Uitspraak Nº 15.089458.20. Rechtbank Noord-Holland, 2020-07-28

ECLIECLI:NL:RBNHO:2020:5691
Date28 Julio 2020
Docket Number15.089458.20
CourtRechtbank Noord-Holland (Neederland)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 15/089458-20 (P)

Uitspraakdatum: 28 juli 2020

Tegenspraak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 juli 2020 in de zaak tegen:

[verdachte 1]

[geboortedatum]

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres Smeet 1, 1551 NG te Westzaan,

gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie

mr. A. Verlinden en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.M. Neervoort, advocaat te Den Helder, naar voren hebben gebracht.

1 Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

Feit 1

Primair

Hij op of omstreeks 31 maart 2020 te Julianadorp, althans in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht door

- op zeer korte afstand van de voordeur van de woning gelegen aan de [adres];

- na het raam van die voordeur te hebben ingegooid met een steen;

- open vuur in aanraking te brengen met (motor)benzine, althans met een brandbare stof;

ten gevolge waarvan brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de woning en/of de houten schutting in de voortuin aan de [adres] te Julianadorp, en/of aangrenzende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor [slachtoffers], in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffers], in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;

Subsidiair

hij op of omstreeks 31 maart 2020 te Julianadorp, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk het raam van de voordeur van de woning aan de [adres] en/of de tussendeur van die woning en/of de plavuizen in de hal van die woning, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt, door een (bak)steen door het raam van de voordeur van genoemde woning te gooien;

Feit 2

hij op of omstreeks 31 maart 2020 te Julianadorp, althans in Nederland [slachtoffers] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting, door die [slachtoffers], nadat hij aan de voorkant van de woning gelegen aan de [adres] brand had gesticht, dreigend de woorden toe te voegen "ik kom terug om de achterzijde in brand te steken" en/of “”nu is het de voorkant, de achterkant volgt”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

2 Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3 Beoordeling van het bewijs
3.1.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat verdachte ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde feit partieel moet worden vrijgesproken van het mede ten laste gelegde veroorzaken van levensgevaar.

3.2.

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde voor zover het betreft het daarin opgenomen veroorzaken van levensgevaar. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het enkele feit dat de bewoners thuis waren onvoldoende is om uit te gaan van levensgevaar. In het proces-verbaal sporenonderzoek is vastgesteld dat de brand op ongeveer 60 centimeter van de woning heeft gewoed, dat geen brandbare stof in de hal van de woning is aangetroffen en dat geen sprake is van hitte inwerking op het deurblad en kozijn. Tot slot heeft zij betoogd dat geen sprake was van enige wind en dat verdachte op enkele meters afstand van de woning heeft gewacht en de brand in de gaten heeft gehouden, om te kunnen ingrijpen als het uit de hand zou lopen. Samenvattend stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat door de brandstichting slechts gemeen gevaar voor goederen te duchten was.

Ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

3.3

Oordeel van de rechtbank

3.3.1

Redengevende feiten en omstandigheden

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.

3.3.2

Bewijsmotivering

Met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde feit overweegt de rechtbank als volgt.

Levensgevaar

De bewijsmiddelen houden in dat [slachtoffers] ten tijde van de brandstichting lagen te slapen in de woning aan het [adres] te Den Helder. Verder blijkt uit de bewijsmiddelen dat de brand op een afstand van ongeveer 60 centimeter van de voordeur heeft gewoed en dat sprake is geweest van vlammen van aanzienlijke hoogte. Uit het proces-verbaal sporenonderzoek volgt dat, hoewel op het deurblad en het kozijn geen hitte inwerking werd gezien, vlammen door de vernielde voordeur in de hal terecht hadden kunnen komen, waarna een branduitbreiding naar de rest van de woning had kunnen plaatsvinden. Op grond van deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was dat de brand zich in de woning zou uitbreiden en dat daarmee tevens levensgevaar te duchten was voor de slapende bewoners.

Gemeen gevaar voor aangrenzende woningen

De woning is een hoekwoning van een rij woningen. Gelet deze ligging is de rechtbank van oordeel dat door de brandstichting gevaar voor aangrenzende woningen te duchten was.

3.4.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair en onder 2 ten laste feiten heeft begaan, met dien verstande dat:

Feit 1 primair

Hij op 31 maart 2020 te Julianadorp opzettelijk brand heeft gesticht door

- op zeer korte afstand van de voordeur van de woning gelegen aan de [adres];

- na het raam van die voordeur te hebben ingegooid met een steen;

- open vuur in aanraking te brengen met motorbenzine;

ten gevolge waarvan brand is ontstaan en daarvan gemeen gevaar voor de woning en de houten schutting in de voortuin aan de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT