Uitspraak Nº 15/00168 en 15/00169. Gerechtshof Amsterdam, 2016-02-04

ECLIECLI:NL:GHAMS:2016:312
Docket Number15/00168 en 15/00169
Date04 Febrero 2016
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)
GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk AWB 15/00168 en 15/00169

4 februari 2016

uitspraak van de tiende enkelvoudige belastingkamer

op de hoger beroepen van

[X] te [Z] , belanghebbende,

tegen

de uitspraak in de zaken met kenmerk HAA 14/2894 en 14/3257 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) van 2 maart 2015 in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding
1.1.1.

De inspecteur heeft bij beschikking met dagtekening 28 april 2014 aan belanghebbende, vanwege het niet tijdig voldoen van loonheffing op aangifte over het tijdvak 1 februari 2014 tot en met 28 februari 2014 (hierna: het tijdvak februari 2014), een verzuimboete opgelegd van € 141 (hierna Boetebeschikking 1).

1.1.2.

De inspecteur heeft bij beschikking met dagtekening 23 mei 2014 aan belanghebbende, vanwege het niet tijdig voldoen van loonheffing op aangifte over het tijdvak 1 maart 2014 tot en met 31 maart 2014 (hierna: het tijdvak maart 2014), een verzuimboete opgelegd van € 141 (hierna Boetebeschikking 2).

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen Boetebeschikking 1 en 2. Bij (afzonderlijke) uitspraken op bezwaar van respectievelijk 13 juni 2014 en 30 juli 2014 heeft de inspecteur de bezwaren ongegrond verklaard en de verzuimboeten gehandhaafd.

1.3.

Bij uitspraak van 2 maart 2015 heeft de rechtbank de door belanghebbende ingestelde beroepen tegen de hiervoor onder 1.2 genoemde uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 13 april 2015. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten
2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin (evenals in de later in deze uitspraak geciteerde overwegingen van de rechtbank) aangeduid als ‘eiseres’.

“1. Eiseres heeft over het tijdvak januari 2014 aangifte loonheffingen gedaan. Eiseres heeft het op deze aangifte te betalen bedrag te laat betaald, op 3 maart 2014, maar voor het verlopen van de coulancetermijn van zeven dagen als beschreven in § 23, vierde lid, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB). Met dagtekening 24 maart 2014 is een “Mededeling verzuim” aan eiseres verstuurd zonder oplegging van een verzuimboete.

Eiseres heeft op 6 maart 2014 over het tijdvak februari 2014 aangifte loonheffingen gedaan van een te betalen bedrag van € 4.721. Eiseres heeft dit bedrag op 1 april 2014 betaald, één dag na de uiterste betaaldatum, zijnde 31 maart 2014.

Eiseres heeft op 4 april 2014 over het tijdvak maart 2014 aangifte loonheffingen gedaan van een te betalen bedrag van eveneens € 4.721. Eiseres heeft dit bedrag op 2 mei 2014 betaald, twee dagen na de uiterste betaaldatum, zijnde 30 april 2014.

2. ING Bank heeft eiseres op 2 juni 2014 het volgende geschreven:

(U geeft) aan dat een periodieke overboeking naar de Belastingdienst soms niet verwerkt kan worden doordat een automatische spaaropdracht eerder wordt verwerkt. (…) Wij betreuren het ongemak dat dit veroorzaakt, maar kunnen geen specifieke volgorde van verwerking garanderen.

Over een werkdag vinden er verschillende boekingsgangen plaats waarbinnen diversen interne en externe boekingen worden uitgevoerd. De tijdstippen waarop deze boekingen worden verwerkt kunnen wijzigen.

Om zeker te zijn dat beide opdrachten verwerkt worden kunt u een dag tussen de beide opdrachten in plannen. U kunt beide opdrachten wijzigen in Mijn ING Zakelijk internetbankieren.”

Nu tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat het Hof ook van die feiten uit, waarbij het aan het onder 2 opgenomen citaat het woord ‘niet’ toevoegt tussen de woorden ‘spaaropdracht’ en ‘eerder’.

Het Hof voegt aan de feitenvaststelling door de rechtbank de volgende feiten toe.

2.2.

Op belanghebbendes betaalrekening stond op het moment dat belanghebbende de ingehouden loonheffing over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 30 januari 2014 (hierna: het tijdvak januari 2014) op aangifte diende af te dragen, onvoldoende tegoed.

2.3.

Belanghebbende had voor het op aangifte afdragen van de ingehouden loonheffing over het tijdvak januari 2014 een tweetal betalingsopdrachten - digitaal - aan de ING Bank verstrekt. Volgens de ene betalingsopdracht zou er een bedrag van de spaarrekening van belanghebbende overgeboekt worden naar de betaalrekening van belanghebbende. Volgens de andere opdracht zou de op aangifte af te dragen loonheffing voor het tijdvak januari 2014 overgeboekt worden van de betaalrekening van belanghebbende naar de rekening van de belastingdienst. Belanghebbende veronderstelde dat de eerst vermelde opdracht als eerste zou worden uitgevoerd.

De ING bank heeft daarentegen laatstgenoemde betalingsopdracht als eerste ter hand genomen. Omdat er op dat moment onvoldoende saldo op de betaalrekening van belanghebbende stond, is deze betalingsopdracht niet uitgevoerd.

2.4.

Mutatis mutandis heeft dezelfde gang van zaken als onder 2.2. en 2.3 geschetst, zich voorgedaan bij het op aangifte afdragen van loonheffing over respectievelijk het tijdvak februari 2014 en het tijdvak maart 2014.

3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft het beroep van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT