Uitspraak Nº 14_4097. Rechtbank Oost-Brabant, 2015-06-18

ECLIECLI:NL:RBOBR:2015:3474
Date18 Junio 2015
Docket Number14_4097
RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Bestuursrecht

zaaknummer: SHE 14/4097

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 juni 2015 in de zaak tussen [eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. F.G. van der Geld),

en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. P.C.A. Buskens).

Procesverloop

Bij besluit van 25 februari 2014 heeft verweerder eisers uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) met ingang van 1 juni 1997 beëindigd en het pensioen dat eiser sinds 1 september 2009 ontvangt op grond van de Algemene ouderdomswet (AOW) met ingang van 1 september 2009 herzien naar de norm voor samenwonenden.

Bij afzonderlijk besluit van 25 februari 2014 heeft verweerder de teveel betaalde Anw-uitkering over voormelde periode, alsmede het teveel betaalde AOW-pensioen over de periode van september 2009 tot en met november 2013 van eiser teruggevorderd ten bedrage van in totaal € 159.870,42.

Bij besluit van 10 oktober 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard, in die zin dat de Anw-uitkering met ingang van 30 juni 1997 wordt beëindigd. Omdat eiser als gevolg hiervan ten onrechte € 141.223,69 Anw-uitkering, € 17.385,73 AOW-pensioen en € 384,01 alleenstaande ouderenaftrek teveel heeft ontvangen, wordt in totaal € 158.993,43 teruggevorderd. Voor het overige heeft verweerder de bezwaren ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2015. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser ontving sinds 1 december 1987 een uitkering ingevolge de Algemene Weduwen en Wezenwet (AWW). Met ingang van 1 juli 1996 is in werking getreden de Anw, welke wet in de plaats is getreden van de AWW. In verband hiermee ontvangt eiser met ingang van 1 januari 1996 een nabestaandenuitkering op grond van de Anw. Dit bracht onder meer met zich mee dat de nabestaandenuitkering van eiser zou worden beëindigd indien hij zou gaan samenwonen. Vanaf die datum heeft eiser in verband hiermee regelmatig aan verweerder inlichtingen moeten verschaffen betreffende zijn woonsituatie.

2. Op het door verweerder in 2007 aan eiser toegestuurde inlichtingenformulier heeft eiser aangegeven dat [persoon A] sinds 1 januari 2002 woonruimte van hem huurde. In maart 2009 heeft eiser een AOW-uitkering aangevraagd. Op het aanvraagformulier heeft hij eveneens vermeld dat [persoon A] woonruimte van hem huurde. Bij een huisbezoek in april 2008 heeft eiser de rapporteur van de Svb verteld een strikt commerciële relatie te hebben met [persoon A]. Bij besluit van 11 mei 2009 is aan eiser AOW-pensioen toegekend met ingang van september 2009 en is zijn Anw-uitkering beëindigd met ingang van die maand.

3. In het kader van een heronderzoek in november 2013 heeft verweerder het kadaster geraadpleegd. Daarbij bleek dat eiser en [persoon A] gezamenlijk eigenaar zijn van de woning aan de [adres]. Op 5 november 2013 hebben twee rapporteurs van de afdeling Bijzonder Onderzoek van verweerder een huisbezoek afgelegd. Daarbij is gebleken dat eiser en [persoon A] op 3 juni 1997 een samenlevingsovereenkomst hebben gesloten, waarin is opgenomen dat zij sinds 30 mei 1997 samenleven. Voorts bleek dat eiser en [persoon A] een gezamenlijke bankrekening hebben en dat de kosten van het huishouden worden gedeeld. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 19 november 2013.

4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld - kort gezegd - dat eiser sinds 30 mei 1997 een gezamenlijke huishouding voert met [persoon A] aan de [adres]. Zij hebben sinds 3 juni 1997 een samenlevingsovereenkomst en gezamenlijk hoofdverblijf in dezelfde woning.

5. Eiser heeft gesteld dat hij en [persoon A] de samenlevingsovereenkomst destijds alleen maar hebben opgesteld om een hypotheek te kunnen verkrijgen. Van een affectieve relatie is maar heel kort sprake geweest, zo stelt eiser, in elk geval is daar al vanaf eind 1999 geen sprake meer van. Eiser betwijfelt of je kunt spreken van een geldende samenlevingsovereenkomst omdat het nooit werkelijk de bedoeling is geweest om financiële verplichtingen over en weer te scheppen, laat staan een gezamenlijke huishouding te voeren. Weliswaar was het beter geweest de samenlevingsovereenkomst formeel te ontbinden, maar omdat er nooit echt sprake is geweest van een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT