Uitspraak Nº 15/03573. Hoge Raad, 2017-02-07

ECLIECLI:NL:HR:2017:40
Docket Number15/03573
Date07 Febrero 2017

7 februari 2017

Strafkamer

nr. S 15/03573

ES/LBS

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 9 juni 2015, nummer 23/004228-14, in de strafzaak tegen:

[verdachte] , gevestigd te [vestigingsplaats] .

1 Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft P.M. van Russen Groen, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat deze op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2 De bestreden uitspraak
2.1.

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

"zij op of omstreeks 25 september 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, als vervoerder (vanaf luchthaven Minneapolis Paul International (Minnesota) met vluchtnummer [001] ) door wiens tussenkomst de vreemdeling, genaamd [betrokkene 1] , geboren [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] , aan een buitengrens of binnen het grondgebied van Nederland werd gebracht, niet de nodige maatregelen heeft genomen en/of niet het toezicht heeft gehouden dat redelijkerwijs van haar kon worden gevorderd om te voorkomen dat door die vreemdeling niet werd voldaan aan artikel 5, eerste lid, onder a, van de Schengengrenscode of artikel 3, eerste lid, onder a van de Vreemdelingenwet 2000, immers was voornoemde vreemdeling in het bezit van een document voor grensoverschrijding/paspoort waarin het benodigde visum ontbrak."

2.2.

Daarvan is bewezenverklaard dat:

"zij op 25 september 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer als vervoerder vanaf luchthaven Minneapolis Saint Paul International, Minnesota, met vluchtnummer [001] , door wiens tussenkomst de vreemdeling, genaamd [betrokkene 1] , geboren [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] , binnen het grondgebied van Nederland werd gebracht, niet de nodige maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat door die vreemdeling niet werd voldaan aan artikel 5, eerste lid, onder a, van de Schengengrenscode en artikel 3, eerste lid, onder a van de Vreemdelingenwet 2000, immers was voornoemde vreemdeling in het bezit van een document voor grensoverschrijding, een paspoort, waarin het benodigde visum ontbrak."

2.3.

Deze bewezenverklaring steunt op het volgende bewijsmiddel:

"Een proces-verbaal van 25 september 2013, opgemaakt door opsporingsambtenaar [verbalisant] (bijlage nr. 1).

Dit proces-verbaal houdt voor zover van belang en zakelijk weergegeven in als bevindingen van verbalisant:

Op 25 september 2013 was ik belast met de inreiscontrole van het Schengengebied. Ik voerde deze taak uit op de Aankomstpost Schengen op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. Tijdens genoemde dienst werd de inreis verzocht door de vreemdeling genaamd [betrokkene 1] , geboortedatum [geboortedatum] 1991, geboorteplaats [geboorteplaats] , Iraanse nationaliteit.

De vreemdeling verklaarde: Ik ben op 24 september 2013 vertrokken vanaf de luchthaven Minneapolis (het hof begrijpt: Saint) Paul International, Minnesota, onder vluchtnummer [001] van [verdachte] met bestemming Amsterdam, alwaar ik op 25 september 2013 ben aangekomen. Ik ben door [verdachte] ingecheckt met de documenten welke ik u ter inreis heb aangeboden.

Ik zag een nationaal paspoort van Iran. Dit was niet voorzien van een geldig C-visum/Schengenvisum. Ik, verbalisant, zag nadat ik het gehele paspoort van voornoemde vreemdeling had onderzocht, geen enkel Schengenvisum."

2.4.

Het Hof heeft het bewezenverklaarde gekwalificeerd als "overtreding van een voorschrift bepaald bij art. 4, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000" en de verdachte te dier zake veroordeeld tot een geldboete van € 4000,-.

3 Wettelijk kader

Voor de beoordeling van de middelen zijn de volgende bepalingen van belang, zoals die golden ten tijde van het bewezenverklaarde feit.

- Art. 4 Vreemdelingenwet 2000:

"1. De vervoerder door wiens tussenkomst de vreemdeling aan een buitengrens of binnen het grondgebied van Nederland wordt gebracht, neemt de nodige maatregelen en houdt het toezicht dat redelijkerwijs van hem kan worden gevorderd om te voorkomen dat door de vreemdeling niet wordt voldaan aan artikel 5, eerste lid, onder a of b, van de Schengengrenscode of aan artikel 3, eerste lid, onder a, van deze wet.

2. De vervoerder kan worden verplicht om een afschrift te nemen van het op de vreemdeling betrekking hebbende document voor grensoverschrijding en dit ter hand te stellen aan de ambtenaren belast met de grensbewaking.

3. De vervoerder, bedoeld in het eerste lid, kan ten behoeve van de grensbewaking en het tegengaan van illegale immigratie worden verplicht passagiersgegevens of gegevens omtrent de bemanning te verzamelen en te verstrekken aan de ambtenaren belast met de grensbewaking.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de toepassing van het eerste tot en met het derde lid. Daarbij kan ter uitvoering van een verdrag of een bindende EU-rechtshandeling worden afgeweken van artikel 2:13, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

5. Het eerste tot en met het derde lid zijn ook van toepassing op iedere vervoerder die zich buiten Nederland schuldig maakt aan schending van de in die leden bedoelde verplichtingen."

- Art. 3, eerste lid onder a, Vreemdelingenwet 2000:

"In andere dan de in de Schengengrenscode geregelde gevallen, wordt toegang tot Nederland geweigerd aan de vreemdeling die:

a. niet in het bezit is van een geldig document voor grensoverschrijding, dan wel in het bezit is van een document voor grensoverschrijding waarin het benodigde visum ontbreekt."

- Art. 108, tweede lid, Vreemdelingenwet 2000:

"Overtreding van een voorschrift, vastgesteld bij of krachtens artikel 4, eerste tot en met derde lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de vierde categorie."

- Art. 5, eerste lid onder a en b, van de Schengengrenscode:

"Toegangsvoorwaarden voor onderdanen van derde landen

1. Voor onderdanen van derde landen gelden de volgende toegangsvoorwaarden voor een verblijf van ten hoogste drie maanden per periode van zes maanden:

a) in het bezit zijn van één of meer geldige reisdocumenten of documenten die recht geven op grensoverschrijding;

b) indien vereist op grond van Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, in het bezit zijn van een geldig visum, behalve indien zij houder zijn van een geldige verblijfsvergunning."

- Par. A1/9 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (A):

"Zorgplicht

Een vervoerder moet zijn personeel zodanig instrueren, dat controle van reisdocumenten plaatsvindt bij het inchecken en bij vertrek naar Nederland. Onder het personeel van de vervoerder valt het personeel dat onder zijn verantwoordelijkheid bepaalde formaliteiten verricht. Het personeel...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
4 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 18/183 en 18/991. College van Beroep voor het bedrijfsleven, 2019-06-18
    • Nederland
    • College van Beroep voor het bedrijfsleven (Nederland)
    • 18 juni 2019
    ...zorgplicht die aan de orde is in de arresten van de Hoge Raad van 11 juli 2000 (ECLI:NL:HR:2000:AA6456) en 7 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:40), biedt de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 14 van de Wta geen grond om aan te nemen dat de wetgever ervan is uitgegaan dat, bijzondere omsta......
  • Uitspraak Nº 18/184 en 18/992. College van Beroep voor het bedrijfsleven, 2019-06-18
    • Nederland
    • College van Beroep voor het bedrijfsleven (Nederland)
    • 18 juni 2019
    ...zorgplicht die aan de orde is in de arresten van de Hoge Raad van 11 juli 2000 (ECLI:NL:HR:2000:AA6456) en 7 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:40), biedt de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 14 van de Wta geen grond om aan te nemen dat de wetgever ervan is uitgegaan dat, bijzondere omsta......
  • Uitspraak Nº 16/7329. Rechtbank Rotterdam, 2017-12-20
    • Nederland
    • 20 december 2017
    ...de rechtbank niet tot een ander oordeel. De arresten van de Hoge Raad van 11 juli 2000 (ECLI:NL:HR:2000:AA6456) en 7 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:40) zien op de in de Vreemdelingenwet respectievelijk de Vreemdelingenwet 2000 neergelegde verplichting van een vervoerder de nodige maatregele......
  • Uitspraak Nº 17/7332. Rechtbank Rotterdam, 2017-12-20
    • Nederland
    • 20 december 2017
    ...de rechtbank niet tot een ander oordeel. De arresten van de Hoge Raad van 11 juli 2000 (ECLI:NL:HR:2000:AA6456) en 7 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:40) zien op de in de Vreemdelingenwet respectievelijk de Vreemdelingenwet 2000 neergelegde verplichting van een vervoerder de nodige maatregele......
4 sentencias
  • Uitspraak Nº 18/183 en 18/991. College van Beroep voor het bedrijfsleven, 2019-06-18
    • Nederland
    • College van Beroep voor het bedrijfsleven (Nederland)
    • 18 juni 2019
    ...zorgplicht die aan de orde is in de arresten van de Hoge Raad van 11 juli 2000 (ECLI:NL:HR:2000:AA6456) en 7 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:40), biedt de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 14 van de Wta geen grond om aan te nemen dat de wetgever ervan is uitgegaan dat, bijzondere omsta......
  • Uitspraak Nº 18/184 en 18/992. College van Beroep voor het bedrijfsleven, 2019-06-18
    • Nederland
    • College van Beroep voor het bedrijfsleven (Nederland)
    • 18 juni 2019
    ...zorgplicht die aan de orde is in de arresten van de Hoge Raad van 11 juli 2000 (ECLI:NL:HR:2000:AA6456) en 7 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:40), biedt de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 14 van de Wta geen grond om aan te nemen dat de wetgever ervan is uitgegaan dat, bijzondere omsta......
  • Uitspraak Nº 16/7329. Rechtbank Rotterdam, 2017-12-20
    • Nederland
    • 20 december 2017
    ...de rechtbank niet tot een ander oordeel. De arresten van de Hoge Raad van 11 juli 2000 (ECLI:NL:HR:2000:AA6456) en 7 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:40) zien op de in de Vreemdelingenwet respectievelijk de Vreemdelingenwet 2000 neergelegde verplichting van een vervoerder de nodige maatregele......
  • Uitspraak Nº 17/7332. Rechtbank Rotterdam, 2017-12-20
    • Nederland
    • 20 december 2017
    ...de rechtbank niet tot een ander oordeel. De arresten van de Hoge Raad van 11 juli 2000 (ECLI:NL:HR:2000:AA6456) en 7 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:40) zien op de in de Vreemdelingenwet respectievelijk de Vreemdelingenwet 2000 neergelegde verplichting van een vervoerder de nodige maatregele......

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT