Uitspraak Nº 14/621. College van Beroep voor het bedrijfsleven, 2015-11-23

ECLIECLI:NL:CBB:2015:402
Docket Number14/621
Date23 Noviembre 2015
CourtCollege van Beroep voor het bedrijfsleven (Nederland)

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 14/621

4126

uitspraak van de meervoudige kamer van 23 november 2015 in de zaak tussen

1. Aldi Best B.V.te Best,

2. Aldi Roermond B.V.te Roermond,

3. Aldi Groenlo B.V.te Groenlo,

4. Aldi Culemborg B.V.te Culemborg,

5. Aldi Drachten B.V.te Drachten,

6. Aldi Ommen B.V.te Ommen,

7. Aldi Roosendaal B.V.te Roosendaal,

8. Aldi Zaandam B.V.te Zaandam,

9. Aldi Zoetermeer B.V.te Zoetermeer,

10. Goessens Wijnimport B.V.te Maastricht,
11. Metro Cash & Carry Nederland B.V., te Amsterdam,

appellanten,

(gemachtigden: mr. G.P. van Malkenhorst en drs. G. van Malkenhorst),

en

de minister van Economische Zaken, verweerder,

(gemachtigde: mr. G.A. Dictus).

Procesverloop

Verweerder heeft appellanten vanaf juli 2008 tot en met 11 december 2011 heffingsnota’s opgelegd.

Bij besluit van 13 september 2012 heeft verweerder het bezwaar van appellanten tegen deze heffingsnota’s gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 27 juni 2014 (zaaknummer 12/1005; ECLI:NL:CBB:2014:243) heeft het College het beroep van appellanten tegen dit besluit gedeeltelijk gegrond verklaard en verweerder opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.

Bij besluit van 21 juli 2014 heeft verweerder opnieuw op dit bezwaar van appellanten beslist.

Bij besluit van 29 juli 2014 (het bestreden besluit I) heeft verweerder beslist op het
bezwaar van appellanten tegen de na 11 december 2011 aan hen opgelegde heffingsnota’s.

Appellanten hebben tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld.

Bij besluit van 21 november 2014 (het bestreden besluit II) heeft verweerder opnieuw beslist op het bezwaar van appellanten tegen de na 11 december 2011 aan hen opgelegde heffingsnota’s.

Appellanten hebben de gronden van het beroep aangevuld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2015.

Appellanten hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door de heer Paulissen, werkzaam bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

Overwegingen

1. Per 1 januari 2015 is de Wet opheffing bedrijfslichamen in werking getreden (Stb. 2014, 571 en 576). Ingevolge artikel II, onderdeel D, van deze wet is hoofdstuk II van de Wet op de bedrijfsorganisatie vervallen en daarmee het stelsel van product- en bedrijfschappen opgeheven (zie ook: TK 2013-2014, 33 910, nr. 3, p. 8). Dit betekent dat het Productschap Wijn is opgeheven en dat verweerder per 1 januari 2015 in de plaats treedt van het productschap in wettelijke procedures en rechtsgedingen waarbij het productschap is betrokken.

2. Appellanten 1 t/m 9 zijn onderdeel van een supermarktketen. Zij betrekken wijnen via in het buitenland gevestigde leveranciers en verkopen die aan de consument. Appellante 10 is een groothandel in wijnen die levert aan slijterijen en wijnhandelaren. Appellante 11 exploiteert een zelfbedieningsgroothandel waar onder andere wijn wordt verkocht.

3.1

Verweerder heeft appellanten heffingen opgelegd op grond van – voor zover hier van belang – de Verordening W bestemmingsheffing wijn 2009 (Verordening bestemmingsheffing) en de Verordening W financieringsheffing wijn 2009 (Verordening financieringsheffing) zoals deze luidden ten tijde hier van belang.

3.2

Bij het bestreden besluit I heeft verweerder beslist dat het bezwaar van appellanten tegen de aan hen opgelegde heffingen, met de hierboven genoemde uitspraak van het College van 27 juni 2014 zonder voorwerp is geraakt. Verweerder heeft naar aanleiding van de brief van appellanten aan verweerder van 18 augustus 2014 appellanten alsnog gehoord over het bezwaarschrift en appellanten in de gelegenheid gesteld hun bezwaar aan te vullen. Bij het bestreden besluit II heeft verweerder het bestreden besluit I gedeeltelijk herzien en het bezwaar van appellanten ongegrond verklaard.

4. Appellanten hebben geen belang meer bij een zelfstandige beoordeling van het beroep tegen het bestreden besluit I. Het beroep tegen dat besluit zal het College daarom
niet-ontvankelijk verklaren. Het College zal het bestreden besluit II met toepassing van artikel 6:19 van de Algemene...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT