Uitspraak Nº 14/623, 14/624 en 15/469. College van Beroep voor het bedrijfsleven, 2016-05-10

ECLIECLI:NL:CBB:2016:105
Date10 Mayo 2016
Docket Number14/623, 14/624 en 15/469
CourtCollege van Beroep voor het bedrijfsleven (Nederland)

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 14/623, 14/624 en 15/469

22310

uitspraak van de meervoudige kamer van 10 mei 2016 op het hoger beroep van:

1. [naam 1], te Den Haag, appellant,

(gemachtigde: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos),

2. de stichting Stichting Obligatiehouders SNS, te Boekel, appellante,
(gemachtigde: mr. C.A. Doets),

3. de maatschap Maatschap Convertentie, te Eindhoven, appellante,

4. [naam 2] te Schaijk, appellant,

5. [naam 3], te Achim (Duitsland), appellant,

6. [naam 4] , te Achim (Duitsland), appellante,

7. [naam 5], te Brasschaat (België), appellant,

8. [naam 6], te Waalre, appellant,

9. [naam 7], te Amstelveen, appellante,

10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Juris Holding B.V., te Amsterdam, appellante,

11. [naam 8], te Abcoude, appellant,

12. [naam 9] te Amsterdam, appellant,

13. [naam 10], te Avenhorn, appellante
(gemachtigde: mr. N.J.F. Snoek),
hierna ook wel gezamenlijk: appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 31 juli 2014, kenmerk ROT 13/5478, ROT 13/5947 en ROT 13/5954, in het geding tussen

appellanten en een aantal anderenende naamloze vennootschap De Nederlandsche Bank N.V. (DNB)

(gemachtigde: mr. J. Bootsma).

Procesverloop in hoger beroep

Appellanten hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (rechtbank) van 31 juli 2014 (ECLI:NL:RBROT:2014:6522). Het hoger beroep van appellant sub 1 staat geregistreerd onder 14/623, dat van appellante sub 2 onder 14/624, en van appellanten sub 3 tot en met sub 13 onder 15/469.

DNB heeft een reactie gegeven op de hogerberoepsgronden van appellanten.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 februari 2016, alwaar de zaken gevoegd zijn behandeld. Appellant sub 1 is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De andere appellanten en DNB hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Grondslag van het geschil
1.1

Op grond van de gedingstukken gaat het College uit van de volgende feiten en omstandigheden.

1.2

Bij brief van 18 januari 2013 heeft DNB SNS Bank N.V. (SNS Bank) laten weten op grond van de uitkomsten van het Supervisory Review and Evaluation Process (SREP) 2012 voornemens te zijn de bank een maatregel op te leggen ex artikel 3:111a, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht (Wft).

1.3

Bij brief van 24 januari 2013 heeft DNB de minister van Financiën (minister) bericht voornemens te zijn SNS Bank genoemde maatregel op te leggen. Indien SNS Bank niet binnen de gestelde termijn aan de maatregel voldoet, is het niet langer verantwoord dat zij het bankbedrijf uitoefent. Omdat SNS Bank een systeemrelevante instelling is adviseert DNB de minister voorbereidingen te treffen om direct na het verstrijken van de termijn, voor zover aan de orde, gebruik te maken van zijn bevoegdheden van deel 6 van de Wft.

1.4

Bij besluit van 27 januari 2013 (het SREP-besluit) heeft DNB aan SNS Bank de maatregel opgelegd om uiterlijk 31 januari 2013 om 18.00 uur haar kernkapitaal met minimaal € 1,84 miljard te hebben aangevuld, althans een finale oplossing te presenteren die naar het oordeel van DNB een voldoende mate van zekerheid van slagen heeft, waarbij ten minste is vereist dat alle daarbij betrokken partijen zich aantoonbaar aan de gepresenteerde oplossing hebben gecommitteerd, en welke op korte termijn daadwerkelijk leidt tot aanvulling van het genoemde kapitaaltekort.

1.5

SNS Bank heeft niet aan de haar opgelegde maatregel voldaan.

1.6.

Bij besluit van 1 februari 2013 heeft de minister een besluit tot onteigening van effecten en vermogensbestanddelen van de naamloze vennootschap SNS REAAL N.V. (hierna: SNS REAAL) en SNS Bank en tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen bij SNS REAAL (het onteigeningsbesluit) genomen. Tegen dit besluit hebben (onder meer) appellanten beroep ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling).

1.7

Op 25 februari 2013 heeft de Afdeling uitspraak gedaan in de tegen het onteigeningsbesluit ingestelde beroepen (ECLI:NL:RVS:2013:BZ2265). Zij heeft de beroepen gegrond verklaard voor zover deze zich richtten tegen de “onteigening van alle verplichtingen en aansprakelijkheden van SNS REAAL N.V. of SNS Bank N.V., als vermeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel b, van dat besluit” en het besluit in zoverre vernietigd. Zij heeft de beroepen voor het overige ongegrond verklaard.

1.8

Op 26 februari 2013, 28 februari 2013, 6 maart 2013 en 8 maart 2013 hebben respectievelijk appellanten 9, 10, 12 en 13, appellant sub 1, appellanten 5, 6, 7, 8 en 11 en appellanten sub 2 en sub 4 tegen het SREP-besluit bezwaar gemaakt.

1.9

Bij verzoekschrift van 4 maart 2013 heeft de minister de ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam verzocht de schadeloosstelling voor de rechthebbenden ten aanzien van de bij het onteigeningsbesluit onteigende effecten en vermogensbestanddelen van SNS REAAL en SNS Bank vast te stellen.

1.10

Op 11 juli 2013 heeft de ondernemingskamer ten aanzien van het verzoek om schadeloosstelling een beschikking gegeven (ECLI:NL:GHAMS:2013:1966). Tegen deze beschikking is beroep in cassatie ingesteld.

1.11

Bij brief van 22 juli 2013 hebben SNS...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT