Uitspraak Nº 15/04667. Hoge Raad, 2017-11-10

ECLIECLI:NL:HR:2017:2820
Docket Number15/04667
Date10 Noviembre 2017

10 november 2017

nr. 15/04667

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 8 september 2015, nr. 13/00544, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. AWB 12/5482) betreffende aan belanghebbende uitgereikte uitnodigingen tot betaling van antidumpingrechten. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Na het verstrijken van de voor de motivering van het beroep in cassatie gestelde termijn heeft belanghebbende nog een geschrift ingediend. Op dit stuk slaat de Hoge Raad geen acht.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

De Hoge Raad heeft partijen in kennis gesteld van zijn voornemen het Hof van Justitie van de Europese Unie te verzoeken een prejudiciële beslissing te geven. Belanghebbende heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, gereageerd op de aan partijen in concept voorgelegde vraagstelling.

2 Beoordeling van de middelen Uitgangspunten in cassatie
2.1.1.

Belanghebbende drijft internationaal handel in stalen en ijzeren bevestigingsmiddelen. Met het oog op verkoop in de Europese Unie koopt zij deze producten onder meer in bij fabrikanten en leveranciers, gevestigd in het Verre Oosten waaronder China, Maleisië en Taiwan.

2.1.2.

Bij Verordening (EG) nr. 91/2009 van 26 januari 2009 (Pb 2009, L 29, blz. 1; hierna: Vo. (EG) nr. 91/2009) heeft de Raad met ingang van 1 februari 2009 een definitief antidumpingrecht ingesteld op bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van post 7318 van de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: de GN) van oorsprong uit de Volksrepubliek China. Belanghebbende is nadien soortgelijke bevestigingsmiddelen gaan kopen van twee in Maleisië gevestigde leveranciers, te weten [A] (hierna: [A]) en [B] (hierna: [B]).

2.1.3.

Bij Verordening (EU) nr. 966/2010 van 27 oktober 2010 (Pb 2010, L 282, blz. 29; hierna: Vo. (EU) nr. 966/2010) is besloten een onderzoek te starten naar mogelijke ontwijking van de bij Vo. (EG) nr. 91/2009 ingestelde antidumpingmaatregelen. Blijkens Vo. (EU) nr. 966/2010 beschikte de Commissie op dat moment over voorlopig bewijsmateriaal dat de hiervoor bedoelde antidumpingmaatregelen werden ontweken door overlading in Maleisië. Volgens de preambule van deze verordening gaat het om een significante verandering in het handelspatroon van de uitvoer uit China en Maleisië naar de Unie na de instelling van de antidumpingmaatregelen waarvoor – behoudens de instelling van het recht – geen voldoende reden of verklaring was. Voorts beschikte de Commissie blijkens Vo. (EU) nr. 966/2010 over aanwijzingen dat de corrigerende werking van de geldende antidumpingmaatregelen werd ondermijnd, gezien de hoeveelheid en de prijs van de vanuit Maleisië verzonden bevestigingsmiddelen.

Ingevolge Vo. (EU) nr. 966/2010 moeten de douaneautoriteiten de invoer van de in artikel 1 Vo. (EU) nr. 966/2010 aangewezen soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen registreren.

2.1.4.

In de periode 29 oktober 2010 tot en met 4 augustus 2011 heeft belanghebbende in Nederland 32 aangiften gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van stalen bevestigingsmiddelen, ingedeeld onder post 7318 van de GN. Als land van oorsprong van deze bevestigingsmiddelen is Maleisië in de aangiften vermeld. Het gaat om bevestigingsmiddelen die belanghebbende heeft ingekocht bij [A] en [B] . Bij elke aangifte heeft belanghebbende een geldig certificaat van oorsprong, Formulier A, overgelegd.

De douaneautoriteiten hebben deze bevestigingsmiddelen voor het vrije verkeer vrijgegeven zonder antidumpingrechten te heffen.

2.1.5.

De Commissie heeft na de bekendmaking van Vo. (EU) nr. 966/2010 de autoriteiten van China en Maleisië, de producenten-exporteurs en handelaren in die landen, de haar bekende importeurs in de Unie, onder wie belanghebbende, en de bedrijfstak van de Unie officieel van de opening van het onderzoek in kennis gesteld. Het onderzoekstijdvak bestreek de periode van 1 januari 2008 tot en met 30 september 2010.

Onder anderen [A] en [B] hebben zich ten behoeve van het bedoelde onderzoek bij de Commissie gemeld en een vragenlijst van de Commissie beantwoord. Belanghebbende heeft zich als ‘interested party’ bij de Commissie gemeld. Belanghebbende heeft gesteld dat zij alle door de Commissie gevraagde informatie heeft verstrekt.

2.1.6.

Bij brief van 26 mei 2011 heeft de Commissie haar voorlopige bevindingen van het onderzoek aan belanghebbende gezonden. Belanghebbende heeft binnen de haar gestelde termijn op 13 juni 2011 schriftelijk gereageerd op deze brief (hierna: de reactie).

2.1.7.

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 723/2011 van de Raad van 18 juli 2011 (Pb EU 2011, L 194, blz. 6; hierna: Vo. (EU) nr. 723/2011) heeft de Raad het ingestelde definitieve antidumpingrecht op bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China uitgebreid tot aangewezen soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen (hierna: de aangewezen bevestigingsmiddelen), verzonden uit Maleisië en al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië. Voor deze producten geldt het standaardtarief van het ingestelde definitieve antidumpingrecht. De bevestigingsmiddelen die belanghebbende van [A] en [B] heeft betrokken, zijn niet van heffing vrijgesteld.

2.1.8.

Na de inwerkingtreding van Vo. (EU) nr. 723/2011 heeft de Inspecteur bij belanghebbende een controle na invoer ingesteld. Tijdens deze controle heeft hij de oorsprong van de door belanghebbende ingevoerde goederen niet (nader) onderzocht. Hij heeft vervolgens van belanghebbende bij in één geschrift vervatte uitnodigingen tot betaling met dagtekening 17 januari 2012, in totaal € 587.802,20 aan antidumpingrechten geheven.

De oordelen van het Hof

2.2.1.

Het Hof heeft het standpunt van belanghebbende verworpen dat Vo. (EU) nr. 723/2011 door het Hof van Justitie van de Europese Unie ongeldig moet worden verklaard. Voor zover in cassatie van belang heeft het Hof over de daartoe door belanghebbende aangevoerde gronden geoordeeld als volgt.

2.2.2.

De omstandigheid dat vanuit Maleisië mogelijk ook bevestigingsmiddelen naar de Europese Unie zijn geëxporteerd met Maleisische oorsprong staat naar het oordeel van het Hof niet eraan in de weg dat de antidumpingmaatregelen voor bevestigingsmiddelen van oorsprong uit China zijn uitgebreid tot bevestigingsmiddelen verzonden uit Maleisië. Hierbij heeft het Hof overwogen dat de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel 1994 geen afspraken bevat over de vaststelling van maatregelen ter voorkoming van ontwijking van ingestelde antidumpingrechten en dat de Unie zelfstandig in een regeling tot bestrijding van ontwijking van antidumpingrechten heeft voorzien in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009, betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (Pb 2009, L 343, blz. 51; hierna: de Basisverordening). In de in artikel 13 van de Basisverordening voorziene procedure ter bestrijding van ontwijking van antidumpingrechten is, aldus het Hof, geen plaats voor individuele behandeling van producenten.

2.2.3.

Het Hof heeft voorts geoordeeld dat de Commissie niet was gehouden te onderzoeken of binnen de Unie sprake was van schade als gevolg van de invoer van bevestigingsmiddelen vanuit Maleisië, omdat de Commissie had vastgesteld dat de corrigerende werking van het recht werd ondermijnd.

2.2.4.

Het argument dat de reactie niet ten minste tien werkdagen voorafgaand aan de vergadering van het Raadgevend Comité op 15 juni 2011 aan dit comité ter beschikking is gesteld, heeft het Hof verworpen op de grond dat agendapunten regelmatig door een comité worden doorgeschoven en dat daarom niet vaststaat dat die reactie tijdens het overleg van het Raadgevend Comité op 15 juni 2011 is besproken. Het verslag van de desbetreffende bijeenkomst van het Raadgevend Comité behoort, aldus het Hof, niet tot de gedingstukken.

2.3.

De middelen zijn gericht tegen de hiervoor in 2.2.1 tot en met 2.2.4 weergegeven oordelen.

Middel 1

2.4.

Middel 1 richt zich tegen het hiervoor in 2.2.2 weergegeven oordeel van het Hof. Het middel betoogt - onder verwijzing naar in het bijzonder artikel 13 gelezen in samenhang met artikel 1 van de Basisverordening - dat het toepassen van de bij Vo. (EU) nr. 723/2011 ingestelde antidumpingmaatregelen voor bevestigingsmiddelen met een Chinese oorsprong niet is geoorloofd voor vanuit Maleisië verzonden bevestigingsmiddelen die het resultaat zijn van be- of verwerkingen in Maleisië die toereikend zijn om volgens de bepalingen van het Communautair douanewetboek (hierna: het CDW) de niet-preferentiële oorsprong Maleisië te verkrijgen.

2.5.

Met betrekking tot middel 1 wordt het volgende overwogen.

2.5.1.

Artikel 1 van Vo. (EU) nr. 723/2011 luidt – voor zover in cassatie van belang - als volgt:

“1. Het definitieve antidumpingrecht voor „alle andere ondernemingen” dat bij artikel 1, lid 2, van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
2 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 15/04667 bis. Hoge Raad, 2019-11-29
    • Nederland
    • 29 november 2019
    ...overzicht van het geding in cassatie tot aan het door de Hoge Raad in dit geding gewezen arrest van 10 november 2017, nr. 15/04667, ECLI:NL:HR:2017:2820, wordt verwezen naar dat arrest, waarbij de Hoge Raad aan het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft verzocht een prejudiciële beslis......
  • Uitspraak Nº 20/00408. Gerechtshof Amsterdam, 2022-03-29
    • Nederland
    • Gerechtshof Amsterdam (Nederland)
    • 29 maart 2022
    ...rechten voor zonnepanelen verzonden vanuit Taiwan te voorkomen. Dit volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 10 november 2017, nr. 15/04667, ECLI:NL:HR:2017:2820, r.o. 2.5.9, slotalinea, waarin de Hoge Raad het volgende heeft geoordeeld: “Met de doelstelling van artikel 13 van de Basisvero......
2 sentencias
  • Uitspraak Nº 15/04667 bis. Hoge Raad, 2019-11-29
    • Nederland
    • 29 november 2019
    ...overzicht van het geding in cassatie tot aan het door de Hoge Raad in dit geding gewezen arrest van 10 november 2017, nr. 15/04667, ECLI:NL:HR:2017:2820, wordt verwezen naar dat arrest, waarbij de Hoge Raad aan het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft verzocht een prejudiciële beslis......
  • Uitspraak Nº 20/00408. Gerechtshof Amsterdam, 2022-03-29
    • Nederland
    • Gerechtshof Amsterdam (Nederland)
    • 29 maart 2022
    ...rechten voor zonnepanelen verzonden vanuit Taiwan te voorkomen. Dit volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 10 november 2017, nr. 15/04667, ECLI:NL:HR:2017:2820, r.o. 2.5.9, slotalinea, waarin de Hoge Raad het volgende heeft geoordeeld: “Met de doelstelling van artikel 13 van de Basisvero......

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT