Uitspraak Nº 15/01370. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2017-01-20

ECLIECLI:NL:GHSHE:2017:191
Docket Number15/01370
Date20 Enero 2017
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Kenmerk 15/01370

20 januari 2017

uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] , belanghebbende

tegen de uitspraak van 4 november 2015 in de zaak met nummer AWB 15/966 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding
1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 9 januari 2013 voor het jaar 2008 aan belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: de aanslag) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.637 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 88.255. Gelijktijdig is bij beschikking € 1.313 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft de inspecteur bij uitspraak 9 januari 2015 de aanslag en beschikking heffingsrente gehandhaafd.

1.3.

De rechtbank heeft bij uitspraak van 4 november 2015 op het beroep van belanghebbende als volgt beslist:

“De rechtbank:

- verklaart het beroep ongegrond;

- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.000.”

1.4.

Belanghebbende heeft op 14 december 2015 tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft op 26 oktober 2016 een nader stuk ingediend en dat bij brief van 27 oktober 2016 aangevuld. Beide stukken zijn in afschrift aan de inspecteur verzonden.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld:

“2.1. Belanghebbende en zijn echtgenote zijn eigenaar van een aantal onroerende zaken die zij verhuren. Het betreft de volgende panden:

- [adres 1] 10 te [woonplaats]

- [adres 2] 56 te [woonplaats]

- [adres 3] 66 te [woonplaats]

- [adres 4] 26 te [woonplaats]

- [adres 4] 26a te [woonplaats]

- [adres 5] 2 te [A]

2.2.

In 2000 heeft bij belanghebbende een boekenonderzoek plaatsgevonden. Daarbij zijn ook de

in 2.1 genoemde onroerende zaken, met uitzondering van [adres 5] 2, onderwerp van

gesprek geweest. In het rapport dat naar aanleiding van dit onderzoek is opgesteld is onder meer

het volgende opgenomen:
“1. Reikwijdte van het onderzoek
Onderzocht en in dit rapport opgenomen is de aanvaardbaarheid van de aangiften:

- Inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 1997 en 1998
- Premie Waz 1998
- Vermogensbelasting 1998 en 1999
(…)
5 Vermogensbelasting
5.1. Overige onroerende zaken
Belastingplichtige en/of zijn echtgenote bezitten naast de eigen woning nog meer onroerende zaken. Het betreft drie verhuurde woonhuizen, 21 verhuurde garageboxen en een bedrijfspand (…).
Voor de vermogensbelasting geldt als waarderingsmaatstaf voor de overige onroerende zaken de waarde in het economische verkeer. Mijn uitgangspunt was om de waarde van deze onroerende zaken tenminste te stellen op de WOZ-waarde. Belastingplichtige was het hier absoluut niet mee eens en wilde uitgaan van een vast percentage (60 a 70%) van de WOZ-waarde. Ik heb vervolgens opdracht gegeven aan onze afdeling waardebepaling om de waarde in het economische verkeer van deze onroerende zaken vast te stellen. Deze heeft tot tweemaal toe contact opgenomen met belastingplichtige, waarbij geen concrete datum voor deze taxatie vastgesteld is. Daarom heb ik met belastingplichtige afgesproken (…) om bij het vaststellen van de aanslag uit te gaan van de WOZ-waardes.

(…)

7. Slotopmerkingen

(…)

Belastingplichtige gaat akkoord met de correcties, met uitzondering van de correctie onder punt 5.1 van dit rapport. (…) Inmiddels is de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1999/vermogensbelasting 2000 ingediend. De conclusies uit dit boekenonderzoek zullen ook gevolgen hebben voor die aangifte.

7.1.

Afspraak

Met belastingplichtige is afgesproken om bij het vaststellen van de aanslag vermogensbelasting voor de waarde van het overig onroerend goed uit te gaan van de WOZ-waarde. Ik ben bereid om ambtshalve deze waardes te verminderen tot door onze afdeling waardebepaling vastgestelde waardes. Belastingplichtige dient daartoe wel tijdig (binnen 6 weken) na datering van de aanslag bezwaar te maken.”

2.3.

Namens de inspecteur heeft [B] RT, taxateur van de Belastingdienst op 5 oktober 2005 de panden door middel van een zichttaxatie getaxeerd. In zijn taxatierapporten van 25 januari 2006 heeft de taxateur de volgende panden per onder meer 1 januari 2004 en 1 januari 2005 getaxeerd en wel op de volgende bedragen:

Object

1-1-2004

1-1-2005

[adres 1] 10 te [woonplaats]

€ 127.000

€ 130.000

[adres 2] 56 te [woonplaats]

€ 108.000

€ 110.000

[adres 3] 66 te [woonplaats]

€ 342.000

€ 350.000

[adres 4] 26a te [woonplaats]

€ 76.000

€ 78.000

[adres 4] garages

€ 234.000

€ 238.000

Totaal

€ 887.000

€ 906.000

[adres 4] 26 is enkel getaxeerd per 1 januari 2001 en wel op € 315.000.

2.4.

De rechtbank heeft in de door belanghebbendes echtgenote gevoerde procedure tegen de aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2003 de waarde per 31 december 2003 van het pand [adres 5] 2, te [A] vastgesteld op € 251.000. In hoger beroep noch in cassatie is dit oordeel vernietigd.

2.5.

Belanghebbende heeft bij de aangifte IB/PVV 2008 de panden tot zijn bezittingen gerekend als bedoeld in artikel 5.3 Wet IB 2001. In de aangifte zijn de volgende waarden opgenomen:

Object

1-1-2008

31-12-2008

[adres 1] 10 te [woonplaats]

€ 50.274

€ 51.531

[adres 2] 56 te [woonplaats]

€ 64.033

€ 65.634

[adres 3] 66 te [woonplaats]

€ 140.244

€ 143.750

[adres 4] 26, 26a en garages te [woonplaats]

€ 327.067

€ 335.244

[adres 5] 2 te [A]

€ 264.445

€ 271.056

Totaal

€ 846.063

€ 867.215

2.6.

De inspecteur is afgeweken van de aangifte. Volgens de inspecteur dienen de volgende waardes te worden meegenomen in het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen. De inspecteur heeft de aanslag overeenkomst[ig] deze waardes vastgesteld:

Object

1-1-2008

31-12-2008

[adres 1] 10 te [woonplaats]

€ 151.000

€ 138.000

[adres 2] 56 te [woonplaats]

€ 127.000

€ 116.000

[adres 3] 66 te [woonplaats]

€ 410.000

€ 375.000

[adres 4] 26 te [woonplaats]

€ 355.000

€ 356.000

[adres 4] 26a te [woonplaats]

€ 90.000

€ 82.000

[adres 4] garages te [woonplaats]

€ 277.000

€ 253.000

[adres 5] 2 te [A]

€ 298.000

€ 272.000

Totaal

€ 1.708.000

€ 1.592.000

2.7.

De inspecteur heeft bij de uitspraken op bezwaar de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.”

2.2.

Nu partijen tegen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT