientengevolge geleden schade. Tussen partijen is evenmin in geschil dat de financiële positie van [verweerder] ten tijde van het aangaan van de leaseovereenkomst van dien aard was dat voldoening van de leasetermijnen een onaanvaardbaar zware last op [verweerder] legde. Partijen verschillen echter van mening over de verdeling van de schade als bedoeld in art. 6:101 BW. (rov. 4.9.5-4.9.7)

( b) Het hof heeft de stellingen van [verweerder] verworpen:

- dat op Dexia ingevolge art. 28 en art. 33 van de Nadere regeling toezicht effectenverkeer 1999 (hierna: NR 1999) een onderzoeksplicht naar de beleggingsdoelstellingen van de cliënt, respectievelijk een informatieplicht rustte (rov. 4.10.1-4.10.3),
- dat de onderhavige effectenleaseproducten beleggingstechnische gebreken hadden waarvoor Dexia een onervaren en ondeskundige afnemer zoals [verweerder] in niet mis te verstane bewoordingen had moeten waarschuwen (rov. 4.11.1-4.11.5), en

- dat Dexia, aangenomen dat SpaarSelect jegens [verweerder] als financieel adviseur is opgetreden en dat Dexia hiervan op de hoogte was of behoorde te zijn, aansprakelijk is voor het door SpaarSelect gegeven (ondeugdelijk) advies op grond van art. 6:171 BW, art. 6:76 BW of art. 6:172 BW (rov. 4.12.1-4.15.3).

( c) In art. 41 aanhef en onder d NR 1999 is bepaald dat een effecteninstelling zich met betrekking tot een (rechts)persoon (hierna ook: de instelling) waarop art. 21 lid 1 Wte 1995 van toepassing is, maar die niet is ingeschreven in het in dat lid bedoelde register, dient te onthouden van het accepteren van door deze instelling aangebrachte cliënten of cliëntenorders. Nu vaststaat dat uit hoofde van art. 12 Vrijstellingsregeling Wte 1995 cliëntenremisiers zoals SpaarSelect, waren vrijgesteld van de vergunningplicht van art. 7 lid 1 Wte en dat SpaarSelect was ingeschreven in het desbetreffende register, mocht Dexia echter op de voet van art. 41, aanhef en onder d, NR 1999 de door SpaarSelect aangebrachte cliënten in beginsel accepteren en is in zoverre geen sprake van handelen in strijd met art. 41 NR 1995. (rov. 4.16.3-4.16.6)

( d) Uit de wetsgeschiedenis van de Wte 1995...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
75 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 18/04375. Hoge Raad, 2020-04-24
    • Nederland
    • 24 Abril 2020
    ...tegen dit arrest is verworpen, zie HR 29 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP4003. 4 HR 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 en ECLI:NL:HR:2016:2015. 5 Richtlijn 93/22/EEG van de Raad van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten, PbEU 1993, L......
  • Uitspraak Nº 200.144.476_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2018-07-03
    • Nederland
    • Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
    • 3 Julio 2018
    ...van de arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016 (het hierboven al geciteerde arrest ECLI:NL:HR:2016:2012, Becker- Dexia en ECLI:NL:HR:2016:2015, Dexia /Oerlemans) voor de beoordeling van onderhavig geschil. In haar akte van 1 november 2016 stelt Dexia dat [geïntimeerde] zich voor het ......
  • Uitspraak Nº 200.137.569_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2018-07-03
    • Nederland
    • Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
    • 3 Julio 2018
    ...akte uit te laten over de consequenties van de arresten van de Hoge Raad d.d. 2 september 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2012, Becker-Dexia en ECLI:NL:HR:2016:2015, Dexia/Oerlemans) voor de beoordeling van onderhavig geschil. In haar daartoe strekkende akte van 1 november 2016 heeft Dexia gesteld da......
  • Uitspraak Nº 200.226.689. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2019-10-01
    • Nederland
    • Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)
    • 1 Octubre 2019
    ...te stellen dan in deze richtlijn, meer in het bijzonder op het stuk van de vergunningsvoorwaarden (zie Hoge Raad 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2015, onder 3.6.4). Zoals dit hof eerder oordeelde in zijn arrest van 8 januari 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:111 en in zijn arresten van 25 juni 201......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
75 sentencias
  • Uitspraak Nº 18/04375. Hoge Raad, 2020-04-24
    • Nederland
    • 24 Abril 2020
    ...tegen dit arrest is verworpen, zie HR 29 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP4003. 4 HR 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 en ECLI:NL:HR:2016:2015. 5 Richtlijn 93/22/EEG van de Raad van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten, PbEU 1993, L......
  • Uitspraak Nº 200.144.476_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2018-07-03
    • Nederland
    • Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
    • 3 Julio 2018
    ...van de arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016 (het hierboven al geciteerde arrest ECLI:NL:HR:2016:2012, Becker- Dexia en ECLI:NL:HR:2016:2015, Dexia /Oerlemans) voor de beoordeling van onderhavig geschil. In haar akte van 1 november 2016 stelt Dexia dat [geïntimeerde] zich voor het ......
  • Uitspraak Nº 200.137.569_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2018-07-03
    • Nederland
    • Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
    • 3 Julio 2018
    ...akte uit te laten over de consequenties van de arresten van de Hoge Raad d.d. 2 september 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2012, Becker-Dexia en ECLI:NL:HR:2016:2015, Dexia/Oerlemans) voor de beoordeling van onderhavig geschil. In haar daartoe strekkende akte van 1 november 2016 heeft Dexia gesteld da......
  • Uitspraak Nº 200.226.689. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2019-10-01
    • Nederland
    • Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)
    • 1 Octubre 2019
    ...te stellen dan in deze richtlijn, meer in het bijzonder op het stuk van de vergunningsvoorwaarden (zie Hoge Raad 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2015, onder 3.6.4). Zoals dit hof eerder oordeelde in zijn arrest van 8 januari 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:111 en in zijn arresten van 25 juni 201......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT