Uitspraak Nº 14/562. College van Beroep voor het bedrijfsleven, 2016-07-14

ECLIECLI:NL:CBB:2016:221
Docket Number14/562
Date14 Julio 2016
CourtCollege van Beroep voor het bedrijfsleven (Nederland)

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 14/562

11201

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2016 in de zaak tussen [naam 1] , te [plaats] , appellant

(gemachtigde: mr. P. Stehouwer),

en

de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. P. Luschen).

Procesverloop

Bij besluit van 16 januari 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder de kosten van de bestuursrechtelijke handhaving voor een bedrag van € 21.618,54 bij appellant in rekening gebracht.

Bij besluit van 9 juli 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.

Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden. Ten aanzien van een aantal stukken die verweerder verplicht is over te leggen heeft hij meegedeeld dat uitsluitend het College daarvan kennis zal mogen nemen. Bij beslissing van 10 februari 2016 heeft het College beslist dat beperking van de kennisneming van deze stukken niet gerechtvaardigd is, bepaald dat deze stukken worden teruggezonden aan verweerder en verweerder verzocht binnen twee weken na 10 februari 2016 deze stukken aan het College en appellant toe te sturen.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2016. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen
1.1

Het College gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Op 27 maart 2013 heeft verweerder spoedbestuursdwang toegepast wegens overtreding door appellant van de artikelen 36 en 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, kort gezegd het benadelen van de gezondheid en het welzijn van dieren en het onthouden van de nodige zorg aan dieren. Verweerder heeft daarbij 39 schapen en 17 lammeren van appellant meegevoerd en opgeslagen. In het besluit waarbij de spoedbestuursdwang op schrift is gesteld is vermeld dat de schapen sterk vermagerd waren, huidaandoeningen hadden en niet waren voorzien van een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer. Uit de diergeneeskundige verklaring die is opgesteld naar aanleiding van de op het bedrijf van appellant op 27 maart 2013 uitgevoerde controle blijkt dat de schapen en de lammeren sterke jeuk hadden en dat dit duidt op een langdurige en ernstige schurftinfectie.

1.2

Op 28 maart 2013 heeft dierenarts [naam 2] ( [naam 2] ) de schapen en lammeren onderzocht. In de naar aanleiding hiervan opgestelde diergeneeskundige verklaring heeft [naam 2] geconstateerd dat alle dieren matig tot ernstige uitval van de wol vertonen en de ernstig aangetaste dieren huidbeschadigingen vertonen. [naam 2] heeft tevens per schaap de conditiescore bepaald, onder vermelding van de geconstateerde problemen. De conditiescores van deze dieren varieerden – op een schaal van 1 tot en met 5 waarbij de laagste score 1 is – tussen de 1 en 2,5.

1.3

Bij besluit van 10 april 2013 heeft verweerder de spoedbestuursdwang op schrift gesteld. Appellant heeft geen rechtsmiddelen aangewend tegen dat besluit.

1.4

Bij brief van 8 april 2013 heeft de Dienst Regelingen (DR) aan appellant meegedeeld dat zij voornemens is de schapen en lammeren op 15 april 2013 vrij te geven om de kosten van inbewaringname niet onnodig hoog te laten oplopen.

1.5

Bij brief van 17 april 2013 heeft de afdeling Bestuurlijke Handhaving Gwwd van de DR aan de afdeling IBG van de DR opdracht gegeven om per direct de procedure op te starten om een nieuwe houder/eigenaar te zoeken voor de in bewaring genomen schapen en lammeren door middel van verkoop. Mocht verkoop niet mogelijk zijn dan worden de dieren afgevoerd/overgedragen conform de geldende regelgeving/afspraken.

1.6

Op 20 juni 2013 zijn de schapen onderzocht door [naam 2] , die daarover het volgende verklaart:

“(…)

Zeker de helft van de schapen is nog niet voldoende in conditie. Dit is te wijten aan de zoogperiode ook een kwart van de lammeren heeft een tegenvallende conditie. (…)”

1.7

Op 22 juli 2013 verklaart [naam 2] over de dieren het volgende:

“Advies: volgende week opnieuw beoordelen of de ingestelde behandelingen hebben geholpen. Dan kan ook beoordeeld worden of de schapen voldoende hersteld zijn om de opvang te verlaten of dat er behandelingen nodig zijn zoals het behandelen van individuele dieren met antibiotica. Meer dan de helft van de dieren zullen dan echter nog niet op een conditie van 3 zitten en zullen nog een aantal weken nodig hebben om op het juiste gewicht te komen.”

1.8

Op 16 augustus 2013 verklaart [naam 2] het volgende:

“De groep lammeren heeft een goede korte termijn voedingstoestand en hebben geen diarree. De lange termijn conditie zit tussen de 2 en...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT