Uitspraak Nº 14/210. College van Beroep voor het bedrijfsleven, 2016-04-21

ECLIECLI:NL:CBB:2016:109
Docket Number14/210
Date21 Abril 2016
CourtCollege van Beroep voor het bedrijfsleven (Nederland)

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 14/210

32100

uitspraak van de meervoudige kamer van 21 april 2016

in de zaken tussen

[naam 1] B.V. ( [naam 1] ) te [plaats] en

[naam 2] B.V. ( [naam 2] ) te [plaats] , appellanten

(gemachtigde: mr. ing. B.J.B. Boersma),

en

de Staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. P.J. Kooiman).

Procesverloop

Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen door verweerder aan hen gerichte facturen, gebaseerd op de Regeling Tarieven Plantenziektenwet (Regeling), waarmee de kosten van keuringen door medewerkers van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) van verweerders ministerie met betrekking tot exportzendingen van groenten en fruit naar de Russische Federatie (Rusland) in rekening zijn gebracht. Het betreft een aan [naam 1] gerichte factuur van 19 juni 2012 met een totaalbedrag van € 13.626,67 en een aan [naam 2] gerichte factuur van 19 oktober 2012 met een totaalbedrag van € 4.958,29 (facturen).

Bij besluit van 27 februari 2014 (bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van appellanten tegen de facturen ongegrond verklaard.

Appellanten hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 september 2015. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door voormelde gemachtigden. Namens appellanten zijn verder nog verschenen [naam 3] , [naam 4] , werkzaam bij [naam 8] , en [naam 5] , werkzaam bij de [naam 9] . Namens verweerder zijn verder nog verschenen [naam 6] en [naam 7] .

Overwegingen

1. Het College gaat uit van de volgende, voor dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1.

Appellanten zijn bedrijven in groothandel en im- en exporthandel van groente en fruit. Zij exporteren hun producten onder andere naar Rusland. In Nederland worden planten en plantaardige producten die zijn bestemd voor export gekeurd en gecertificeerd volgens het in Nederland geldende inspectiestelsel Plantkeur (exportkeuring). Van 2007 tot 2011 werden de exportkeuringen uitsluitend verricht door private keuringsdiensten en niet door de NVWA. Sinds mei 2010 stelt Rusland specifieke eisen aan de fytosanitaire exportinspecties en fytosanitaire certificering van groenten en fruit met als bestemming Rusland (Ruslandinspecties) en met name aan de status van de inspecteurs die die keuringen uitvoeren. Tot maart 2011 zijn de Ruslandinspecties uitgevoerd door inspecteurs van de Stichting Kwaliteits-Controle-Bureau (KCB). Sinds 15 maart 2011 accepteerde Rusland niet langer dat Ruslandinspecties werden uitgevoerd door een private keuringsdienst. Overname van deze inspecties door de NVWA was destijds noodzakelijk om te voorkomen dat de export naar Rusland niet meer mogelijk was en de hele branche hierdoor geraakt zou worden. Uitgangspunt van verweerder daarbij was dat de kosten die de NVWA voor de inspecties zou maken volledig aan de branche zouden worden doorberekend, evenals in de situatie dat het KCB de Ruslandinspecties zou blijven doen. In maart 2011 en op 1 april 2012 waren er elf, respectievelijk zestien gekwalificeerde inspecteurs van de NVWA die naast hun reguliere andere werkzaamheden bij de NVWA ook Ruslandinspecties zijn gaan verrichten. Meer gekwalificeerde inspecteurs waren er destijds niet beschikbaar. Het aantal voor Ruslandinspecties inzetbare inspecteurs is uiteindelijk uitgebreid tot twintig. Een verdere verhoging van dit aantal werd destijds gelet op de omvang van de vraag naar Ruslandinspecties niet wenselijk geacht. Per 1 maart 2013 worden de Ruslandinspecties weer verricht door inspecteurs van het KCB. Rusland accepteert sindsdien dat deze inspecteurs in de hoedanigheid van onbezoldigd medewerkers van de NVWA Ruslandinspecties verrichten.

1.2.

In de loop van 2011 is gebleken dat de toen geldende NVWA-tarieven niet kostendekkend waren voor de Ruslandinspecties. Verweerder heeft van december 2011 tot april 2012 overleg gevoerd met vertegenwoordigers van de branche over verhoging van de tarieven en het zo efficiënt mogelijk inrichten van het inspectieproces. Verweerder had daarbij de voorkeur om inspecties zo veel mogelijk centraal uit te voeren op enkele locaties. Dit zou de reistijd van de inspecteurs aanzienlijk hebben beperkt en daarmee de kosten. De branche gaf er echter de voorkeur aan om inspecties door het hele land bij de verschillende bedrijven te laten uitvoeren. Door de daardoor veroorzaakte lange aanrijtijden van de inspecteurs leidde dit tot een hoog starttarief van de inspecties. Verweerder heeft medio december 2011 aan de koepelorganisaties voor de branche [naam 8] (groenten en fruit) en de [naam 9] schriftelijk kenbaar gemaakt de tarieven per 1 februari 2012 kostendekkend in rekening te zullen brengen. Deze datum is vanwege overleg met deze organisaties uitgesteld tot 1 april 2012.

1.3.

De met de facturen in rekening gebrachte bedragen betreffen vergoedingen voor Ruslandinspecties, door de NVWA uitgevoerd in de maanden mei 2012 ( [naam 1] ), onderscheidenlijk juni, juli en augustus 2012 ( [naam 2] ), en berekend met toepassing van het tarief zoals dat, gelet op de Regeling van de staatssecretaris van (toen) Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 27 maart 2012, met ingang van 1 april 2012 is gaan gelden. In de facturen wordt bij de berekening van de tarieven onderscheid gemaakt tussen een basistarief per inspectieaanvraag en een inspectietarief per tijdseenheid. In het basistarief is de gemiddelde tijd verdisconteerd die een inspecteur nodig heeft om naar de inspectielocatie te rijden. Met ingang van 1 april 2012 is het basistarief van de NVWA voor exportkeuringen, vergeleken met het voordien geldende tarief, met ongeveer 325% verhoogd, te weten van

€ 49,75 naar € 211,75. Het inspectietarief is berekend naar rato van de gemiddelde tijd die nodig is om een inspectie uit te voeren.

1.4.

De gemachtigde van appellanten heeft namens verschillende ondernemingen, waaronder appellanten, bezwaar gemaakt tegen aan hen toegezonden facturen die, in ieder geval deels, zijn gebaseerd op het per 1 april 2012 geldende basistarief. Die bezwaren komen er in de kern samengevat op neer dat de wijziging van het tarief niet vroeg genoeg bekend is gemaakt, de verhoging van het tarief, gelet op de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof van Justitie) in de zaken Bakker Hillegom (2 mei 1990, C-111/89) en Bauhuis (25 januari 1977, C-46/76), een heffing van gelijke werking is die strijdig is met het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en de opbouw van het tarief onvoldoende transparant is.

1.5.

Verweerder heeft de bezwaren van appellanten tegen de facturen ongegrond...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT